ECLI:NL:RBNNE:2024:2369

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
10887430 CV EXPL 24-222
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij grensoverschrijdend wegvervoer van pootaardappelen door brand verloren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Optima Logistics Group S.A. (hierna: TSL) en twee gedaagden, te weten FHU en Interrisk. TSL, een Pools transportbedrijf, heeft FHU, eveneens een Pools transportbedrijf, ingeschakeld voor het vervoer van pootaardappelen van Nederland naar Duitsland. Tijdens het transport is de vrachtauto door technische problemen in brand gevlogen, waardoor een deel van de lading verloren is gegaan. TSL heeft FHU en haar verzekeraar Interrisk aangesproken voor de schade, die door TSL is begroot op € 16.987,50, vermeerderd met rente en kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, aangezien het gaat om grensoverschrijdend wegvervoer en beide landen partij zijn bij het CMR-verdrag. De rechter heeft geoordeeld dat FHU aansprakelijk is voor de schade op grond van artikel 17 CMR, omdat FHU geen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van TSL en niet heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat TSL een vordering kan instellen tegen Interrisk, de verzekeraar van FHU, en dat de schadevergoeding van € 16.987,50 moet worden toegewezen.

De rechter heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, evenals de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vervoerders bij grensoverschrijdend transport en de toepassing van het CMR-verdrag in dergelijke gevallen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
verstek
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10887430 CV EXPL 24-222
Verstekvonnis van 25 juni 2024
in de zaak van
Optima Logistics Group S.A.,
hierna ‘TSL’ te noemen,
te Warschau (Polen),
eiseres,
gemachtigde: mr. R.W.J.M. te Pas,
tegen

1. [naam], handelend onder de naam ‘Firma Handlowo [naam]’,

hierna ‘FHU’ te noemen,
te [vestigingsplaats],
de vennootschap naar buitenlands recht

2. Interrisk Towrzystwo Ubezpieczen Spólka Akcyjna Vienna Insurance Group,

hierna ‘Interrisk’ te noemen,
te Warschau (Polen),
gedaagden,
niet in het geding verschenen.

1.De procedure

1.1.
TSL heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld om aan eiseres te betalen € 16.987,50, vermeerderd met rente en kosten.
1.2.
Nadat vastgesteld is dat aan alle formaliteiten van de Betekeningsverordening 2020/1784 is voldaan, is tegen gedaagden verstek verleend.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
TSL en FHU zijn Poolse transportbedrijven. Interrisk is de verzekeraar van FHU.
2.2.
Wegtransport Groningen B.V. (hierna: WTG) is een Nederlands expeditiebedrijf, dat een gecombineerde transportdienst heeft aangenomen om een vracht pootaardappelen op te (laten) halen bij een adres in ’t Zand en een adres in Uithuizermeden en deze af te leveren bij een adres in Duitsland. WTG heeft TSL voor het transport van deze vracht ingeschakeld.
2.3.
TSL heeft de transportdienst uitbesteed aan FHU.
2.4.
Tijdens het transport heeft de vrachtauto door technische problemen vlam gevat. Een deel van de pootaardappelen is vergaan en een ander deel is overgeladen en alsnog in Duitsland afgeleverd. De koper heeft de ontvangst van deze partij aardappelen geweigerd.
2.5.
WTG heeft TSL aansprakelijk gesteld voor de schade en een factuur ter hoogte van de schade toegezonden.
2.6.
TSL heeft op haar beurt FHU en haar verzekeraar aangeschreven. FHU en Interrisk hebben een inspectie laten uitvoeren op de afleverlocatie. Op basis van het schaderapport heeft Interrisk erkend dat er schade is en deze begroot op € 5.273,44. Interrisk heeft kenbaar gemaakt dat zij dat bedrag, minus € 500,- aan eigen risico, derhalve € 4.773,44 zal voldoen.
2.7.
Betaling van de schade aan TSL is uitgebleven.

3.De beoordeling

3.1.
De zaak heeft internationale aspecten, nu partijen gevestigd zijn in Polen en het hier grensoverschrijdend wegvervoer van Nederland naar Duitsland betreft. De kantonrechter dient daarom eerst haar bevoegdheid en het toepasselijk recht te bepalen.
Bevoegdheid
3.2.
Nu de vordering van TSL betrekking heeft op een geschil aangaande grensoverschrijdend wegvervoer van ’t Zand en Uithuizermeeden, Nederland, naar Duitsland en beide landen partij zijn bij het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR), is de CMR op grond van artikel 1 juncto artikel 41 CMR dwingendrechtelijk van toepassing. De vraag of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om van de vordering van TSL kennis te nemen dient daarom aan de hand van de CMR te worden beantwoord.
3.3.
Deze rechtbank is op grond van artikel 31 CMR bevoegd om van de onderhavige vordering kennis te nemen, omdat de plaats van inontvangstneming van de goederen in
’t Zand en Uithuizermeeden (provincie Groningen) is gelegen.
Toepasselijk recht
3.4.
Zoals hiervoor is overwogen, is de CMR op grond van artikel 1 juncto artikel 41 CMR dwingendrechtelijk van toepassing. Aanvullend, voor zover de CMR niet alle relevante onderwerpen regelt, dient het toepasselijk recht te worden bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo). De kantonrechter zal hier - voor zover nodig - bij de gedaagde partijen nader op in gaan.
Positie FHU
3.5.
TSL legt aan haar vorderingen ten grondslag dat FHU als wegvervoerder op grond van artikel 17 CMR aansprakelijk is voor de tijdens het vervoer ontstane schade en gehouden is tot vergoeding van de door haar te betalen schade.
3.6.
Het CMR biedt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende bepalingen om te beoordelen of FHU gehouden is de schade van TSL te vergoeden. Zo is op grond van de hoofdregel van artikel 17 lid 1 CMR de vervoerder aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering, alsmede voor vertraging in de aflevering. Vaststaat dat de door FHU ten vervoer ontvangen goederen gedeeltelijk door brand teniet zijn gegaan en voor het overige door de koper zijn geweigerd. TSL heeft zich - zo begrijpt de kantonrechter - op het standpunt gesteld dat de vracht pootaardappels volledig verloren is gegaan, omdat de hele partij aardappels niet langer geschikt was voor het beoogde doel. FHU is daarom in beginsel aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.
3.7.
Op grond van artikel 17 lid 2 CMR is de vervoerder echter ontheven van de aansprakelijkheid van artikel 17 lid 1, indien het verlies, de beschadiging of de vertraging is veroorzaakt door schuld van de rechthebbende, door een opdracht van deze, welke niet het gevolg is van schuld van de vervoerder, door een eigen gebrek van de goederen of door omstandigheden, die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.
3.8.
Volgens vaste jurisprudentie kan de wegvervoerder slechts dan met succes beroep doen op die ontheffingsgrond indien hij feiten of omstandigheden stelt en bij betwisting aantoont, waaruit volgt dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder, daaronder begrepen de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2632, S&S 1998/75 Oegema/Amev).
3.9.
FHU heeft, hoewel daartoe gelegenheid geboden, geen verweer gevoerd tegen de door TSL ingestelde vorderingen. Evenmin is gesteld noch gebleken dat FHU een beroep op een ontheffingsgrond toekomt. Hieruit volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat FHU niet alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen.
3.10.
Op grond van het bepaalde in artikel 17 lid 1 CMR is FHU dan ook aansprakelijk voor het verlies van de lading. FHU heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de schade. Dit betekent dat de door TSL gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van FHU dat zij aansprakelijk is voor de geleden schade en de vordering tot betaling van schadevergoeding zullen worden toegewezen.
Positie Interrisk
3.11.
Het is vervolgens de vraag of TSL ook een vordering heeft op Interrisk, de aansprakelijkheidsverzekeraar van FHU. Daarbij is eerst van belang om vast te stellen of ook in de verhouding tussen TSL en Interrisk de CMR voldoende kaders biedt voor de beoordeling van die vraag. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet het geval is, omdat in het verdrag geen bepalingen zijn opgenomen over de aansprakelijkheid van een verzekeraar. Gelet daarop is de aanvullende regeling, zoals opgenomen in Rome I-Vo, van belang.
3.12.
De vraag of TSL een directe actie heeft op Interrisk, de verzekeraar van FHU, en de vraag of de polis dekking biedt voor het voorval, moeten op grond van artikel 7 lid 2 Rome I-Vo worden beantwoord aan de hand van het recht dat op de verzekeringsovereenkomst van toepassing is. Uit de stellingen van TSL leidt de kantonrechter af dat dat Pools recht is. TSL heeft voorts gesteld dat een derde-schadelijdende partij naar Pools recht een directe actie heeft tegen de verzekeraar onder de (vervoerders)aansprakelijkheidsverzekering.
3.13.
Interrisk heeft voorafgaande aan deze procedure, zo blijkt uit de dagvaarding, op basis van een schaderapport gesteld dat de lading pootaardappels niet volledig verloren is gegaan. Interrisk heeft zich bereid verklaard de schade te vergoeden tot een bedrag van
€ 5.273,44, omdat slechts een deel van de schade aan haar verzekerde toerekenbaar zou zijn.
3.14.
TSL heeft zich, zoals in 3.6 al is overwogen, op het standpunt gesteld dat de hele lading aardappels verloren is gegaan door de brand. TSL heeft daarbij uitgelegd dat een deel van de aardappels was vervuild met roet en dat dat - als de aardappels toch waren gepoot en gerooid - tot afkeuring had kunnen leiden van die aardappels vanwege gezondheidsrisico’s. Daarnaast voldeden de aardappels op het moment van aflevering niet meer aan de verwachtingen (kwaliteit A), omdat ze bloot waren gesteld aan hitte. Interrisk heeft de lading weliswaar laten keuren, waarbij de conclusie van de expert is dat niet de brandschade maar het vergevorderde kiemstadium het probleem vormde, maar TSL heeft daarover naar voren gebracht dat FHU heeft nagelaten de aardappels op de juiste manier te bewaren en dat dit probleem pas naderhand is ontstaan.
3.15.
Interrisk heeft in deze procedure, hoewel daartoe gelegenheid geboden, geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van TSL, zodat de stellingen van TSL het uitgangspunt vormen bij de beoordeling. De conclusie is daarom dat de lading pootaardappels als ‘volledig verloren gegaan’ moet worden beschouwd. De kantonrechter zal ook uitgaan van de juistheid van de stelling van TSL dat er naar Pools recht een directe actie bestaat van degene die schade lijdt op de verzekeraar van degene die voor de schade aansprakelijk is. De vordering gericht tegen Interrisk tot betaling van schadevergoeding zal daarom ook wordt toegewezen,
Proceskosten
3.16.
Gedaagden zullen hoofdelijk als de in het ongelijk te stellen partij, in de proceskosten (inclusief de nakosten) worden veroordeeld, zoals in de beslissing is omschreven.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat FHU aansprakelijk is voor de schade;
4.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen € 16.987,50;
4.3.
veroordeelt de gedaagden hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten (inclusief nakosten), tot op heden aan de zijde van eiseres partij vastgesteld op: dagvaarding € 135,97, griffierecht € 1.409,00, salaris gemachtigde € 406,00 en nakosten € 135,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.4.
verklaart dit vonnis - tot zover - uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af - voor zover nodig - het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Baarsma en in het openbaar uitgesproken op
25 juni 2024.
typ: 524
coll: