ECLI:NL:RBNNE:2024:2451

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
18-291777-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak wegens onvoldoende bewijs van medeplichtigheid

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan brandstichting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De zaak kwam ter terechtzitting op 14 juni 2024, waar de verdachte, geboren in 2008, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. van Dijk. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

De tenlastelegging betrof het opzettelijk stichten van brand op of omstreeks 19 juni 2023 in de gemeente Oldambt, waarbij de verdachte zijn aansteker aan medeverdachten had gegeven. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, maar veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf van 50 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak van beide tenlasteleggingen.

De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte zijn aansteker aan een medeverdachte had gegeven, onvoldoende was voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan brandstichting. Er was geen bewijs dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de medeverdachten brand zouden stichten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ook van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid moest worden vrijgesproken.

Daarnaast had de benadeelde partij, een bedrijf, zich gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van 2.245.000 euro. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering, omdat het feit niet bewezen was. De vordering kon alleen bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.291777.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [woonplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Dijk, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door ((eerst) met een aansteker/gasbrander) open vuur in aanraking te brengen met (een) matras(sen) en/of (zit)kus(sens) en/of hout, in elk geval met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten een/het (oude) pand/gebouw (van [bedrijf] en/of (thans) van [bedrijf] ) (aan de [adres] aldaar) en/of de inboedel van dat pand/gebouw en/of (een) belendend(e) perce(e)l(en) (/woonhui(s)(zen)) (en/of de inboedel daarvan) en/of het om- en/of tussenliggende terrein, en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de bewoner(s) van/ aanwezigen in dat/die belendend(e) perce(e)l(en) (/woonhui(s)(zen)) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of [medeverdachte] op of omstreeks 19 juni 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,) opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door ((eerst) met een aansteker/gasbrander) open vuur in aanraking te brengen met (een) matras(sen) en/of (zit)kus(sens) en/of hout, in elk geval met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten een/het (oude) pand/gebouw (van [bedrijf] en/of (thans) van [bedrijf] ) (aan de [adres] aldaar) en/of de inboedel van dat pand/gebouw en/of (een) belendend(e) perce(e)l(en) (/woonhui(s)(zen)) (en/of de inboedel daarvan) en/of het om- en/of tussenliggende terrein, en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de bewoner(s) van/ aanwezigen in dat/die belendend(e) perce(e)l(en)
(/woonhui(s)(zen)) te duchten was;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 juni 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn, verdachtes, aansteker/gasbrander ter beschikking te stellen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde gevorderd tot een werkstraf voor de duur van 50 uren met aftrek. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte medeplichtig is geweest aan de brandstichting door zijn aansteker aan de medeverdachten te geven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan brandstichting is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van verdachte gericht was op het leveren van een bijdrage aan het strafbare feit (door het verschaffen van gelegenheid, middelen, inlichtingen en/of het behulpzaam zijn), maar ook op het strafbare feit zelf, in dit geval de brandstichting. Voorwaardelijk opzet is hiervoor voldoende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat één van de medeverdachten hem om zijn aansteker heeft gevraagd, nadat ze het pand waren binnengegaan. Verdachte heeft die aansteker aan de medeverdachte gegeven. Daaraan voorafgaand is door verdachte en de medeverdachten niet gesproken over het stichten van brand en verdachte wist niet dat de aansteker daarvoor zou worden gebruikt. Op het moment dat één van de medeverdachten zei dat het vuur groter werd, is verdachte weggegaan.
De enkele omstandigheid dat verdachte zijn aansteker aan een medeverdachte heeft gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan de brandstichting. Uit het dossier blijkt namelijk onvoldoende dat verdachte hiermee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de medeverdachten brand zouden stichten. Dat verdachte bij het geven van de aansteker tegen de medeverdachte heeft gezegd geen brandje stoken maakt dit niet anders. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ook van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid moet worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.245.000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
Ook de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.A.M. Wolters en M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2024.