ECLI:NL:RBNNE:2024:2321

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
18.176045.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verdachte op zijn broer met een mes tijdens een ruzie

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag op zijn broer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De zaak vond zijn oorsprong in een steekincident dat plaatsvond op 16 juli 2023 in Coevorden, waar de verdachte zijn broer met een mes in de hals heeft gestoken tijdens een ruzie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder invloed van alcohol was en dat de fatale steek het gevolg was van een conflict tussen de twee broers. De verdachte heeft wisselend verklaard over de toedracht van het incident, maar de rechtbank oordeelde dat het steken met een mes in de hals van zijn broer, gezien de ernst van het letsel, niet anders kon dan met opzet zijn gedaan. De rechtbank heeft de primair ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen geacht, maar sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en de emotionele gevolgen van zijn handelen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.176045.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 juni 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2023 te [plaats] , gemeente Coevorden, althans in Nederland,
[slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of hals, althans in het lichaam, gestoken en/of gesneden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 2023 te [plaats] , gemeente Coevorden, althans in Nederland, aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of hals, althans in het lichaam, gestoken en/of gesneden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft daartoe gesteld dat verdachte door het steken met een mes in de hals van [slachtoffer] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die [slachtoffer] dientengevolge zou komen te overlijden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het nimmer de bedoeling van verdachte is geweest zijn broer om het leven te brengen en verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn broer zou komen te overlijden. Verdachte heeft zijn broer in een ogenblik proberen weg te duwen en niet beseft dat hij daarbij een mes in zijn handen had. Nadien heeft verdachte het bloeden willen stelpen, een ambulance gebeld en het slachtoffer gereanimeerd teneinde te voorkomen dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Verdachte heeft in een opwelling gehandeld en niet bewust in de hals van zijn broer gestoken.
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 juli 2023, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023187775 (onderzoeksnummer NN3R023051) d.d. 20 oktober 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
Op 16 juli 2024 was ik onder invloed en heb ik mijn broer één keer met een mes gestoken. Ik heb hem aan de linkerkant van zijn keel gestoken. Ik zag heel veel bloed eruit komen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2024, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op zondag 16 juli 2023 omstreeks 23.35 uur kregen wij het verzoek te gaan naar de [adres] te [plaats] in verband met een mogelijke steekpartij. Ter plaatse hadden collega's [naam] en [naam] de verdachte, naar later bleek [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , in de auto gezet.
()
Nadat de ambulancemedewerkers zich ontfermden over het slachtoffer heb ik, verbalisant [naam] , gesproken met [naam] . [naam] verklaarde dat ze een appje had ontvangen van iemand met daarin het verzoek of ze direct konden komen bij [adres] in verband met een noodgeval. In datzelfde bericht stond dat een persoon zijn broer had gestoken.
()
Ik, verbalisant [naam] , zag twee personen op een afstand staan kijken, dit bleken de
medebewoners te zijn van verdachte [verdachte] . Hierop stelde ik hen de vraag of zij ook wisten waar het mes was. Dit wisten zij mij te vertellen en namen mij mee naar de zijkant van de woning. Hier bevind zich de oprit van de woning. Deze oprit had een de linkerzijde een heg. Bij deze heg wezen zij mij de locatie van het mes aan. Ik zag dat het een zilverkleurig zakmes was, die was ingeklapt. Ik schatte dat het mes ingeklapt een lengte had van tien centimeter.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 juli 2023, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 16 juli 2023 kreeg ik een whatsapp-bericht op mijn mobiele telefoon van een van de personen die verblijft bij ons op het vakantiepark te [plaats] . In het whatsapp-bericht werd er gevraagd of ik naar hen toe kon komen omdat er een steekincident had plaatsgevonden. Ik kwam aan bij het vakantiehuisje en zag een man op de grond liggen met een andere man over hem heen gebogen. Ik zag dat de man die op de grond lag iets om zijn keel had zitten. Volgens mij was het iets van een T-shirt. De man die over hem heen gebogen lag was aan het huilen. Ik heb vervolgens druk uitgeoefend op de keel van de man die op de grond lag. Ik zag dat de man die op de grond lag een flink gat in zijn keel had en bloedde. Er verblijven zes personen in het vakantiehuisje, waaronder twee broers en de twee personen die bij mij gemeld hebben dat er gestoken was. Deze twee personen stonden ook buiten. De wond aan de keel bij de persoon die gewond was, was een gapend gat. Het leek niet op een snee, maar echt op een steekwond.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 juli 2023, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 17 juli 2023 kreeg ik een whatsapp-bericht binnen op mijn telefoon van [naam] . Er was een steekincident aan de [adres] , dit betreft een van de vakantiehuisjes op het park waar ik werkzaam ben. Achter het huis zag ik dat er een man op de grond lag en dat er een andere man overheen gebogen lag. Ik heb de man van degene die op de grond lag afgetrokken. Ik zag dat er iets om de keel zat van de man die op de grond lag. Ik zag dat er nog twee andere mannen bij stonden. Ik vroeg aan hen of het de dader was die ik net van degene die op de grond lag had afgetrokken. Ik hoorde hen zeggen dat dat inderdaad het geval was en dat het zijn broer was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 juli 2023, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Heb je de ruzie tussen [verdachte] en [slachtoffer] gevolgd? A: Ik heb het alleen gehoord.
()
V: Heb jij buiten nog iets gehoord toen je stond te roken?
A: Alleen de woorden [slachtoffer] houd je mond, hou op [slachtoffer] . Twee minuten later kwam [slachtoffer] naar de woonkamer en was hij aan het bloeden.
V: Waar was [slachtoffer] aan het bloeden? A: Van zijn kin vanaf de linkerkant.
V: Zei [slachtoffer] nog iets?
A: Hij zei: kijk wat hij bij mij heeft gedaan. Maar hij praatte als een persoon die niet kon ademen. ()
V: Je vertelde eerder dat je naar [verdachte] ging om te vragen waar het mes was. Je zag toen dat hij aan het bellen was met zijn vrouw of moeder. Wat heb je hiervan gehoord?
A: Toen hoorde ik hem zeggen: Ik heb iets vreselijks gedaan, ik heb iets vreselijks gedaan. Hij was toen aan het praten over [slachtoffer] , zijn broer.
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het
Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.07.17.067 (aanvraagnummer 001), d.d. 14 september 2023 opgemaakt door drs. A.I.C. Christiaens, arts en forensisch patholoog, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Datum sectie: 18 juli 2023 Naam [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1983 Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Bovengenoemde persoon is overleden aan de [adres] in [plaats] op 16 juli 2023. Bij het forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1983, is het navolgende gebleken:
()
Uit- en inwendige schouwing ()
3. Aan de hals links, op circa 139 cm van de voetzolen en circa 4 cm van het midden, was een scherprandige huidperforatie van circa 9,5 cm. De oriëntatie was horizontaal. Hierbij was een naar rechts, onderwaarts en achterwaarts gericht steekkanaal met een diepte van circa 3,5 cm. Het verloop was door de linker schuine halsspier, twee linkerondertongbeenspieren en de luchtpijp tot in de halswervel. De beschadigingen aan bot- en kraakbeen zijn uitgenomen voor eventueel MIT-onderzoek.
4. In de luchtwegen was bloedophoping met lichtmicroscopisch tekenen van bloedinademing.
()
Interpretatie van resultaten ()
Aan de hals was een steekletsel door krachtinwerking met een scherprandig voorwerp (zoals een mes). Hierbij was onder meer klieving van de halsspieren en perforatie van de luchtpijp. Dit heeft geleid tot
bloedinademing op basis waarvan het overlijden zonder meer kan worden verklaard. ()
[slachtoffer] , 40 jaar oud, is overleden als gevolg van een steekletsel ter hoogte van de hals.
Bewijsoverweging
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer, [slachtoffer] , op 16 juli 2023 te [plaats] is overleden als gevolg van een steekletsel ter hoogte van de hals waarbij onder meer een bloedvat en de luchtpijp zijn geperforeerd en
[slachtoffer] bloed heeft ingeademd. Bij het onderzoek door de forensisch patholoog is vastgesteld dat de wond in de hals van [slachtoffer] circa 9,5 centimeter breed en 3,5 centimeter diep is en is veroorzaakt door krachtinwerking met een scherprandig voorwerp, zoals een mes.
Niet ter discussie staat dat verdachte onder invloed was van alcohol, verdachte een uitgeklapt mes heeft gehanteerd en [slachtoffer] , de broer van verdachte, door het hanteren van dit mes door verdachte is komen te overlijden. Verdachte heeft wisselend verklaard over de feitelijke toedracht en de wijze waarop het door verdachte gehanteerde mes in de hals van zijn broer terecht zou zijn gekomen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zijn broer met kracht met het mes heeft gestoken, dan wel gesneden. Ter terechtzitting heeft hij daarentegen verklaard dat hij slechts heeft geprobeerd om zijn broer met beide handen weg te duwen, omdat die zich bij herhaling op een vervelende manier aan hem opdrong, en dat hij zich daarbij niet bewust was van het feit dat hij het uitgeklapte mes nog vasthad. De rechtbank acht dat laatste scenario echter niet geloofwaardig. Afgezien van het gegeven dat verdachte dit eerst ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, past dit niet bij het geconstateerde letsel. De steekverwonding aan de hals van het slachtoffer is immers van een dusdanige diepte en omvang dat het niet anders kan dan dat dit met (grote) kracht is toegebracht. Het letsel laat zich niet verklaren door een enkele duwende beweging. Om dezelfde reden kan de rechtbank verdachte ook niet volgen in zijn verklaring dat hij zich op het moment van uithalen niet bewust is geweest van het mes in zijn hand.
De rechtbank wil zonder meer aannemen dat verdachte de uiteindelijke gevolgen van zijn handelen, te weten het overlijden van zijn broer, niet heeft beoogd en dat er bij hem dus geen sprake is geweest van vol opzet op diens dood. Het met kracht met een mes steken in de hals (een zeer kwetsbaar en uiterst vitaal deel van het lichaam) is echter, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van dat handelen, zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de in casu geenszins onwaarschijnlijke mogelijkheid op het overlijden van [slachtoffer] ook bewust heeft aanvaard. Dat verdachte vervolgens de wond van zijn broer heeft proberen te stelpen en nadien heeft getracht
zijn broer te reanimeren, teneinde het intreden van diens dood te voorkomen, kan niet als een contra- indicatie worden gezien voor het op het moment van steken op de koop toenemen van de eventuele dood van [slachtoffer] .
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 juli 2023 te [plaats] , gemeente Coevorden, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] , met kracht, met een mes, in de hals gestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit, indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft daartoe verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de emotionele en psychische gevolgen die het handelen van verdachte reeds ook voor verdachte zelf heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte
zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het pro Justitia-rapport van 6 maart 2024, opgemaakt door N. van der Weegen,
GZ-psycholoog, het pro Justitia-rapport van 19 maart 2024, opgemaakt door
C.J.F. Kemperman, psychiater, en het reclasseringsrapport van 5 april 2024, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 16 juli 2023 schuldig gemaakt aan de doodslag op zijn broer door hem met kracht met een mes in diens hals te steken. De fatale steek is het tragische sluitstuk geweest van een ruzie over onbenulligheden, waarbij de enorme hoeveelheid alcohol die zowel verdachte als het slachtoffer die dag hadden genuttigd een belangrijke rol heeft gespeeld.
Verdachte heeft zo het slachtoffer zijn meest kostbare bezit, te weten diens leven, ontnomen en heeft hun beider familie en nabestaanden intens verdriet en onherstelbaar leed toegebracht. De levens van de nabestaanden zullen door dit familiedrama blijvend en ingrijpend zijn beïnvloed. Daarnaast zijn zowel de personen met wie het slachtoffer en de verdachte in de vakantiewoning verbleven als een medewerker en de eigenaar van het vakantiepark ongewild getuige geweest van de gevolgen van het handelen door verdachte. Zij hebben het slachtoffer van dichtbij zien overlijden, hetgeen zij als zeer schokkend moeten hebben ervaren. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte ter terechtzitting oprecht berouw heeft getoond voor wat hij zijn broer en de nabestaanden heeft aangedaan. Ook is duidelijk dat het voor verdachte zelf bijzonder moeilijk is om te leven met het feit dat hij zijn eigen broer om het leven heeft gebracht.
Persoon van verdachte
Uit het psychologisch pro Justitia-rapport, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, en het psychiatrisch pro Justitia-rapport, opgemaakt door
C.J.F. Kemperman, psychiater volgt - zakelijk weergegeven - dat verdachte lijdt aan een licht verstandelijke beperking en deze verstandelijke beperking ook ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde aanwezig was. De deskundigen concluderen echter dat voornoemde verstandelijke beperking niet de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde heeft beïnvloed en verdachte evenmin verminderd in staat is geweest de effecten van alcoholconsumptie te begrijpen. Gelet op het voorgaande adviseren de gedragsdeskundigen het bewezenverklaarde volledig aan verdachte toe te rekenen. Gelet op het op agressogene effect dat alcohol in het onderhavige geval kennelijk op verdachte heeft gehad, is de verwachting dat het risico op recidive wanneer verdachte wederom een overmatige hoeveelheid alcohol consumeert verhoogd is. Het recidiverisico wanneer verdachte geen alcohol consumeert wordt als laag ingeschat. Enerzijds worden het alcoholgebruik van verdachte, diens verstandelijke beperking als ook de instabiele opvoeding die verdachte heeft genoten daarbij aangemerkt als risicofactoren. Anderzijds heeft verdachte enorm veel spijt van zijn eigen handelen als gevolg waarvan verdachte tevens een depressieve stoornis heeft ontwikkeld en beschikt verdachte over voldoende empathisch vermogen en probleemoplossende vaardigheden, hetgeen als beschermend wordt aangemerkt.
De reclassering schrijft in haar rapport van 5 april 2024 dat zij het risico op recidive in beginsel als laag tot gemiddeld inschat, maar het recidiverisico hoger is wanneer verdachte alcohol nuttigt. Gelet op het feit dat verdachte de Nederlandse taal niet machtig is en voornemens is na zijn periode in detentie terug te keren naar Roemenië, adviseert de reclassering aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risicos te
beperken of tot gedragsverandering te komen.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, verenigen met de inhoud en conclusies van voornoemde rapporten en neemt deze over. De rechtbank stelt op basis van voornoemde rapportages vast dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit weliswaar lijdende was aan een licht verstandelijke beperking, maar dat deze verstandelijke handicap de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde niet heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert derhalve dat het bewezenverklaarde volledig aan verdachte moet worden toegerekend.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en het toegebrachte leed, vanuit het oogpunt van vergelding niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Alles overziend, acht de rechtbank de duur van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden. Met de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak geldt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. J. Faber en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2024.