ECLI:NL:RBNNE:2024:2414

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
LEE 23/1135
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van jeugdhulp en individuele begeleiding aan een lichamelijk en visueel beperkte eiser

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de toekenning van 20 uur individuele begeleiding per week door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Eiser, die lichamelijk en visueel beperkt is, had een aanvraag ingediend voor jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2023. Het college had op basis van een advies van WIJ Groningen 20 uur per week toegekend, maar eiser betwistte dit aantal en stelde dat meer uren noodzakelijk waren voor zijn revalidatie en zelfstandigheid.

De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de aanvraag. Het college had niet duidelijk gemotiveerd waarom bepaalde activiteiten niet onder jeugdhulp vielen, terwijl deze wel degelijk bijdroegen aan de zelfredzaamheid van eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, waarbij het ook een voorlopige voorziening treft voor 25 uur begeleiding per week, met ingang van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten vergoeden aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door [vader] en [moeder]
(gemachtigde: C.C. Dol),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, het college
(gemachtigde: G.K.L. Vos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het hem toegekende aantal uren (20) aan individuele begeleiding op grond van de Jeugdwet (Jw).
1.1.
Bij besluit van 22 juli 2022 heeft het college aan eiser individuele begeleiding basis voor 20 uur per week toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2023. Met het bestreden besluit van
10 januari 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de toekenning van 20 uur jeugdhulp per week voor de genoemde periode gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers gemachtigde, [vader] (eisers vader) en de gemachtigde van het college. Het onderzoek ter zitting is geschorst om het college in de gelegenheid te stellen zich te beraden op de vraag of het overgaat tot het instellen van een medisch onderzoek.
1.4.
Bij e-mail van 18 juli 2023 heeft de gemachtigde van het college die vraag bevestigend beantwoord. Bij e-mail van 28 november 2023 heeft het college het (ongedateerde) medisch advies van M.Y. Wassing, arts van de gemeente Groningen (hierna: gemeente-arts), ingediend.
1.5.
Bij brief van 14 december 2023, met bijlagen (waaronder een verlengingsbesluit van 27 juli 2023), heeft eisers gemachtigde gereageerd op het medisch advies.
1.6.
Bij brief van 8 april 2024 heeft eisers gemachtigde stukken ingediend.
1.7.
Bij e-mail van 15 april 2024 heeft het college verlengingsbesluiten van 1 februari 2024 en van 12 april 2024 ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 weer op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers gemachtigde, eisers vader, mevrouw [naam 2] (mantelzorgmakelaar en cliëntondersteuner) en de gemachtigde van het college. Ter zitting is het onderzoek geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen onderling tot overeenstemming te komen. Bij e-mail van 23 april 2024 heeft het college meegedeeld dat het niet is gelukt om tot een schikking te komen.
1.9.
Op de bij brief van 3 mei 2024 door de rechtbank aan partijen geboden mogelijkheid om binnen twee weken mee te delen of zij op een zitting gehoord willen worden hebben partijen niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Wat aan het bestreden besluit vooraf is gegaan

2. Eiser, geboren in [geboortejaar] , is bekend met cerebrale parese bilateraal aan de benen, als gevolg waarvan hij lichamelijk beperkt is, en met een visuele beperking.
LEE 22/616
3. Bij besluit van 22 december 2020 heeft het college eiser jeugdhulp voor individuele begeleiding voor 12 uur per week in de vorm van een pgb toegekend, voor de periode van 30 november 2020 tot en met 30 mei 2021. Eiser heeft het college in mei 2021 gevraagd om verlenging van het pgb. Het college heeft bij besluit van 29 juli 2021 aan eiser een pgb toegekend voor individuele begeleiding gedurende 12 uur per week voor de periode van 31 mei 2021 tot en met 31 mei 2022. Met het besluit van 23 december 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij die toekenning gebleven.
3.1.
Bij uitspraak van 22 juli 2022 heeft deze rechtbank het beroep tegen het besluit van 23 december 2021 gegrond verklaard, het besluit van 23 december 2021 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak, met bepalingen over griffierecht en proceskosten (LEE 22/616).
3.2.
Tegen de uitspraak van 22 juli 2022 in de zaak LEE 22/616 heeft het college hoger beroep ingesteld. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om de uitspraak op dat hoger beroep af te wachten.
De beroepsprocedure naar aanleiding van het bestreden besluit van 10 januari 2023
4. Op 24 juni 2022 heeft eiser verzocht om verlenging en - vanwege toename van de zorgtaken - om uitbreiding van de indicatie maatwerkvoorziening begeleiding individueel, in de vorm van een pgb. De aanvraag ziet op toekenning van 58 uur en 20 minuten per week aan begeleiding individueel informeel, uit te voeren door eisers moeder.
4.1.
In het ondersteuningsplan van 24 juni 2022 hebben twee adviseurs van WIJ Groningen (hierna: WIJ) - de organisatie die naar aanleiding van een aanvraag op grond van de Jeugdwet onderzoek uitvoert en het college daarin adviseert - de beoordeling onder meer gebaseerd op een adviesrapport van het St. Louis Children’s Hospital in de Verenigde Staten, waar eiser in 2022 is geopereerd. In het ondersteuningsplan staat dat de operatie ervoor heeft gezorgd dat eiser voor wat betreft het zich kunnen bewegen een nieuw ontwikkelingsperspectief heeft gekregen en dat daar veel oefening, training en aandacht voor nodig is. Beschreven is dat vanwege de medische prognose een ontwikkeling richting (gedeeltelijke) zelfstandigheid mogelijk is; daarvoor wordt twee jaar uitgetrokken, waarbij noodzakelijk wordt geacht dat eiser voldoende oefeningen op de juiste wijze doet met betrokkenheid en ondersteuning van professionals en zijn ouders. Met ondersteuning vanuit het pgb wordt eiser naast de behandelingen door het ziekenhuis, Beatrixoord en Visio in staat gesteld om zo goed mogelijk te revalideren met als doel om uiteindelijk zo zelfstandig en zelfredzaam mogelijk te functioneren binnen de maatschappij. WIJ adviseert een indicatie af te geven voor 19 uur en 55 minuten per week voor de periode 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2023. Die uren zijn opgebouwd als volgt: 7 uur op grond van het adviesrapport van het ziekenhuis in de Verenigde Staten, 4 uur en 40 minuten voor visuele oefeningen en stimulatie, 2 uur en 25 minuten voor begeleiding van staan of lopen en 5 uur en 50 minuten voor begeleiding als eiser spontane acties onderneemt.
4.2.
Bij het besluit van 22 juli 2022 (het primaire besluit) heeft het college het advies van WIJ gevolgd en heeft eiser individuele begeleiding basis voor 20 uur per week toegekend in de vorm van een pgb, voor de periode 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2023. In het besluit staat dat met die hulp de doelen uit het ondersteuningsplan behaald kunnen worden.
4.3.
Nadat bezwaar was gemaakt heeft de afdeling juridische zaken van het college aan WIJ gevraagd om aanvullend onderzoek te doen en vragen te beantwoorden. Naar aanleiding van de reactie van WIJ heeft juridische zaken het rapport van bevindingen van
6 december 2022 (hierna: rapport van bevindingen) opgesteld. Daarin is vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de aard en omvang van de jeugdhulp en, als sprake is van jeugdhulp, hoe die zich verhoudt tot de gebruikelijke hulp. Aan WIJ is gevraagd om per activiteit aan te geven wat het doel van die activiteit is. De door WIJ aangehouden
16 activiteiten zijn opgenomen in een schema, dat onderdeel is van het rapport van bevindingen. Per activiteit heeft juridische zaken aangegeven wat het doel van de activiteit is en of sprake is van jeugdhulp. Bij een aantal activiteiten in het schema staat dat geen sprake is van jeugdhulp, omdat het primaire doel van de activiteit niet gericht is op jeugdhulp. Op grond van het schema komt juridische zaken tot 16 uur en 15 minuten per week aan benodigde jeugdhulp. Activiteiten die gericht zijn op het verbeteren van de mobiliteit en spierkracht of gericht zijn op visusoefeningen vallen niet onder de definitie van jeugdhulp, omdat die primair gericht zijn op het verbeteren van de mobiliteit en/of het lichamelijk herstel en voortkomen uit medische adviezen van artsen en/of therapeuten (en mogelijk eigen inzicht van de ouders). Het gaat daarbij om het verbeteren van het lichamelijk functioneren. Dergelijke ondersteuning valt, zo stelt het college, niet onder de reikwijdte van de Jeugdwet, omdat het primaire doel niet is het bevorderen van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid; dat kan wel een neveneffect zijn. Er is 16 uur en 15 minuten per week jeugdhulp nodig. Er is sprake van 12 uur per week aan bovengebruikelijke hulp. Omdat in het primaire besluit 20 uur per week aan jeugdhulp is toegekend en omdat het indienen van bezwaar niet mag leiden tot een nadeliger besluit heeft juridische zaken geadviseerd de eerder toegekende 20 uur te handhaven.
4.4.
Bij het bestreden besluit is het college bij het primaire besluit gebleven. Van het bestreden besluit maakt deel uit het rapport bevindingen. Het college stelt zich op het standpunt dat 16 uur en 15 minuten per week aan jeugdhulp nodig is. Vervolgens is gekeken naar het eigen probleemoplossend vermogen van de ouders. Bij een eerdere aanvraag in 2021 is vastgesteld dat er geen financiële problemen zijn als er 12 uur jeugdhulp wordt toegekend. Er is sprake van bovengebruikelijke hulp die niet onder het eigen probleemoplossend vermogen valt, namelijk 12 uur per week. Omdat bij het primaire besluit 20 uur is toegekend en het indienen van bezwaar niet mag leiden tot een slechter resultaat, blijft het college bij de toekenning van 20 uur jeugdhulp per week voor de periode van
1 juni 2022 tot en met 31 mei 2023.
Standpunt van eiser
5. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel, omdat het college niet heeft gereageerd op wat hij heeft aangevoerd, namelijk dat activiteiten die volgens het college niet primair onder de Jeugdwet vallen, wel degelijk zien op het bevorderen van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Ook heeft het college niet gereageerd op eisers vaststelling dat er geen wettelijke basis is voor de door het college gehanteerde toets of het doel van een activiteit primair of secundair onder één van de onderdelen van artikel 1.1 van de Jw valt.
6. In het verweerschrift heeft het college gereageerd op de beroepsgronden.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of het college terecht aan eiser individuele begeleiding basis voor 20 uur per week heeft toegekend voor de periode van 1 juni 2022 tot en met
31 mei 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep gegrond. Aan het bestreden besluit ligt geen voldoende zorgvuldig onderzoek ten grondslag. Hieruit volgt dat het bestreden besluit ook niet deugdelijk is gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Juridisch kader

8. In artikel 1.1 van de Jw is bepaald dat in de Jw en de daarop berustende bepalingen onder jeugdhulp wordt verstaan:
1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;
In artikel 2.3, eerste lid, van de Jw is bepaald dat, als naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, het college ten behoeve van de jeugdige voorzieningen op het gebied van jeugdhulp treft. Het college waarborgt een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 2.3 van de Jw, dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen (de uitspraak van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477).
Dit brengt mee dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag om jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is (stap 1). Vervolgens zal het college moeten vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn (stap 2). Pas wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren (stap 3). Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden (stap 4). Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn moet het college een voorziening van jeugdhulp verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken. De bedoelde verschillende stadia van onderzoek vragen op die stadia aangepaste deskundigheid. Het college moet er zorg voor dragen dat die deskundigheid is gewaarborgd en dat deze naar discipline van deskundigheid concreet kenbaar is voor de hulpvrager.
10. Na schorsing van het onderzoek ter zitting van 6 juli 2023 heeft de gemachtigde van het college meegedeeld dat alsnog besloten is tot een medisch onderzoek. In het vervolgens door het college op 28 november 2023 ingediende (ongedateerde) medisch advies heeft de gemeente-arts bij de eerste twee vragen slechts aangegeven dat die niet te beantwoorden zijn en bij de laatste vraag – waaruit bestaat de behandeling bij Beatrixoord nu en is er daarnaast nu nog andere behandeling en begeleiding nodig – over de behandeling bij Beatrixoord informatie verstrekt die grotendeels al bekend was en het tweede gedeelte van de vraag heeft de arts in het geheel niet beantwoord. Het college heeft het medisch advies ingediend zonder toelichting. Verder is het medisch advies ingediend zonder de medische informatie die door de gemeente-arts desgevraagd is verkregen, zoals door eiser – en door het college niet weersproken – is gesteld. Het medisch advies voldoet daarmee niet aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid en motivering. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het medisch advies voor de beoordeling van het beroep geen betekenis heeft en daarom zal de rechtbank het medisch advies verder buiten beschouwing laten.
10. Uit het ondersteuningsplan kan niet worden afgeleid wat de deskundigheid van de adviseurs is. Daarmee is de onder rechtsoverweging 9 bedoelde deskundigheid niet gewaarborgd. Wat daarover ter zitting van 6 juli 2023 namens het college naar voren is gebracht maakt dat niet anders, nu ten tijde van de procedure voor eisers ouders niet kenbaar is geweest wat de deskundigheid van de adviseurs was. Dit is een gebrek in de besluitvorming.
11.1.
Niet is in geschil dat het college eisers problematiek en de hulpvraag van eiser en zijn ouders voldoende in kaart heeft gebracht. De aanvraag om jeugdhulp ziet op de hulp die eiser van zijn moeder krijgt. Het college heeft bij het bepalen van de vraag welke hulp in welke omvang nodig is voor eiser de door WIJ in een schema opgenomen 16 activiteiten tot uitgangspunt genomen. De hoeveelheid hulp en ondersteuning die de moeder verleent, is evenmin in geschil
.Het geschil gaat over de vraag of het college van de 16 activiteiten in het schema dat onderdeel is van het rapport van bevindingen op goede gronden een aantal heeft aangemerkt als niet vallend onder jeugdhulp, omdat volgens het college het primaire doel van die activiteit geen jeugdhulp is, nu het gaat om het verbeteren van het lichamelijk functioneren. Niet concreet inzichtelijk is echter waarom sommige activiteiten volgens het college wel onder jeugdhulp vallen en andere niet. Zo heeft het college de activiteiten 6/zitten met knie-immobilizer, 7/intaping voeten, 11/lopen met rollator of krukken, 12/derotation straps en 13/orthese af/aan wel als jeugdhulp aangemerkt, maar bijvoorbeeld 3/vibration plate oefeningen, 4/home exercise, 5/stretchen spieren en stimulatie inactieve beenspieren, 10/traploopoefeningen, 14/begeleiden bij staan en lopen en 15/spontane acties niet. De opvatting van het college dat bepaalde activiteiten niet als jeugdhulp zijn aan te merken, omdat het primaire doel geen jeugdhulp is, is onvoldoende onderbouwd. De vraag is of een activiteit is gericht op het bevorderen van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Zo heeft het college bij activiteit 11/lopen met rollator of krukken als doel vermeld “Leren zelfstandig met de hulpstukken te lopen of met vasthouden lopen met de orthese” en heeft dat aangemerkt als jeugdhulp, omdat “het ziet op het bevorderen van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid”. Niet valt in te zien dat dit niet ook geldt voor (een aantal van) de activiteiten die het college niet heeft aangemerkt als jeugdhulp.
11.2. Activiteit 16/comfort- en frustratiemomenten is in het schema wel aangemerkt als jeugdhulp, waarbij is vermeld 2 uur en 20 minuten (volgens opgave ouders). Uit de conclusie in het rapport van bevindingen volgt dat aan activiteit 16 geen tijd is toegekend. In die conclusie staat dat dit onderdeel wel onder jeugdhulp zou kunnen vallen en dat dan sprake is van in totaal 18 uur en 35 minuten per week jeugdhulp. Dat aan activiteit 16 geen tijd is toegekend, kan de rechtbank niet volgen. Wat daarover in het onderzoeksrapport van WIJ staat doet daar niet aan af, nu in het rapport van bevindingen is vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de aard en omvang van de jeugdhulp en er daarom vragen zijn gesteld aan WIJ en het college WIJ voor een groot deel niet volgt, maar op dit onderdeel wel en dat niet heeft gemotiveerd. De motivering dat activiteit 16 onder gebruikelijke hulp valt is, gezien de problematiek van eiser, onvoldoende gemotiveerd.
11.3.
Tijdens de behandeling ter zitting van 6 juli 2023 is namens eiser naar voren gebracht dat het college niet heeft onderzocht – en daardoor geen zicht heeft gehad op – wat het niet aanmerken van bepaalde activiteiten van het schema als jeugdhulp voor gevolgen heeft voor eiser. De rechtbank kan eiser daarin volgen. Dat is in het geval van eiser te meer van belang, omdat als gevolg van de operatie in de Verenigde Staten eiser dagelijks diverse oefeningen moet doen onder begeleiding van zijn moeder, juist om zich in de toekomst zo veel mogelijk zelfstandig te kunnen bewegen en zo veel mogelijk zelfredzaam te kunnen zijn. Het college heeft zich geen rekenschap gegeven van wat het voor eiser betekent dat bepaalde onderdelen niet als jeugdhulp worden aangemerkt.
11.4.
In de besluitvorming en in het bestreden besluit heeft het college voor wat betreft bovengebruikelijke hulp betekenis toegekend aan de in het verleden toegekende 12 uur aan ondersteuning uit een pgb, dat volgens het college voldoende zou zijn, zodat er geen financiële problemen in het gezin ontstaan. Hiermee heeft het college de uitspraak van de rechtbank van 22 juli 2022 in LEE 22/616 miskend.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 van de Awb (zorgvuldigheidsbeginsel) en met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb (motiveringsbeginsel). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
12.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door eiser en het college ingezonden verlengingsbesluiten van 27 juli 2023 (voor de periode tot en met 31 december 2023), van
1 februari 2024 (voor de periode 1 januari 2024 tot en met 31 maart 2024) en van
12 april 2024 (voor de periode 1 april 2024 tot en met 30 juni 2024), telkens voor 20 uur per week aan individuele begeleiding. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen met ingang van
1 juli 2024 tot en met 31 december 2024, inhoudende individuele begeleiding basis voor 25 uur per week, in de vorm van een pgb.
12.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. Daarnaast moet het college aan eiser een vergoeding voor zijn proceskosten betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Bpb) als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde geldt een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft in beroep een beroepschrift ingediend (1 punt), deelgenomen aan de zitting van 6 juli 2023 (1 punt), bij brief van 14 december 2023 gereageerd op de aanvullende onderzoeksbevindingen van het college (0,5 punt) en deelgenomen aan de nadere zitting van 18 april 2024 (0,5 punt). De vergoeding bedraagt in totaal € 2.625,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 10 januari 2023;
  • draagt het college op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
  • treft de voorlopige voorziening dat eiser met ingang van 1 juli 2024 tot en met
31 december 2024 individuele begeleiding basis voor 25 uur per week, in de vorm van een pgb, toekomt;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.625,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van
H.M. Eleveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.