ECLI:NL:RBNNE:2024:2470

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
11045798 \ AR VERZ 24-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Noorderpoort en een werknemer, hierna te noemen [verweerster]. De werknemer was sinds 11 november 2019 arbeidsongeschikt en had zich herhaaldelijk niet laten zien voor gesprekken met de bedrijfsarts, ondanks meerdere oproepen van de werkgever. De werkgever, Stichting Noorderpoort, had eerder een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV, maar deze was afgewezen vanwege het ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet in staat was om haar werkzaamheden te verrichten en dat er geen uitzicht op herstel was binnen 26 weken. Hierdoor was er sprake van langdurige arbeidsongeschiktheid, wat een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst vormt volgens artikel 7:669 lid 3 sub b van het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, waarbij de ontbinding is vastgesteld op 13 juli 2024. Tevens is er een transitievergoeding toegewezen aan de werknemer, ondanks het feit dat de werkgever stelde dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dit verwijtbare handelen, en heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer / rekestnummer: 11045798 \ AR VERZ 24-22
Beschikking van 13 juni 2024
in de zaak van
STICHTING NOORDERPOORT,
te Groningen,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Noorderpoort,
gemachtigde: mr. G.N. Paanakker,
en
[verweerster],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van Noorderpoort met 15 producties, ingekomen ter griffie op 12 april 2024,
- de mondelinge behandeling van 30 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Daarbij waren namens Noorderpoort aanwezig mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] , bijgestaan door mr. Paanakker voornoemd. [verweerster] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 augustus 1991 in dienst getreden bij Noorderpoort, alwaar zij laatstelijk werkzaam was als Docent LC, tegen een brutosalaris van € 5.229,00 per maand bij een volledige fte op basis van een dienstverband van 0,7 fte.
2.2.
Op 11 november 2019 heeft [verweerster] zich - wederom - ziek gemeld.
2.3.
Na 104 weken ziekte is door het UWV geoordeeld dat Noorderpoort niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan en is een loonsanctie opgelegd tot
7 november 2022.
2.4.
Op 28 september 2022 heeft de bedrijfsarts een actueel oordeel gegeven voor de WIA-aanvraag. Daaruit volgt dat [verweerster] niet kan werken, ook niet in de toekomst en voorts dat er geen benutbare mogelijkheden voor passende arbeid zijn.
2.5.
In het arbeidsdeskundig rapport van 11 mei 2023 heeft de arbeidsdeskundige het arbeidsongeschiktheidspercentage van [verweerster] bepaald op 50,43% en vastgesteld dat zij haar eigen werk niet meer kan doen.
2.6.
Op 12 mei 2023 is aan [verweerster] een WIA-uitkering toegekend, met ingang van
7 november 2022.
2.7.
Op 20 juli 2023 heeft Noorderpoort een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
2.8.
Bij brief van 11 augustus 2023 heeft het UWV aangegeven deze aanvraag niet in behandeling te nemen, vanwege het ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts zoals gesteld in artikel 7:669 lid 3 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.9.
Noorderpoort heeft [verweerster] vervolgens bij herhaling opgeroepen voor een gesprek met de bedrijfsarts, laatstelijk bij brief van 20 februari 2024. [verweerster] heeft aan geen van die oproepen gehoor gegeven. Sinds februari 2024 kan Noorderpoort geen contact meer krijgen met [verweerster] .
2.10.
Noorderpoort heeft op 15 maart 2024 wederom een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
2.11.
Het UWV heeft in haar beslissing van 20 maart 2024 de toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen geweigerd. Het UWV heeft daarbij aangegeven te begrijpen dat het ontbreken van een adequate verklaring van de bedrijfsarts het gevolg is van de opstelling van [verweerster] , maar dat zij echter vanwege het ontbreken van een dergelijke verklaring genoodzaakt is te concluderen dat zij niet kan beoordelen of [verweerster] kan herstellen voor het eigen of aangepaste werk binnen 26 weken.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Noorderpoort verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen Noorderpoort en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden wegens het bestaan van een redelijke grond;
II. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
III. voor recht te verklaren dat aan [verweerster] geen transitievergoeding toekomt in verband met ernstig verwijtbaar handelen/nalaten aan haar zijde;
IV. [verweerster] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
Noorderpoort legt aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair ten grondslag dat er sprake is van langdurige arbeidsongeschiktheid van [verweerster] (artikel 7:669 lid 3 sub b BW), subsidiair verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] (artikel 7:669 lid 3 sub e BW), meer subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW) en nog meer subsidiair beroept zij zich op de 'restcategorie' van artikel 7:669 lid 3 sub h BW. Volgens Noorderpoort ligt herplaatsing niet in de rede in verband met de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] en is er sprake van verwijtbaar handelen of nalaten in de zin van artikel 7:669 lid 1 jo. 3 sub e BW. Vanwege dat laatste heeft [verweerster] evenmin recht op de wettelijke transitievergoeding (artikel 7:673 lid 7 BW).
3.3.
Van [verweerster] is (in of buiten) rechte geen verweer bekend geworden.

4.De beoordeling

Geen opzegverbod
4.1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of sprake is van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod. Daarvan is niet gebleken.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.2.
Noorderpoort heeft haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair gegrond op langdurige arbeidsongeschiktheid van [verweerster] , als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub b BW. Gelet op artikel 7:671b lid 1 sub b BW kan op die grond een ontbindingsverzoek worden gedaan, omdat het UWV in haar beslissing van 20 maart 2024 heeft geweigerd om aan Noorderpoort op die grond toestemming te geven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.3.
Artikel 7:669 lid 3 sub b BW bepaalt dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden als sprake is van ziekte of gebreken van de werknemer waardoor hij niet meer in staat is de bedongen arbeid te verrichten, mits de periode, bedoeld in artikel 7:670 BW leden 1 en 11, is verstreken en aannemelijk is dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden en dat hij binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan verrichten. Daarnaast is voor de ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.4.
[verweerster] is vanaf 11 november 2019 arbeidsongeschikt, zodat de periode van ten minste twee jaren arbeidsongeschiktheid in artikel 7:670 lid 1 BW inmiddels (ruimschoots) is verstreken.
4.5.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of aannemelijk is dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden bij [verweerster] en dat zij binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan verrichten. Noorderpoort heeft in dit verband verwezen naar het actuele oordeel van de bedrijfsarts van 28 september 2022. Daaruit blijkt volgens Noorderpoort dat [verweerster] niet kan werken (in de toekomst). Volgens Noorderpoort is toen ook vastgesteld dat er geen benutbare mogelijkheden zijn voor passende arbeid.
Gelet hierop bestaat er volgens Noorderpoort geen enkele aanleiding te vermoeden dat de belastbaarheid is toegenomen en dat aannemelijk moet worden geacht dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden en/of dat [verweerster] binnen die termijn kan worden herplaatst in een passende functie.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat [verweerster] het actuele oordeel van de bedrijfsarts uit 2022 niet heeft weersproken. Met Noorderpoort is de kantonrechter van oordeel dat daaruit voldoende blijkt dat aannemelijk is dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden bij [verweerster] en dat zij binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan verrichten. Dat wordt inmiddels naar het oordeel van de kantonrechter ook wel bevestigd door de omstandigheid dat [verweerster] nog immer ziek is en er geen herstel heeft plaatsgevonden. [verweerster] is - ook na de tweede afwijzing bij het UWV - bij herhaling opgeroepen voor een gesprek met de bedrijfsarts, maar steeds niet verschenen. Sinds februari van dit jaar reageert [verweerster] in het geheel niet meer op dergelijke oproepen, zo heeft Noorderpoort onweersproken gesteld. Dat Noorderpoort, als gevolg hiervan, geen nieuw of herzien actueel oordeel kan overleggen, komt voor rekening en risico van [verweerster] en betekent voorts dat in het kader van deze procedure nog steeds kan worden uitgegaan van het actuele oordeel uit 2022 als meest actuele oordeel.
4.7.
Gelet op het voorgaande ligt herplaatsing van [verweerster] ook niet in de rede.
4.8.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub b BW. Voor de datum van de ontbinding dient een opzegtermijn van drie maanden in acht te worden genomen zo heeft Noorderpoort onweersproken gesteld. Verminderd met de duur van deze procedure en rekening houdend met een opzegtermijn van ten minste een maand (artikel 7:671b lid 9 aanhef en sub a BW), zal de datum van ontbinding worden bepaald op 13 juli 2024.
Transitievergoeding
4.9.
Noorderpoort stelt dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] , maar daarvan is de kantonrechter niet (voldoende) gebleken. [verweerster] reageert, zo staat wel vast, niet (adequaat) op oproepen van de bedrijfsarts, maar dat heeft mogelijk een medische oorzaak, hetgeen Noorderpoort min of meer ook wel erkent. Anderzijds wil de kantonrechter de ogen niet sluiten voor de omstandigheid dat Noorderpoort hierdoor schade lijdt, doordat zij - zo is ter zitting toegelicht - verplicht is pensioenpremie voor [verweerster] af te (blijven) dragen. Bij een dergelijke stand van zaken ziet de kantonrechter aanleiding om aansluiting te zoeken bij de (maximale) transitievergoeding zoals bepaald in artikel 7:673 e lid 1 onderdeel a BW. Noorderpoort heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling de bereidheid uitgesproken een transitievergoeding van een dergelijke omvang aan [verweerster] te willen betalen. De kantonrechter zal om die reden aan [verweerster] een transitievergoeding toewijzen van het bedrag dat de werkgever op grond van artikel 7:673 BW, voor aftrek van de kosten, bedoeld in artikel 7:673, lid 6 BW, aan de werknemer verschuldigd zou zijn bij het beëindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 7:670, lid 1, onderdeel a BW. Dit betekent tevens dat de in het verzoekschrift onder III verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.10.
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
13 juli 2024;
5.2.
veroordeelt Noorderpoort tot betaling aan [verweerster] van het bedrag dat de werkgever op grond van artikel 7:673 BW, voor aftrek van de kosten, bedoeld in artikel 7:673, lid 6 BW, aan de werknemer verschuldigd zou zijn bij het beëindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 7:670, lid 1, onderdeel a BW;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.
342/JSB