ECLI:NL:RBNNE:2024:2450

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
18-151750-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 juni 2023, samen met een of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een leegstaand gebouw in de gemeente Oldambt. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte met een aansteker open vuur in aanraking heeft gebracht met een matras en hout, waardoor gemeen gevaar voor goederen ontstond. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, en sprak de verdachte van dat onderdeel vrij. De rechtbank legde een taakstraf op van 50 uur aan de verdachte op, rekening houdend met zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De benadeelde partij, een bedrijf dat eigenaar was van het afgebrande pand, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de vertegenwoordiger bevoegd was om op te treden en het gevorderde bedrag niet voldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.151750.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te [plaats] , gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door ((eerst) met een aansteker/gasbrander) open vuur in aanraking te brengen met (een) matras(sen) en/of (zit)kus(sens) en/of hout, in elk geval met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten een/het (oude) pand/gebouw (van [bedrijf] en/of (thans) van [bedrijf] ) (aan de [adres] aldaar) en/of de inboedel van dat pand/gebouw en/of (een) belendend(e) perce(e)l(en) (/woonhui(s)(zen)) (en/of de inboedel daarvan) en/of het om- en/of tussenliggende terrein, en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de bewoner(s) van/ aanwezigen in dat/die belendend(e) perce(e)l(en) (/woonhui(s)(zen)) te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank op basis van de stukken in het dossier tot wettig en overtuigend bewijs kan komen van het ten laste gelegde. Niet kan worden bewezen dat daardoor te duchten levensgevaar is ontstaan, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 14 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Vlak voordat het gebouw in de brand stond, was ik in het gebouw.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2023, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier [naam] van Politie Noord-Nederland d.d. 2 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [naam] namens [bedrijf] :
Ik doe aangifte van brandstichting, namens het bedrijf [bedrijf] in
[plaats] . Wij zijn eigenaar van het pand aan de [adres] te [plaats] . Dit pand is op 19 juni 2023 in de brand gegaan en hierbij totaal verloren gegaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2023, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 19 juni 2023, was ik verbalisant [naam] , aanwezig bij de brand aan de [adres] te [plaats] . Gezien de vlammen die hoog uit het pand kwamen was het terrein dat tussen de woning aan de [adres] en het afgebrande pand ligt ook gaan branden. Op 20 juni 2023 heb ik een foto gemaakt waarop het terrein tussen de twee panden te zien is. Op de foto is te zien dat de beplanting aldaar compleet is weggebrand tot enkele centimeters voor de schutting/schuur van de [adres] te [plaats] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2023, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Heb ik, verbalisant [naam] , op vrijdag 23 juni 2023, onderzoek gedaan naar de inhoud van de in beslaggenomen telefoon van verdachte [medeverdachte 2] .
De eerste chat betreft een gesprek via Snapchat tussen [naam] , [naam] ( owner) en [verdachte] is mijn broeder, dit chatgesprek is als bijlage A toegevoegd aan dit proces-verbaal.
Het eerste relevante bericht is op 19-6-2023 om 16:24:24 uur, ik heb alleen de relevante teksten overgenomen:
[verdachte] is mijn broeder: Ze kunnen geen onderzoek doen als alles is af gebranf [naam] : We zijn de lul. Er zijn filmpjes dat we weg rennen
[verdachte] is mijn broeder: [medeverdachte 1] zij dat jij niet op film stont. Dus maak je geen zorgen. Dus jij hebt geluk.
[verdachte] is mijn broeder: [medeverdachte 1] zegt dat andere dat gedaan hebbe. Jij bent save [naam] : Okee
[verdachte] is mijn broeder: Maar ik kan je een ding vertellen we worden niet gepakt. Wat ik heb veel domere en ergere dingen gedaan. Ben ik ook niet voor ge pakt. Als je wil bellen moet dat nu. Anders kan ik nie. ( 2 gemiste oproepen) Ik kan nu niet meer. Moet hellpen op de boerderij
[naam] : Ohw [medeverdachte 1] is verdachte [verdachte] is mijn broeder: Kut
[naam] : Hij is opgepakt [verdachte] is mijn broeder: Kkr
De tweede chat is een Snapchatgesprek tussen [naam] , [naam] ( owner) en
[naam] , [medeverdachte 1] . Dit chatgesprek is als bijlage B toegevoegd aan dit proces-verbaal. Het eerste relevante bericht is op 19-6-2023 om 16:49:55 uur, na vier gemiste van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : Nee bro. Niet zo denken. ik heb mijn kansen verpest. lk heb al lang halt. Gekregen.
Julie. Krijgen halt of gesprek. Maar ik ???. Ook? Ik*. Niet. Bro? ik niet [naam] : Komt goed
[medeverdachte 1] : dus jullie gaan zeggen ik heb nada gedaan [naam] : gewoon blijven ontkennen
[medeverdachte 1] : stel ik hoor van sco2 jullie hebben gesnitch. Dan word het anders b. komt goed. [medeverdachte 2] je mondje dichthouden. Morgen. Tegen niemand zeggen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 juni 2023, opgenomen op pagina 283 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
Ik ben niet helemaal eerlijk geweest. [verdachte] vroeg of hij mijn aansteker mocht hebben. Toen ging [verdachte] een brandje maken. Dit was een kleine en ging uit. Toen deed [medeverdachte 1] het en toen heeft [verdachte] er houten platen tegenaan gezet. Deze brand werd alsmaar groter. In eerste instantie werd er een matras in de brand gestoken. Er is toen hout tegenaan gezet.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Daderschap van verdachte
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte brand heeft gesticht samen met medeverdachte [medeverdachte 1] . De rechtbank overweegt daartoe dat zij de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] geloofwaardig en betrouwbaar acht. Deze verklaring vindt bevestiging in het dossier en dan met name in de chatgesprekken en de verklaringen van de getuigen [naam] , [naam] en [naam] . Daarnaast belast medeverdachte [medeverdachte 2] met het afleggen van deze verklaring ook zichzelf.
Vrijspraak levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Verdachte heeft samen met een medeverdachte brand gesticht in een leegstaand gebouw. Dit heeft er in ieder geval toe geleid dat sprake is geweest van gevaar voor goederen. De vraag die beantwoord moet worden is of er ook sprake is geweest van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Volgens vaste rechtspraak is hiervoor vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Op basis van het dossier kan de rechtbank dit niet vaststellen. Zo wordt uit de stukken in het dossier niet duidelijk hoe de in de nabijheid van het afgebrande, leegstaande pand gelegen woningen zich tot het pand verhouden qua ligging en afstand. Daarnaast vond de brand overdag plaats en volgt uit het dossier niet duidelijk welke buurtbewoners op dat moment thuis waren. Dit maakt dat de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen zal verklaren en verdachte van dat onderdeel zal vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 juni 2023 te [plaats] , gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht door met een aansteker open vuur in aanraking te brengen met een matras en hout, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand van [bedrijf] aan de [adres] aldaar en de inboedel van dat pand en belendende percelen en woonhuizen (en de inboedel daarvan) en het omliggende terrein te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 70 uren met aftrek. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis moet worden opgeheven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen aan verdachte van een werkstraf voor de duur van maximaal 50 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan brandstichting in een leegstaand gebouw in het centrum van [plaats] . Er is door het handelen van verdachte een zeer grote brand ontstaan met flinke rookontwikkeling en het gebouw is volledig afgebrand. Daarnaast is er gevaar ontstaan voor goederen en woningen rondom het gebouw. Door adequaat ingrijpen van de brandweer is de brand snel geblust en zijn de gevolgen van de brand beperkt gebleven tot materiële schade.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank constateert dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 6 juni 2024. Uit dit rapport blijkt dat het belangrijk is dat verdachte de positieve ontwikkeling die hij doormaakt blijft voortzetten. Hij heeft tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis geprofiteerd van de maatregel jeugdreclassering. Verdachte heeft hulp aanvaard waardoor aan zijn vaardigheden is gewerkt door middel van de So Cool methodiek. De Raad ziet er dan ook geen meerwaarde in om de maatregel jeugdreclassering te verlengen en/of een gedragsinterventie(s) op te leggen. De Raad adviseert om aan verdachte een werkstraf op te leggen.
De straf
Op basis van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is het uitgangspunt voor brandstichting met aanzienlijke schade aan goederen een taakstraf vanaf 60 uur.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank er in strafverlagende zin op gelet dat verdachte zich gedurende een jaar goed aan de voorwaarden heeft gehouden die waren verbonden aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de straf die is opgelegd in de zaak van de medeverdachte.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen voor de duur van 50 uren.

Benadeelde partij

[bedrijf] . heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.245.000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
Ook de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [bedrijf] . niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat [naam] bevoegd is om als vertegenwoordiger van de benadeelde partij op te treden. Er bevindt zich geen machtiging in het dossier, noch een uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit dit blijkt.
Daarnaast heeft de benadeelde partij het gevorderde schadebedrag onvoldoende onderbouwd. Uit het dossier volgt dat het gebouw een slooppand betreft. Gevorderd wordt een enorm bedrag ter zake van volledige herbouw wat slechts is onderbouwd met een rekensom. Stukken ter onderbouwing van die rekensom ontbreken.
De rechtbank zal bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Lok, voorzitter, mrs. M.B.W. Venema en
M.A.M. Wolters, kinderrechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2024.