Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
13 juli 2024;
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Noorderpoort en een werknemer, hierna te noemen [verweerster]. De werknemer was sinds 11 november 2019 arbeidsongeschikt en had zich herhaaldelijk niet laten zien voor gesprekken met de bedrijfsarts, ondanks meerdere oproepen van de werkgever. De werkgever, Stichting Noorderpoort, had eerder een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV, maar deze was afgewezen vanwege het ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet in staat was om haar werkzaamheden te verrichten en dat er geen uitzicht op herstel was binnen 26 weken. Hierdoor was er sprake van langdurige arbeidsongeschiktheid, wat een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst vormt volgens artikel 7:669 lid 3 sub b van het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, waarbij de ontbinding is vastgesteld op 13 juli 2024. Tevens is er een transitievergoeding toegewezen aan de werknemer, ondanks het feit dat de werkgever stelde dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dit verwijtbare handelen, en heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.