ECLI:NL:RBNNE:2024:2383

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
18.244398.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een mes in het gezicht

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De verdachte heeft op 23 september 2023 in Assen het slachtoffer met een mes in het gezicht gesneden, wat heeft geleid tot een snijwond en een blijvend litteken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een gevangenisstraf van 221 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2024, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.R. Logemann. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht. De verdachte heeft het feit bekend en er zijn voldoende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Ondanks de ernst van het feit, heeft de rechtbank besloten om een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, een vordering tot schadevergoeding ingediend van 10.000 euro voor immateriële schade. De rechtbank heeft deze vordering gematigd en toegewezen tot een bedrag van 5.000 euro, met wettelijke rente vanaf de datum van de schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.244398.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2003 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Leeuwarden. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Assen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond en/of een blijvend litteken in zijn gezicht heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in die [slachtoffer] zijn wang en/of oor en/of gezicht, althans het lichaam te steken en/of te snijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Assen [slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond en/of een blijvend litteken in zijn wang en/of oor en/of gezicht, althans het lichaam, ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de beoordeling van het bewijs en heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 23 september 2023, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023254268 d.d. 6 december 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2023, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 september 2023 te Assen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond en een blijvend litteken in zijn gezicht, heeft toegebracht door met een mes in die [slachtoffer] zijn gezicht te snijden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. zware mishandeling
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aard en ernst van het feit alsmede de omstandigheden waaronder verdachte het feit heeft gepleegd, namelijk in de openbare ruimte tijdens het uitgaan, niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de jonge leeftijd van verdachte alsmede zijn persoonlijke omstandigheden heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een taakstraf in combinatie met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht met aftrek zoals bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 7 juni 2024 alsmede het reclasseringsadvies van 28 december 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door [slachtoffer] onverhoeds met een mes in het gezicht te snijden. Verdachte was met een aantal landgenoten aan het chillen in het uitgaanscentrum van Assen en had de indruk dat hij op enig moment door [slachtoffer] werd uitgescholden waarop verdachte een mes uit zijn zak heeft gepakt en daarmee een zwaaiende snijbeweging richting het hoofd van [slachtoffer] heeft gemaakt. Hierbij heeft [slachtoffer] een snijwond aan de zijkant van zijn gezicht opgelopen, met een blijvend en zichtbaar litteken tot gevolg. Door het litteken wordt [slachtoffer] nog dagelijks met de zware mishandeling geconfronteerd. Verdachte heeft door zijn handelen op geen enkele wijze respect getoond voor de lichamelijke integriteit en gezondheid van [slachtoffer] . Daar komt bij dat dergelijke geweldsfeiten voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving zorgen, te meer nu het onderhavige feit zich in de openbare ruimte, namelijk op straat te midden van het uitgaansleven, heeft afgespeeld. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De aard en ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel dat aan verdachte een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte echter aanleiding om daarvan af te wijken. Allereerst neemt de rechtbank daartoe de jonge leeftijd van verdachte in aanmerking alsmede het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en derhalve als first offender beschouwd dient te worden. Verder blijkt uit het reclasseringsadvies van 7 juni 2024 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat verdachte inmiddels zijn diploma heeft behaald en al bijna een halfjaar een betaalde baan heeft. Ook is verdachte actief bezig geweest met het aflossen van zijn schulden. Daar komt bij dat verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 3 november 2023 gehouden heeft aan alle schorsingsvoorwaarden en hij een meewerkende houding heeft laten zien. Ook heeft verdachte ter terechtzitting zijn spijt betuigd.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en in aanmerking nemende dat een detentieperiode de door verdachte ingezette positieve ontwikkelingen zal doorkruisen, acht de rechtbank het niet aangewezen om een gevangenisstraf straf op te leggen van langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal naast een taakstraf nog wel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen met 50 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en een gevangenisstraf voor de duur van 221 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bovengenoemde vordering tot schadevergoeding voldoende onderbouwd is en derhalve dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding gematigd dient te worden, nu de hoogte van de vordering is onderbouwd met jurisprudentie die niet vergelijkbaar is met de feiten en omstandigheden van onderhavige zaak.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Met de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding gematigd dient te worden. De vordering tot schadevergoeding is onderbouwd met jurisprudentie die niet één op één te vergelijken is met onderhavige zaak. Daartoe neemt de rechtbank onder andere in aanmerking dat er bij de aangehaalde zaken sprake was van een situatie waarbij de slachtoffers meermalen gestoken waren. In onderhavige zaak heeft verdachte (slechts) eenmaal een snijdende beweging gemaakt.
In het voornoemde ziet de rechtbank aanleiding om de vordering tot schadevergoeding te matigen en de vordering tot schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van 5.000,00. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 221 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering benadeelde partij

Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
- het bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2024.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.