ECLI:NL:RBNNE:2024:2304

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
LEE 23/226
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake overtreding van de plaatselijke afvalstoffenverordening en schending van de hoorplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen beoordeeld. Het besluit, genomen op 21 oktober 2022, betreft het opleggen van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van de plaatselijke afvalstoffenverordening, met een kostenverhaal van € 185,-. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar bij besluit van 18 november 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 26 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank constateert dat de hoorplicht is geschonden, omdat eiseres niet op de hoogte was gesteld van een hoorzitting. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat dit gebrek kan worden gepasseerd, omdat eiseres op de zitting haar standpunten heeft kunnen toelichten. De rechtbank oordeelt dat eiseres de bepalingen van de afvalstoffenverordening heeft overtreden door vuilniszakken naast de container te plaatsen. De rechtbank wijst erop dat bestuursdwang en kostenverhaal in de regel samengaan, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van deze hoofdregel af te wijken. Eiseres' financiële situatie biedt geen grond om het kostenverhaal te matigen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van het college in stand blijft. Eiseres is verplicht de kosten van € 185,- te betalen, maar krijgt wel het griffierecht van € 184,- en reiskosten van € 15,50 vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 mei 2024 door rechter H.J. Bastin, in aanwezigheid van griffier I. Nauta.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen, verweerder

(gemachtigden: mr. R.J. de Haan en S.A. Otter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 21 oktober 2022 tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van de plaatselijke afvalstoffenverordening en het daarin opgenomen bedrag van € 185,- ter verhaal van de gemaakte kosten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 18 november 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het bezwaarschrift. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Tijdigheid van het beroep
5. Voor het indienen van beroep bij de rechtbank geldt een termijn van zes weken. Deze termijn start de dag nadat het besluit op bezwaar bekend is gemaakt. [1]
5.1.
In deze zaak vangt de termijn aan op 19 november 2022, wat betekent dat eiseres uiterlijk 30 december 2022 haar beroepschrift moest indienen. Op 23 november 2022 heeft eiseres bij verweerder kenbaar gemaakt het niet eens te zijn met de beslissing op bezwaar en heeft zij hiervoor gronden ingediend. Nu voor verweerder op grond van de wet een doorzendplicht geldt, telt de datum van ontvangst door verweerder als de datum van indiening van het beroep. Dat de rechtbank het beroep pas later heeft ontvangen doet daar niet aan af. [2] Het beroep is dus tijdig ingesteld.
Schending hoorplicht
6. De rechtbank constateert dat aan het genomen besluit op bezwaar een gebrek kleeft.
6.1.
In het besluit op bezwaar spreekt verweerder over een uitnodiging voor een hoorzitting daterend van 2 november 2022. Eiseres merkt in haar beroepschrift op dat zij deze uitnodiging nooit heeft ontvangen. Zij geeft aan dat ze wel graag van de mogelijkheid tot een hoorzitting gebruik had willen maken om haar standpunten nader toe te lichten.
6.2.
Verweerder brengt naar voren dat de betreffende uitnodiging naar hetzelfde adres is verzonden als voorgaande correspondentie. De brief is echter niet per aangetekende post verzonden. Aanvankelijk zat de brief ook niet in het dossier bij de rechtbank. Deze is ter zitting alsnog overgelegd.
6.3.
Nu verweerder heeft aangegeven dat de brief niet aangetekend is verzonden, is de rechtbank van oordeel dat het eventuele niet aankomen van de brief voor rekening en risico van verweerder komt. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder eiseres niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord en dus is de hoorplicht geschonden. [3]
6.4.
Aangezien eiseres op zitting alsnog in de gelegenheid is geweest haar standpunten toe te lichten passeert de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het is niet aannemelijk dat eiseres door de schending van de hoorplicht is benadeeld.
Kostenverhaal
7. Niet in geschil is dat eiseres met het plaatsen van de vuilniszakken naast de daarvoor bestemde afvalcontainer de bepalingen uit de plaatselijke afvalstoffenverordening heeft overtreden.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 5:25 van de Awb volgt dat bestuursdwang en kostenverhaal in de regel samengaan. [4] De kosten worden in beginsel dus volledig verhaald. Voor het maken van een uitzondering hierop kan aanleiding zijn als de betrokkene geen verwijt valt te maken van de ontstane situatie en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken dat moet worden geoordeeld dat het onevenredig is om de kosten (geheel) op betrokkene te verhalen. Ook andere bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding zijn om de kosten uit een oogpunt van evenredigheid niet (geheel) te verhalen.
7.2.
Eiseres merkt op haar afvalpas vergeten te zijn toen ze de vuilniszakken weg ging brengen. Na de wandeling met haar hond wilde eiseres de pas ophalen om vervolgens de vuilniszakken alsnog weg te gooien. Hoewel de rechtbank zich deze situatie kan voorstellen blijft het feit dat de vuilniszakken naast de container stonden een gegeven.
7.3.
Ook de door eiseres aangevoerde financiële omstandigheden vormen geen aanleiding om van het kostenverhaal af te zien. De enkele stelling dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt is onvoldoende om aan te nemen dat eiseres vanwege haar financiële draagkracht niet in staat zal zijn de kosten te voldoen.
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn dan ook geen omstandigheden aanwezig om van de hoofdregel af te wijken. De overtreding is begaan en verweerder mag de daaraan verbonden kosten van € 185,- verhalen op eiseres.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres verplicht is de onder 7.4 genoemde kosten te betalen aan verweerder.
9. Aangezien de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht moet vergoeden. Verweerder moet ook de door eiseres gemaakte reiskosten van € 15,50 vergoeden. Verder zijn geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- constateert dat het besluit daterend van 18 november 2022 een gebrek vertoont;
- bepaalt met toepassing van 6:22 Awb dat dit gebrek gepasseerd wordt;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder de reiskosten van € 15,50 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024 door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van I. Nauta, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:25
1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
(…)
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
(…)
Artikel 6:15
1. Indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, wordt het, onder vermelding van de datum van ontvangst, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien in plaats van een bezwaarschrift een beroepschrift is ingediend of omgekeerd.
3. Het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan is bepalend voor de vraag of het bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:2
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Het bestuursorgaan stelt daarvan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift op de hoogte alsmede de belanghebbenden die bij de voorbereiding van het besluit hun zienswijze naar voren hebben gebracht.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:7 en 6:8 van de Awb
2.Zie artikel 6:15 van de Awb
3.Zie artikel 7:2 van de Awb
4.Zie artikel 5:25 van de Awb