ECLI:NL:RBNNE:2024:2310

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
18-284583-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met vuurwapen en mishandeling

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich in een periode van drie maanden schuldig heeft gemaakt aan acht strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaar. De zaak betreft onder andere bedreiging met een vuurwapen, waarbij de verdachte op 28 oktober 2023 in Groningen meermalen met een vuurwapen in de lucht heeft geschoten en daarbij aanwezige personen heeft bedreigd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een voordeur en mishandeling van zijn ex-partner op 15 juli 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt in de samenleving. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De verdachte is vrijgesproken van enkele feiten, maar de bewezenverklaring van de overige feiten is voldoende onderbouwd door getuigenverklaringen en proces-verbaal. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat een aanzienlijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/284583-23
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/174899-23, 18/242581-23 en 18/337706-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 juni 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/284583-23, na wijziging van de tenlastelegging:
1. ​
hij op of omstreeks 28 oktober 2023 te Groningen [slachtoffer] en/of in de naastgelegen/omringende woningen/panden aan de [adres] te Groningen aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de bedreiging in de nabijheid bevonden heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (meermalen) (met) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te zwaaien, te richten, in de lucht te houden en/of (een) kogel(s) af te vuren/schieten in de lucht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 oktober 2023 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer] , te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, voor de woning van die [slachtoffer] (aan de [adres] te Groningen) (meermalen) met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) (een) kogel(s) heeft afgevuurd/geschoten in de lucht,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
hij op of omstreeks 28 oktober 2023 te Groningen een vuurwapen van categorie II/III van de Wet wapens en munitie, en/of munitie van categorie II/III van de Wet wapens en munitie
voorhanden heeft gehad.
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur en/of een (kamer)deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een woning gelegen aan de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een telefoon (Samsung Galaxy), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen telefoon onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Groningen in de woning aan de [adres] bij een ander, te weten bij [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
5. hij op of omstreeks 28 oktober 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
in de zaak met parketnummer 18/174899-23:
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Groningen - zijn (ex-)partner [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althnas eenmaal in het gezicht te slaan / stompen en/of (stevig) bij de keel vast te pakken en/of een of meer voorwerpen (een shampoofles en/of ventilator) tegen haar lichaam te gooien.
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en/of een of meer televisie(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
in de zaak met parketnummer 18-242581-23:
hij op of omstreeks 22 september 2023 te Groningenopzettelijk de ambtenaren, te weten [naam] (Politie - Eenheid Noord-Nederland) en [naam] (Politie - Eenheid Noord-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: ''flikkers'' en/of ''kankerflikkers'', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
in de zaak met parketnummer 18/337706-23:
1.
hij op of omstreeks 20 september 2023 te Groningen, althans in Nederland, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy A53), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.
hij op of omstreeks 21 september 2023 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
"kankerhoer, jij bent een kankerhoer! Ik ga je neersteken, ik ga je vermoorden, je moet oppassen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 1 primair, feit 2 en feit 5, parketnummer 18/174899-23 feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op het één maal slaan in het gezicht, en feit 2, parketnummer 18/242581-23 en parketnummer 18/337706-23 feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op schuldheling, en feit 2 is ten laste gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 1, feit 2 en feit 5 is ten laste gelegd, nu uit het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met een vuurwapen in de desbetreffende straat is geweest. Uit het dossier kan evenmin worden vastgesteld dat het voorwerp in de hand van de dader daadwerkelijk een vuurwapen is geweest.
Ook is onbekend hoe lang de huls al op straat lag en blijkt uit het DNA-onderzoek dat het DNA dat op de huls is aangetroffen van iemand anders dan verdachte is. Enkel de camerabeelden zouden uitsluitsel kunnen geven over de vraag of verdachte degene op de beelden is, hetgeen verdachte ontkent.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 18/174899-23 feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op het één maal slaan in het gezicht, en feit 2, parketnummer 18/242581-23 en parketnummer 18/337706-23 feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op schuldheling, en feit 2 is ten laste gelegd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/284583-23, feit 3 en feit 4
De rechtbank acht hetgeen onder parketnummer 18/284583-23, feit 3 en feit 4 primair en subsidiair is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte degene is geweest die op 28 september 2023 de deur heeft vernield en de telefoon heeft gestolen. Twee getuigen hebben waargenomen dat er een man voor de deur van aangever stond en tegen de deur heeft getrapt.
Door één getuige is gezien dat deze man in de woning is geweest. Laatstgenoemde getuige heeft verdachte vervolgens aangewezen als dader, nadat hem voor de tweede maal een foto van verdachte is getoond. De rechtbank acht deze herkenning als ontoereikend voor het bewijs dat verdachte ook daadwerkelijk de dader is geweest.
parketnummer 18/284583-23, feit 1, feit 2 en feit 5:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2023, opgenomen op pagina 31 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024007259 d.d. 7 januari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik zag op het nieuws dat er geschoten was in de [adres] . Hier woon ik. Er kwam vervolgens een agent naar mij toe in het ziekenhuis. Hij zei dat er voor mijn deur geschoten was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2023, opgenomen op pagina 34 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In mijn woning woont onder andere [slachtoffer] . Op 28 oktober 2023 heeft er een conflict plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] ).Een bewoner van mijn woning heeft gehoord dat de voordeur werd ingetrapt. Ik ben daar ter plaatse gegaan en zag dat het slot en het kozijn van de voordeur vernield waren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 oktober 2023 opgenomen op pagina 101 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 28 oktober 2023, omstreeks 16:00 uur, bevond ik mij in mijn woning. Ik hoorde geschreeuw in de straat. Ik ben hierop naar het raam gelopen. Ik zag een man lopen met een vuurwapen in zijn rechterhand. Ik zag dat hij zijn hand met daarin een vuurwapen omhoog bracht en een schot loste in de lucht, dus recht omhoog. Ik zag dat de man, op het moment dat hij mijn woning was gepasseerd, zich omdraaide, in de lucht schoot en terugliep. Ik zag dat de man op dat moment het pad opliep naar de woning [adres] te Groningen. Ik zag dat de man onderwijl handelingen met het wapen verrichtte, het kwam op mij over als dat de man het wapen aan het laden was. Bij de voordeur aangekomen zag ik dat de man een harde trap tegen de deur gaf. Ik zag dat de voordeur, ten gevolge van de trap, werd geopend en dat de man vervolgens doorliep in de hal van de woning. Terwijl de man binnen was hoorde ik een knal.
Kort daarop zag ik dat de man weer naar buiten kwam lopen. Ik zag dat de man het wapen weer omhoog bracht en een schot gaf de lucht in. Ik kan u nog vertellen dat er ongeveer drie kwartier voor dit incident eveneens een ruzie aan de gang was tussen de man met het wapen en een bewoner van de woning [adres] te Groningen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2023, opgenomen op pagina 74 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 30 oktober 2023 kreeg ik het verzoek om camerabeelden te beschrijven in een zaak met een vuurwapen. Op de beelden zag ik het volgende. Ik zag een manspersoon op het voetpad lopen. Ik zag dat deze persoon in zijn rechterhand een zwart dun voorwerp vasthield. Ik zag de persoon heen en weer zwaaien met beide armen, waarbij de armen niet hoger kwamen dan heuphoogte. Ik zag dat het voorwerp daarbij naar beneden gericht bleef.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2023, opgenomen op pagina 95 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Naar aanleiding van het schietincident gepleegd op 28 oktober 2023, gepleegd in de [adres] te Groningen, relateer ik het volgende. Ik ben als wijkagent al jaren werkzaam in de binnenstad van Groningen en als zodanig bekend met een grote groep overlastveroorzakers. Op maandag 30 oktober 2023 bekeek ik de beelden van een camera. Ik heb de beelden een aantal keren bekeken en ik herkende hierbij voor honderd procent de man op deze beelden. Ik herken de man aan zijn stem en aan de manier waarop hij loopt en ik herken hem op enig moment ook aan zijn gezicht. Ik herken deze man voor honderd procent als de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2023, opgenomen op pagina 37 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 28 oktober 2023 omstreeks 16:00 uur kregen wij door dat er geschoten was in de [adres] . Wij zijn met andere eenheden direct ter plaatse gegaan. Voor perceel 25 zagen wij een messingkleurige huls op het wegdek liggen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2024, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Met betrekking tot de op de plaats delict aangetroffen huls kan ik zeggen dat deze van het kaliber 7,65 millimeter is. Tevens is de hulswand vervormd. Het is mij ambtshalve bekend dat deze vervorming vaak optreedt bij het gebruik van omgebouwde gaspistolen of alarmpistolen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich met een vuurwapen heeft begeven naar de woning van aangever, meerdere schoten in de lucht heeft gelost en de deur van aangever heeft vernield teneinde in de woning te kunnen komen.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte daarop was gericht.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het in een woonwijk in de lucht schieten met een vuurwapen zonder meer een bedreiging met enig misdrijf gericht tegen het leven op, te meer nu er van het gebruik van een vuurwapen een enorme dreiging uitgaat. Bij zowel aangever als bij omwonenden kon dan ook in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij het leven zouden verliezen. Dat aangever ten tijde van de bedreiging niet thuis was, maakt het voorgaande niet anders. De bedreiging richtte zich immers (mede) jegens aangever en er was in het onderhavige geval sprake van een langlopende ruzie tussen aangever en verdachte. Aangever is eveneens op de hoogte geraakt van deze bedreiging. De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte ook willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij bij aangever de redelijke vrees zou opwekken dat hij het leven zou verliezen.
parketnummer 18/174899-23:
De rechtbank acht feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op het één maal slaan in het gezicht, en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2023, opgenomen op pagina 5 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023186652 d.d. 16 juli 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
parketnummer 18-242581-23:
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het
Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2024;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 22 september 2023, opgenomen op pagina 5 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-202353396
d.d. 22 september 2023, inhoudend de verklaring van verbalisanten [naam] en [naam] .
parketnummer 18/337706-23:
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik kwam iemand tegen in het uitgaansgebied. Zij gebruikt drugs. Zij had geld nodig. Ik heb de telefoon aangeboden gekregen. Ik mocht de telefoon voor 40 euro kopen. Vervolgens belde de eigenaar van de telefoon.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 8 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023252966 d.d. 31 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik ben 20 september 2023 mijn telefoon verloren. Op 21 september 2023 zag ik via vind mijn Samsung dat mijn telefoon op de [adres] zou liggen. Ik ben vervolgens gaan kijken. Bij de deur kwam een man tevoorschijn en pakte uit de bosjes voor de woning mijn telefoon. Ik heb de telefoon vervolgens in mijn zak gestopt. Ik hoorde hem vervolgens zeggen dat hij 80 euro moest hebben voor de telefoon. Ik hoorde hem zeggen dat hij de telefoon voor 30 euro had gekocht.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de telefoon van aangever, zijnde een Samsung, van iemand heeft gekocht die hij in het uitgaansgebied is tegengekomen. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de telefoon op straat van een voor hem bekende druggebruikster voor 40 euro heeft gekocht.
Voor een bewezenverklaring van opzet- of schuldheling dient te worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van een goed wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daarbij kan onder omstandigheden een rol spelen of de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van het voorwerp.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tijdens het kopen van de telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank overweegt hierbij dat de telefoon aan verdachte is aangeboden voor een bedrag van 40 euro, terwijl de waarde van de telefoon (ruim) hoger ligt. Verdachte heeft verklaard dat hij gevraagd heeft of de telefoon gestolen was, hetgeen volgens de verkoopster niet het geval zou zijn. Niet is gebleken dat verdachte verder onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de telefoon, hetgeen wel van verdachte mocht worden verwacht gelet op de omstandigheden waaronder en de prijs waarvoor hij de telefoon heeft gekocht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was in de [winkel] bij de kassa in gesprek met een meisje. Vervolgens kwam er een medewerker bij en zij ging zich ermee bemoeien. Ik ben toen boos geworden. Ik heb misschien agressief gereageerd en ben misschien bedreigend overgekomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 5 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023252966 d.d. 31 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik was op 21 september 2023 aan het werk bij de [winkel] in Groningen. Omstreeks 14:00 uur kwam er een man voor bij kassa 1 en de servicebalie staan. Ik hoorde de man praten tegen de meiden voor bij de kassa dat ze mooie rode wangen hadden. Ik zei tegen de man dat ze aan het werk waren en verzocht hem om weg te gaan. Ik hoorde de man tegen mij roepen: Kankerhoer, jij bent een kankerhoer! Ik ga je neersteken, ik ga je vermoorden, je moet oppassen. Ik stond door de bedreigingen te trillen op mijn benen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2023 opgenomen op pagina 15 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als getuigenverklaring van [getuige] :
Ik ben werkzaam als kassière bij de [winkel] in Groningen. Op 21 september 2023 was ik aan het werk bij kassa 1. Er liep een man bij de kassa en hij zei dingen zoals: schatje. Mijn collega [slachtoffer] zei tegen de man dat hij ons met rust moest laten. De man werd heel erg boos en ik hoorde dat hij riep: kankerhoer en ik steek je neer.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 1 primair, feit 2 en feit 5, parketnummer 18/174899-23 feit 1 en feit 2, parketnummer 18/242581-23 en parketnummer 18/337706- 23 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/284583-23:
1.
hij op 28 oktober 2023 te Groningen [slachtoffer] en in de naastgelegen woningen aan de [adres] te Groningen aanwezige personen die zich op het moment van de bedreiging in de nabijheid bevonden heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door meermalen met een vuurwapen te zwaaien, te richten, in de lucht te houden en kogels af te vuren/schieten in de lucht.
2.
hij op 28 oktober 2023 te Groningen een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
5. hij op 28 oktober 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft vernield.
in de zaak met parketnummer 18/174899-23:
1.
hij op 15 juli 2023 te Groningen zijn (ex-)partner [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] eenmaal in het gezicht te slaan.
2.
hij op 15 juli 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en televisies, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft vernield.
in de zaak met parketnummer 18-242581-23:
hij op 22 september 2023 te Groningen opzettelijk de ambtenaren, te weten [naam] (Politie - Eenheid Noord-Nederland) en [naam] (Politie - Eenheid Noord-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: ''flikkers'' en ''kankerflikkers''.
parketnummer 18/337706-23:
1.
hij omstreeks 20 september 2023 te Groningen een mobiele telefoon (Samsung) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.
hij op 21 september 2023 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "kankerhoer, jij bent een kankerhoer! Ik ga je neersteken, ik ga je vermoorden, je moet oppassen".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/284583-23
1. primair bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III.
5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
parketnummer 18/174899-23
mishandeling.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
parketnummer 18-242581-23
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
parketnummer 18/337706-23
schuldheling.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/284583-23 feit 1 primair, feit 2 en feit 5, parketnummer 18/174899-23 feit 1 en feit 2, parketnummer 18/242581-23 en parketnummer 18/337706-23 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest en daarbij een taakstraf, zodat verdachte ook een dagbesteding heeft na zijn vrijlating.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 19 maart 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie
en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een periode van ruim 3 maanden schuldig gemaakt aan 8 strafbare feiten. Verdachte heeft zich op 28 oktober 2023 allereerst schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door zich overdag met een vuurwapen te begeven naar de woning van aangever, gelegen in een woonwijk, en meermalen in de lucht te schieten. Dat deze situatie voor aangever en omwonenden zeer beangstigend is geweest blijkt uit de verklaring van aangever en de meerdere getuigenverklaringen. Verdachte heeft met zijn handelen gevoelens van angst, overlast en ongemak veroorzaakt bij aangever en omwonenden. Het handelen van verdachte draagt daarnaast bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt daarnaast in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Het wapen was bovendien geladen en door verdachte zijn daarmee kogels afgevuurd in een woonwijk.
Verdachte heeft zich daarnaast op 28 oktober 2023 schuldig gemaakt aan de vernieling van een deur door deze in te trappen en op 15 juli 2023 aan de vernieling van een spiegel en twee televisies van een ander door deze van het balkon naar beneden te gooien. Met zijn handelen heeft hij schade veroorzaakt en geen respect getoond voor andermans eigendom. Op 15 juli 2023 heeft verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn partner door haar een klap in het gezicht te geven. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn partner en heeft hij haar daarbij pijn toegebracht.
Op 22 september 2023 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de belediging van twee agenten door ze uit te schelden voor (kanker)flikkers. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij twee personen, die zich met hun publieke functie inzetten voor het algemeen belang, in de uitoefening daarvan met beledigende termen lastig valt.
Verdachte heeft zich tot slot omstreeks 20 september 2023 en op 21 september 2023 schuldig gemaakt aan schuldheling door een telefoon te kopen waarvan verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze uit misdrijf was verkregen en aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door aangeefster uit te schelden voor kankerhoer en te zeggen dat hij haar gaat neersteken en vermoorden en dat zij moet oppassen. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goedkope goederen waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht. Uit de aangifte van aangeefster blijkt daarnaast dat verdachte met zijn handelen gevoelens van angst teweeggebracht heeft bij aangeefster.
Verdachte geeft er geen enkele blijk van dat hij inziet wat zijn gedrag bij anderen teweegbrengt. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 22 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 19 maart 2024.
Uit het advies blijkt onder meer dat de leefgebieden psychosociaal functioneren, houding, huisvesting, relatie partner/gezin en familie en middelengebruik delictgerelateerde en risicoverhogende factoren zijn. Verdachte zal zeer waarschijnlijk moeite hebben om zelf zijn leven adequaat vorm te geven en weer op te bouwen na de detentie. Daarnaast is er sprake van bagatelliserend gedrag en heeft verdachte geen behoefte aan begeleiding en behandeling. De reclassering signaleert ook beschermende factoren.
Verdachte lijkt wel enigszins gemotiveerd om zijn gedrag te veranderen, zodat hij niet meer in de problemen komt met de politie. Hij wil na zijn detentie los van zijn partner wonen en zegt op zoek te willen gaan naar een baan. Daarnaast is hij gehecht aan zijn gezin en naaste familie die hem steunen en houdt hij, naar verluidt, meer afstand van zijn risicovolle netwerk. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De (complexe) problematiek en de beperkte motivatie van verdachte voor behandeling, zowel nu als in het verleden, maakt dat de reclassering bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert.
De straf
Gezien de ernst van de feiten, in het bijzonder de bedreiging met het vuurwapen, en de hoeveelheid gepleegde feiten in een kort tijdsbestek kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. De rechtbank ziet hierbij aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, als stok achter de deur. De rechtbank ziet, alles in aanmerking genomen, geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaar opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 640,- ter vergoeding van materiële schade en 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Tevens is er een vergoeding van de proceskosten van 1.563,- gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat, nu er vrijspraak dient te volgen voor hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd, [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor het deel van de vordering dat voortvloeit uit deze feiten. [slachtoffer] dient eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering voor het bedrag van 40,-. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering van de immateriële kosten. Voor wat betreft de proceskosten refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de materiele schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het deel van de vordering dat ziet op de schade die voortvloeit uit hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd, nu hiervoor vrijspraak dient te volgen. [slachtoffer] dient eveneens niet-ontvankelijk verklaard te worden in de vordering voor het bedrag van 40,-. Het immateriële deel van de vordering dient te worden afgewezen nu nergens uit blijkt dat aangever bang is voor verdachte. Voor wat betreft de proceskosten heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze moeten worden beperkt tot 1 punt, namelijk enkel tot het aanwezig zijn bij de zitting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 onder parketnummer 18/284583-23 niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. De rechtbank acht de vordering van 40,- daarnaast onvoldoende onderbouwd, zodat [slachtoffer] voor dat deel van de vordering eveneens niet ontvankelijk wordt verklaard.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering ten aanzien van het materiële en immateriële gedeelte zal de rechtbank de proceskostenvergoeding afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266, 267, 285, 300, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/284583-23 feit 3 en feit 4 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder het onder parketnummer 18/284583-23 feit 1 primair, feit 2 en feit 5, parketnummer 18/174899-23 feit 1 en feit 2, parketnummer 18/242581-23 en parketnummer 18/337706-23 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Benadeelde partij

Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mr. L.W. Janssen en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2024.