ECLI:NL:RBNNE:2024:2449

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
18-151758-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van brandstichting en diefstal in vereniging door jeugdige verdachte

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, geboren in 2008, die werd beschuldigd van het medeplegen van brandstichting en diefstal in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van brandstichting op 19 juni 2023 in de gemeente Oldambt, waarbij hij samen met een medeverdachte opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een matras en hout. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor een eerdere brandstichting op 11 juni 2023 en voor diefstal van skelters op 20 maart 2023. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, zoals het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, een bedrijf dat schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de vertegenwoordiger bevoegd was om op te treden. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard, maar heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en het advies van de jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.151758.23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.210812.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [woonplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-151758-23
1
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door ((eerst) met een aansteker/gasbrander) open vuur in aanraking te brengen met (een) matras(sen) en/of (zit)kus(sens) en/of hout, in elk geval met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten een/het (oude) pand/gebouw (van [bedrijf] en/of (thans) van [bedrijf] ) (aan de [adres] aldaar) en/of de inboedel van dat pand/gebouw en/of (een) belendend(e) perce(e)l(en) (/woonhui(s)(zen)) (en/of de inboedel daarvan) en/of het om- en/of tussenliggende terrein, en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de bewoner(s) van/ aanwezigen in dat/die belendend(e) perce(e)l(en) (/woonhui(s)(zen))te duchten was;
2
hij op of omstreeks 11 juni 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,) opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met hout(snippers) op (/ en/of) een (in een bloemen- en/of volkstuin staand(e)) (picknick)tafel(blad), in elk geval met een brandbare stof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die (picknic)tafel en/of een
(naastgelegen) bank en/of de bloemen-/volkstuin (en/of (andere/) aangrenzende flora) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juni 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt opzettelijk en wederrechtelijk een (picknic)tafel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan de gemeente Oldamt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 18-210812-23
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer skelter(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor feit 1 en feit 2 primair onder parketnummer 18-151758-23 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18-210812-23 gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 2 onder parketnummer 18- 151758-23 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18-210812-23 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Van feit 1 onder parketnummer 18-151758-23 moet verdachte worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij de brand niet heeft gesticht en dat hij zelfs heeft geprobeerd om de brand uit te maken. Die verklaring van verdachte is geloofwaardig, gelet op de volgende omstandigheden. Uit de verklaring van [medeverdachte] volgt weliswaar dat verdachte de brand samen met [medeverdachte] heeft gesticht, maar [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn goede vrienden en [medeverdachte] heeft de rol van [medeverdachte] kleiner willen maken door [verdachte] te noemen. Verder volgt uit de verklaring van [medeverdachte] dat hij niet heeft gezien dat verdachte de brand heeft gesticht. Daarbij komt dat uit diverse bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte] bij herhaling gezegd heeft dat hij degene is die de brand heeft aangestoken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder feit 2 onder parketnummer
18-151758-23 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18-210812-23 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummer 18-151758-23 feit 2 primair
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2023, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier [naam] van Politie Noord-Nederland d.d. 2 oktober 2023 , inhoudend de verklaring van [naam] namens de gemeente Oldambt.
Parketnummer 18-210812-23
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 maart 2023, opgenomen op pagina 79 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023129999 d.d. 6 juni 2023, inhoudend de verklaring van [naam] namens [bedrijf] .
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1 onder parketnummer 18-151758-23 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 14 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Toen de brand uitbrak, was ik in het pand.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2023, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier [naam] van Politie Noord-Nederland d.d. 2 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [naam] namens [bedrijf] :
Ik doe aangifte van brandstichting, namens het bedrijf [bedrijf] in
[woonplaats] . Wij zijn eigenaar van het pand aan de [adres] te [woonplaats] . Dit pand is op 19 juni 2023 in de brand gegaan en hierbij totaal verloren gegaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2023, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 19 juni 2023, was ik verbalisant [naam] , aanwezig bij de brand aan de [adres] te [woonplaats] . Gezien de vlammen die hoog uit het pand kwamen was het terrein dat tussen de woning aan de [adres] en het afgebrande pand ligt ook gaan branden. Op 20 juni 2023 heb ik een foto gemaakt waarop het terrein tussen de twee panden te zien is. Op de foto is te zien dat de beplanting aldaar compleet is weggebrand tot enkele centimeters voor de schutting/schuur van de [adres] te [woonplaats] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2023, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Heb ik, verbalisant [naam] , op vrijdag 23 juni 2023, onderzoek gedaan naar de inhoud van de in beslaggenomen telefoon van verdachte [medeverdachte] .
De tweede chat is een Snapchatgesprek tussen [medeverdachte] ( owner) en
[verdachte] , [verdachte] . Dit chatgesprek is als bijlage B toegevoegd aan dit proces-verbaal. Het eerste relevante bericht is op 19-6-2023 om 16:49:55 uur, na vier gemiste van [verdachte] .
[verdachte] : Nee bro. Niet zo denken. ik heb mijn kansen verpest. lk heb al lang halt. Gekregen. Julie.
Krijgen halt of gesprek. Maar ik ???. Ook? Ik*. Niet. Bro? ik niet [medeverdachte] : Komt goed
[verdachte] : dus jullie gaan zeggen ik heb nada gedaan [medeverdachte] : gewoon blijven ontkennen
[verdachte] : stel ik hoor van sco2 jullie hebben gesnitch. Dan word het anders b. komt goed. [medeverdachte] je mondje dichthouden. Morgen. Tegen niemand zeggen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 juni 2023, opgenomen op pagina 283 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
Ik ben niet helemaal eerlijk geweest. [medeverdachte] vroeg of hij mijn aansteker mocht hebben. Toen ging [medeverdachte] een brandje maken. Dit was een kleine en ging uit. Toen deed [verdachte] het en
toen heeft [medeverdachte] er houten platen tegenaan gezet. Deze brand werd alsmaar groter. In eerste instantie werd er een matras in de brand gestoken. Er is toen hout tegenaan gezet.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Daderschap van verdachte
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte brand heeft gesticht samen met medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank overweegt daartoe dat zij de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] geloofwaardig en betrouwbaar acht. In zijn tweede verhoor verklaart [medeverdachte] dat hij niet eerlijk is geweest en belast hij ook zichzelf.
Bovendien wordt zijn verklaring bevestigd in het chatgesprek tussen hem en verdachte.
Vrijspraak levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Verdachte heeft samen met een medeverdachte brand gesticht in een leegstaand gebouw. Dit heeft er in ieder geval toe geleid dat sprake is geweest van gevaar voor goederen. De vraag die beantwoord moet worden is of er ook sprake is geweest van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Volgens vaste rechtspraak is hiervoor vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Op basis van het dossier kan de rechtbank dit niet vaststellen. Zo wordt uit de stukken in het dossier niet duidelijk hoe de in de nabijheid van het afgebrande, leegstaande pand gelegen woningen zich tot het pand verhouden qua ligging en afstand. Daarnaast vond de brand overdag plaats en volgt uit het dossier niet duidelijk welke buurtbewoners op dat moment thuis waren. Dit maakt dat de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen zal verklaren en verdachte van dat onderdeel zal vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en feit 2 primair onder parketnummer 18-151758-23 en het onder parketnummer 18-210812-23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18-151758-23
1
hij op 19 juni 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht door met een aansteker open vuur in aanraking te brengen met een matras en hout, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand van [bedrijf] aan de [adres] aldaar en de inboedel van dat pand en belendende percelen en woonhuizen (en de inboedel daarvan) en het omliggende terrein te duchten was;
2
hij op 11 juni 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met houtsnippers op een in een volkstuin staande picknicktafel, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die picknicktafel en naastgelegen bank en de volkstuin en aangrenzende flora te duchten was;
parketnummer 18-210812-23
hij op 20 maart 2023 te [woonplaats] , gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een ander skelters, die aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-151758-23
1.
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
2
primair Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Parketnummer 18-210812-23

Diefstal door twee of meer verenigde personen

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 primair onder parketnummer 18-151758-23 en het onder parketnummer 18-210812-23 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren met aftrek, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Aan het voorwaardelijke deel van deze straf moeten de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft geadviseerd. Daarnaast moet het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf aan verdachte met een proeftijd van 1 jaar. Aan het voorwaardelijke deel van deze straf kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die de Raad heeft geadviseerd.
Er kan worden volstaan met een proeftijd van 1 jaar, nu verdachte zich al een jaar goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en hoogstwaarschijnlijk niet nog 2 jaren reclasseringstoezicht nodig heeft. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis moet worden opgeheven.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan brandstichting in een leegstaand gebouw in het centrum van [woonplaats] . Er is door het handelen van verdachte een zeer grote brand ontstaan met flinke rookontwikkeling en het gebouw is volledig afgebrand. Daarnaast is er gevaar ontstaan voor goederen en woningen rondom het gebouw. Door adequaat ingrijpen van de brandweer is de brand snel geblust en zijn de gevolgen van de brand beperkt gebleven tot materiële schade.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan brandstichting van een picknicktafel die toebehoorde aan de gemeente [woonplaats] . Door het handelen van verdachte is er schade ontstaan aan de picknicktafel en is er gevaar ontstaan voor goederen in de buurt van deze picknicktafel.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging. Samen met zijn medeverdachten heeft hij twee skelters weggenomen bij een [bedrijf] . Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van die [bedrijf] . Diefstal is een ergerlijk feit dat schade en hinder veroorzaakt voor de gedupeerden. Verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank constateert dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad van 5 juni 2024.
Uit dit rapport blijkt dat er in het onderzoek, naast een aantal beschermende factoren, ook risicofactoren naar voren komen. Zo kent verdachte een belaste voorgeschiedenis waarbij hij van juni 2020 tot maart 2022 onder toezicht was gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering. Na de ondertoezichtstelling zijn er diverse vormen van hulpverlening betrokken geweest waaronder Multidimensionale Familie Therapie (hierna: MDFT) vanuit Elker.
Daarnaast blijkt dat verdachte online nog wel contact heeft met antisociale contacten en het is voor nu onbekend of verdachte deze contacten kan blijven vermijden op het moment dat de voorwaarden die zijn verbonden aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis worden opgeheven. Verdachte is beïnvloedbaar en het is van belang dat hij gesterkt wordt in het vermijden van probleemsituaties en zich enkel richt op het opdoen van prosociale contacten. Verdachte heeft moeite met het herkennen van risicovolle situaties en met het bedenken van oplossingen hiervoor.
Het is van belang dat hij hierin gesteund wordt door moeder, stiefvader en de hulpverlening en dat er voldoende zicht blijft bestaan op zijn activiteiten buitenshuis.
De Raad is van mening dat verdachte baat heeft bij continuering van de maatregel jeugdreclassering, zodat de jeugdreclassering hem kan blijven ondersteunen en de positieve ontwikkeling behouden blijft. Daarnaast is dit een stok achter de deur om toekomstig delictgedrag te kunnen verminderen. Mocht de maatregel na enige tijd geen meerwaarde meer hebben, dan kan de Raad zich voorstellen dat de maatregel voortijdig wordt beëindigd.
De Raad adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel van de straf moeten de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een contactverbod, medewerking aan hulpverlening en het volgen van school of het hebben van een dagbesteding worden verbonden.
De straf
Op basis van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is het uitgangspunt voor brandstichting met aanzienlijke schade aan goederen een taakstraf vanaf 60 uur. Nu verdachte naast deze brandstichting ook veroordeeld wordt voor een brandstichting met geringe schade aan goederen en voor een diefstal in vereniging, is de straf zoals gevorderd door de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.
Gelet op het advies van de Raad ziet de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke proeftijd van twee jaren. Mocht de jeugdreclassering van mening zijn dat de jeugdreclasseringsmaatregel niet meer nodig is, dan kan zij deze eerder beëindigen.

Benadeelde partij

[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.245.000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
Ook de raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat [naam] bevoegd is om als vertegenwoordiger van de benadeelde partij op te treden. Er bevindt zich geen machtiging in het dossier, noch een uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit dit blijkt.
Daarnaast heeft de benadeelde partij het gevorderde schadebedrag onvoldoende onderbouwd. Uit het dossier volgt dat het gebouw een slooppand betreft. Gevorderd wordt een enorm bedrag ter zake van volledige herbouw wat slechts is onderbouwd met een rekensom. Stukken ter onderbouwing van die rekensom ontbreken.
De rechtbank zal bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart feit 1 en feit 2 primair onder parketnummer 18-151758-23 en het onder parketnummer 18- 210812-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat van deze werkstraf
een gedeelte, groot 60 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
dat de veroordeelde zich blijft melden bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSSjbjr), zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [woonplaats] , wonende te [adres] en [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [woonplaats] , wonende te [adres] zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde meewerkt aan begeleiding en hulpverlening van MDFT vanuit Elker en/of een ambulante jongerencoach;
  • dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de werkstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.B.W. Venema en M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2024.