ECLI:NL:RBNNE:2024:2459

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/18/24/177 en C/18/24/178 R
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling; afwijzing eerdere ingangsdatum

In deze zaak hebben verzoekers, geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ), een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek is behandeld op 30 mei 2024, waarbij verzoekers in aanwezigheid van hun twee zoons zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om deze procedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt. De rechtbank oordeelt dat het verzoekschrift voldoet aan de gestelde eisen en dat verzoekers in een toestand verkeren waarin zij hebben opgehouden te betalen of redelijkerwijs niet in staat zijn om hun schulden te voldoen. Daarom worden verzoekers toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.

Echter, het verzoek om een eerdere ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling wordt afgewezen. De rechtbank overweegt dat de wetgeving en het procesreglement vereisen dat aan bepaalde verplichtingen is voldaan, waaronder de inspannings- en afdrachtplicht. Verzoekers hebben niet aangetoond dat zij aan deze verplichtingen voldoen, met name omdat zij niet fulltime werken en er geen onderbouwing is voor de stelling dat verzoekster niet fulltime kan werken vanwege de thuissituatie. De rechtbank wijst het verzoek af en stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 12 juni 2024.

De rechtbank benoemt mr. D.W.J. Vinkes tot rechter-commissaris en geeft de bewindvoerder, mr. V.L. van Wieringen, de opdracht om aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen te openen. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
zaaknummers: C/18/24/177 R en C/18/24/178 R

vonnis van 12 juni 2024

[verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum'] te [plaats] ( [land] ),

en
[verzoeker 2], geboren op [geboortedatum'] te [plaats] ( [land] ),
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
hebben een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter zitting van 30 mei 2024. Daarbij zijn verzoekers, in bijzijn van hun twee zoons, gehoord.

BEOORDELING

Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 2015/848 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt.
Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekers verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zullen kunnen voortgaan met betaling van hun schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. Verzoekers zullen daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Ingangsdatum looptijd van de schuldsaneringsregeling
Ten aanzien van de ingangsdatum van de looptijd van de schuldsaneringsregeling overweegt de rechtbank als volgt. Verzoekers hebben een verzoek gedaan om een eerdere ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken (procesreglement) is uitgewerkt wat de wetgever lijkt te hebben bedoeld met de aangepaste wettekst van artikel 349a lid 1 Faillissementswet wat betreft de termijn van de schuldsaneringsregeling die kan ingaan ‘op de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling’. De rechtbank gaat ervan uit dat met ‘aflossing’ wordt gedoeld op ‘afdracht’ ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers en dan volgens de tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling geldende normen, zoals ook in het procesreglement is opgenomen. Om voor toewijzing van dit verzoek in aanmerking te komen moet ook aan de verplichtingen zijn voldaan zoals deze gedurende de schuldsaneringsregeling van toepassing zijn, specifiek gaat het om de inspannings- en de afdrachtplicht. De inspanningsplicht houdt in dat verzoekers zesendertig uur moeten werken en/of vier keer per maand solliciteren, dan wel dat zij kunnen aantonen (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt te zijn. De afdrachtplicht houdt in dat maximaal afgedragen wordt aan de boedel, rekening houdend met het Vrij te laten bedrag (hierna: Vtlb).
De Volkskredietbank Noord-Oost Groningen (hierna: VKB) heeft voor verzoekers het schuldhulpverleningstraject verzorgd. Ter toelichting van het verzoek om een eerdere ingangsdatum heeft de VKB het volgende geschreven: ‘toen de schuldregeling werd opgestart lag er beslag op het inkomen (PW uitkering). Er werd toen niet gereserveerd. Later bleek dat de heer kort daarna een baan had gevonden. I.o.m. de budgetbeheerder is toen bij de aanvraag Wsnp besloten een eenmalig bedrag naar de boedel over te boeken.’ Er is een bedrag van € 2.700,00 gereserveerd en de hoogte van dit bedrag is gebaseerd op wat verzoekers op dat moment konden missen.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting blijkt voorts dat verzoeker een arbeidscontract van 32 uur heeft en daarnaast een opleiding volgt. Verzoekster is momenteel bezig met het inburgeringsexamen en loopt een aantal uur per week stage. De twee minderjarige kinderen van verzoekers hebben begeleiding nodig, met name de jongste zoon, die kampt met trauma’s.
Een eerdere ingangsdatum (een ingangsdatum vóór de dag van de WSNP-uitspraak) betekent dat vanaf die eerdere datum de WSNP-regeling met de daaraan verbonden WSNP-verplichtingen gaat gelden. Een van die WSNP-verplichtingen is de afdrachtplicht, die onder meer inhoudt dat maandelijks het verschil tussen de netto inkomsten van een schuldenaar en het Vtlb aan de boedel moet worden afgedragen, ofwel - in termen van de wetgever - wordt afgelost. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus achtereenvolgend maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het Vtlb. In de situatie van verzoekers is dat niet het geval. De rechtbank stelt vast dat de VKB aan het verzoek tot een eerdere ingangsdatum geen datum van eerste aflossing heeft gekoppeld, maar enkel een eenmalige inleg. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet een eenmalige inleg niet aan het criterium van ’maandelijks afdragen’. Het is bovendien niet de bedoeling dat de rechtbank aan de hand van overgelegde Vtlb-berekeningen zelf met terugwerkende kracht moet nagaan met hoeveel maanden afdracht het eenmalig gereserveerde bedrag overeenkomt.
De rechtbank stelt bovendien vast dat zij ook ten aanzien van de inspanningsplicht niet kan vaststellen dat verzoekers hieraan hebben voldaan. Verzoekers werken beiden niet fulltime. Dat - met name voor verzoekster - zou gelden dat zij niet fulltime zou(den) kunnen werken in verband met de thuissituatie is in het geheel niet met stukken onderbouwd.
De rechtbank wijst daarom het verzoek af en stelt de ingangsdatum van de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling vast op 12 juni 2024.

BESLISSING

De rechtbank:
­ spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker 1] ,
geboren op [geboortedatum'] te [plaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ;
en
[verzoeker 2] ,
geboren op [geboortedatum'] te [plaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ;
­ wijst het verzoek tot het bepalen van een eerdere ingangsdatum af;
­ benoemt tot rechter-commissaris mr. D.W.J. Vinkes,
en tot bewindvoerder mr. V.L. van Wieringen,
gevestigd te Postbus 604, 9700 AP Groningen;
­ geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Baarsma en in het openbaar uitgesproken op
12 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.