Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 1 primair, feit 2 en feit 5, parketnummer 18/174899-23 feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op het één maal slaan in het gezicht, en feit 2, parketnummer 18/242581-23 en parketnummer 18/337706-23 feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op schuldheling, en feit 2 is ten laste gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van hetgeen onder parketnummer 18/284583-23 feit 1, feit 2 en feit 5 is ten laste gelegd, nu uit het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met een vuurwapen in de desbetreffende straat is geweest. Uit het dossier kan evenmin worden vastgesteld dat het voorwerp in de hand van de dader daadwerkelijk een vuurwapen is geweest.
Ook is onbekend hoe lang de huls al op straat lag en blijkt uit het DNA-onderzoek dat het DNA dat op de huls is aangetroffen van iemand anders dan verdachte is. Enkel de camerabeelden zouden uitsluitsel kunnen geven over de vraag of verdachte degene op de beelden is, hetgeen verdachte ontkent.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 18/174899-23 feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op het één maal slaan in het gezicht, en feit 2, parketnummer 18/242581-23 en parketnummer 18/337706-23 feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op schuldheling, en feit 2 is ten laste gelegd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/284583-23, feit 3 en feit 4
De rechtbank acht hetgeen onder parketnummer 18/284583-23, feit 3 en feit 4 primair en subsidiair is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte degene is geweest die op 28 september 2023 de deur heeft vernield en de telefoon heeft gestolen. Twee getuigen hebben waargenomen dat er een man voor de deur van aangever stond en tegen de deur heeft getrapt.
Door één getuige is gezien dat deze man in de woning is geweest. Laatstgenoemde getuige heeft verdachte vervolgens aangewezen als dader, nadat hem voor de tweede maal een foto van verdachte is getoond. De rechtbank acht deze herkenning als ontoereikend voor het bewijs dat verdachte ook daadwerkelijk de dader is geweest.
parketnummer 18/284583-23, feit 1, feit 2 en feit 5:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2023, opgenomen op pagina 31 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024007259 d.d. 7 januari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik zag op het nieuws dat er geschoten was in de [adres] . Hier woon ik. Er kwam vervolgens een agent naar mij toe in het ziekenhuis. Hij zei dat er voor mijn deur geschoten was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2023, opgenomen op pagina 34 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In mijn woning woont onder andere [slachtoffer] . Op 28 oktober 2023 heeft er een conflict plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] ).Een bewoner van mijn woning heeft gehoord dat de voordeur werd ingetrapt. Ik ben daar ter plaatse gegaan en zag dat het slot en het kozijn van de voordeur vernield waren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 oktober 2023 opgenomen op pagina 101 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 28 oktober 2023, omstreeks 16:00 uur, bevond ik mij in mijn woning. Ik hoorde geschreeuw in de straat. Ik ben hierop naar het raam gelopen. Ik zag een man lopen met een vuurwapen in zijn rechterhand. Ik zag dat hij zijn hand met daarin een vuurwapen omhoog bracht en een schot loste in de lucht, dus recht omhoog. Ik zag dat de man, op het moment dat hij mijn woning was gepasseerd, zich omdraaide, in de lucht schoot en terugliep. Ik zag dat de man op dat moment het pad opliep naar de woning [adres] te Groningen. Ik zag dat de man onderwijl handelingen met het wapen verrichtte, het kwam op mij over als dat de man het wapen aan het laden was. Bij de voordeur aangekomen zag ik dat de man een harde trap tegen de deur gaf. Ik zag dat de voordeur, ten gevolge van de trap, werd geopend en dat de man vervolgens doorliep in de hal van de woning. Terwijl de man binnen was hoorde ik een knal.
Kort daarop zag ik dat de man weer naar buiten kwam lopen. Ik zag dat de man het wapen weer omhoog bracht en een schot gaf de lucht in. Ik kan u nog vertellen dat er ongeveer drie kwartier voor dit incident eveneens een ruzie aan de gang was tussen de man met het wapen en een bewoner van de woning [adres] te Groningen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2023, opgenomen op pagina 74 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 30 oktober 2023 kreeg ik het verzoek om camerabeelden te beschrijven in een zaak met een vuurwapen. Op de beelden zag ik het volgende. Ik zag een manspersoon op het voetpad lopen. Ik zag dat deze persoon in zijn rechterhand een zwart dun voorwerp vasthield. Ik zag de persoon heen en weer zwaaien met beide armen, waarbij de armen niet hoger kwamen dan heuphoogte. Ik zag dat het voorwerp daarbij naar beneden gericht bleef.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2023, opgenomen op pagina 95 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Naar aanleiding van het schietincident gepleegd op 28 oktober 2023, gepleegd in de [adres] te Groningen, relateer ik het volgende. Ik ben als wijkagent al jaren werkzaam in de binnenstad van Groningen en als zodanig bekend met een grote groep overlastveroorzakers. Op maandag 30 oktober 2023 bekeek ik de beelden van een camera. Ik heb de beelden een aantal keren bekeken en ik herkende hierbij voor honderd procent de man op deze beelden. Ik herken de man aan zijn stem en aan de manier waarop hij loopt en ik herken hem op enig moment ook aan zijn gezicht. Ik herken deze man voor honderd procent als de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2023, opgenomen op pagina 37 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 28 oktober 2023 omstreeks 16:00 uur kregen wij door dat er geschoten was in de [adres] . Wij zijn met andere eenheden direct ter plaatse gegaan. Voor perceel 25 zagen wij een messingkleurige huls op het wegdek liggen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2024, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Met betrekking tot de op de plaats delict aangetroffen huls kan ik zeggen dat deze van het kaliber 7,65 millimeter is. Tevens is de hulswand vervormd. Het is mij ambtshalve bekend dat deze vervorming vaak optreedt bij het gebruik van omgebouwde gaspistolen of alarmpistolen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich met een vuurwapen heeft begeven naar de woning van aangever, meerdere schoten in de lucht heeft gelost en de deur van aangever heeft vernield teneinde in de woning te kunnen komen.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte daarop was gericht.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het in een woonwijk in de lucht schieten met een vuurwapen zonder meer een bedreiging met enig misdrijf gericht tegen het leven op, te meer nu er van het gebruik van een vuurwapen een enorme dreiging uitgaat. Bij zowel aangever als bij omwonenden kon dan ook in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij het leven zouden verliezen. Dat aangever ten tijde van de bedreiging niet thuis was, maakt het voorgaande niet anders. De bedreiging richtte zich immers (mede) jegens aangever en er was in het onderhavige geval sprake van een langlopende ruzie tussen aangever en verdachte. Aangever is eveneens op de hoogte geraakt van deze bedreiging. De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte ook willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij bij aangever de redelijke vrees zou opwekken dat hij het leven zou verliezen.
parketnummer 18/174899-23:
De rechtbank acht feit 1, voor zover de tenlastelegging ziet op het één maal slaan in het gezicht, en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2023, opgenomen op pagina 5 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023186652 d.d. 16 juli 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
parketnummer 18-242581-23:
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het
Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2024;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 22 september 2023, opgenomen op pagina 5 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-202353396
d.d. 22 september 2023, inhoudend de verklaring van verbalisanten [naam] en [naam] .
parketnummer 18/337706-23:
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik kwam iemand tegen in het uitgaansgebied. Zij gebruikt drugs. Zij had geld nodig. Ik heb de telefoon aangeboden gekregen. Ik mocht de telefoon voor 40 euro kopen. Vervolgens belde de eigenaar van de telefoon.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 8 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023252966 d.d. 31 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik ben 20 september 2023 mijn telefoon verloren. Op 21 september 2023 zag ik via vind mijn Samsung dat mijn telefoon op de [adres] zou liggen. Ik ben vervolgens gaan kijken. Bij de deur kwam een man tevoorschijn en pakte uit de bosjes voor de woning mijn telefoon. Ik heb de telefoon vervolgens in mijn zak gestopt. Ik hoorde hem vervolgens zeggen dat hij 80 euro moest hebben voor de telefoon. Ik hoorde hem zeggen dat hij de telefoon voor 30 euro had gekocht.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de telefoon van aangever, zijnde een Samsung, van iemand heeft gekocht die hij in het uitgaansgebied is tegengekomen. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de telefoon op straat van een voor hem bekende druggebruikster voor 40 euro heeft gekocht.
Voor een bewezenverklaring van opzet- of schuldheling dient te worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van een goed wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daarbij kan onder omstandigheden een rol spelen of de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van het voorwerp.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tijdens het kopen van de telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank overweegt hierbij dat de telefoon aan verdachte is aangeboden voor een bedrag van 40 euro, terwijl de waarde van de telefoon (ruim) hoger ligt. Verdachte heeft verklaard dat hij gevraagd heeft of de telefoon gestolen was, hetgeen volgens de verkoopster niet het geval zou zijn. Niet is gebleken dat verdachte verder onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de telefoon, hetgeen wel van verdachte mocht worden verwacht gelet op de omstandigheden waaronder en de prijs waarvoor hij de telefoon heeft gekocht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was in de [winkel] bij de kassa in gesprek met een meisje. Vervolgens kwam er een medewerker bij en zij ging zich ermee bemoeien. Ik ben toen boos geworden. Ik heb misschien agressief gereageerd en ben misschien bedreigend overgekomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 5 ev. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023252966 d.d. 31 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik was op 21 september 2023 aan het werk bij de [winkel] in Groningen. Omstreeks 14:00 uur kwam er een man voor bij kassa 1 en de servicebalie staan. Ik hoorde de man praten tegen de meiden voor bij de kassa dat ze mooie rode wangen hadden. Ik zei tegen de man dat ze aan het werk waren en verzocht hem om weg te gaan. Ik hoorde de man tegen mij roepen: Kankerhoer, jij bent een kankerhoer! Ik ga je neersteken, ik ga je vermoorden, je moet oppassen. Ik stond door de bedreigingen te trillen op mijn benen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2023 opgenomen op pagina 15 ev. van voornoemd dossier, inhoudend als getuigenverklaring van [getuige] :
Ik ben werkzaam als kassière bij de [winkel] in Groningen. Op 21 september 2023 was ik aan het werk bij kassa 1. Er liep een man bij de kassa en hij zei dingen zoals: schatje. Mijn collega [slachtoffer] zei tegen de man dat hij ons met rust moest laten. De man werd heel erg boos en ik hoorde dat hij riep: kankerhoer en ik steek je neer.