ECLI:NL:RBNNE:2024:2299

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
LEE 23/2358
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Woo-verzoek en de ontvankelijkheid van bezwaar tegen het besluit van de gemeente Ameland

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland beoordeeld. Eiser had een Woo-verzoek ingediend op 24 oktober 2022, waarin hij vroeg om een gedetailleerd overzicht van de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing over de jaren 2018 tot en met 2022. Het college verklaarde het bezwaar van eiser op 11 april 2023 niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft op 7 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de vraag of verweerder de gevraagde stukken heeft verstrekt centraal staat. Verweerder heeft de benodigde documenten, waaronder een staatje van kostendekkendheid en specificaties van bedragen, aan eiser verstrekt. Eiser betwist echter dat deze stukken voldoende zijn om de kostendekkendheid te onderbouwen. De rechtbank benadrukt dat de inhoudelijke beoordeling van de onderbouwing niet relevant is voor de ontvankelijkheid van het bezwaar. Aangezien verweerder de gevraagde stukken heeft verstrekt, heeft eiser geen procesbelang meer bij zijn bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2358

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland, verweerder

(gemachtigden: L. van der Kroft en J.D. Kooiker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit over zijn verzoek in het kader van de Wet open overheid (Woo).
1.2.
Verweerder heeft bij bestreden besluit van 11 april 2023 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft in zijn Woo-verzoek van 24 oktober 2022 verzocht om een gedetailleerd overzicht en onderbouwing van de lasten en baten waaruit de kostendekkendheid blijkt van de afvalstoffenheffing over de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022.
2.1.
Verweerder heeft bij besluit van 18 januari 2023 het Woo-verzoek van eiser beoordeeld en de op dat moment beschikbare stukken aan eiser verstrekt, namelijk:
 Staatje kostendekkendheid uit zowel programmabegroting als jaarverslag van 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022;
 Specificatie van de bedragen uit activiteitenbegroting en activiteitenrekening per jaar.
2.2.
Eiser is tegen dit besluit in bezwaar gegaan op 24 februari 2023. Eiser stelt in bezwaar dat verweerder er niet in is geslaagd om een gedetailleerd overzicht te produceren welke recht doet aan de bij de ‘verordening op de heffing en invordering van de reinigingsheffing in de gemeente Ameland’ behorende tarieventabel.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser inzake het besluit op zijn
Woo-verzoek. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De rechtbank stelt voorop dat uitsluitend ter beoordeling ligt of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal dan ook niet treden in de inhoudelijke beoordeling van de door verweerder gegeven onderbouwing van de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing. De audiobestanden die eiser in dit kader in de procedure heeft gebracht, kunnen in die zin geen rol spelen en zullen dan ook niet bij de beoordeling worden betrokken.
Is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder niet volledig is tegemoetgekomen aan zijn Woo-verzoek, omdat verweerder de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing niet voldoende heeft onderbouwd. Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij vermoedt dat er meer stukken zijn, omdat verweerder met de verstrekte stukken geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven van hetgeen eiser heeft gevraagd. Eiser voert aan dat uit de raadsvergadering blijkt dat de raadsleden over meer stukken beschikken.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft gevraagd om een overzicht en onderbouwing van de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing. Verweerder heeft in reactie daarop stukken toegezonden. De stelling van eiser dat er meer stukken (zouden) moeten zijn, komt vooral voort uit het feit dat eiser van mening is dat de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing met de verstrekte stukken niet voldoende is onderbouwd. De vraag of de onderbouwing inhoudelijk voldoende is, is echter niet een vraag die in dit geval relevant is. In deze procedure gaat het namelijk over de vraag of verweerder de gevraagde stukken heeft verstrekt en of eiser gelet daarop nog procesbelang had bij zijn bezwaar.
6.2.
Nu verweerder stukken ter onderbouwing heeft verstrekt en de vraag of deze stukken een voldoende onderbouwing geven van de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing in deze procedure niet ter beantwoording voorligt, heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat is tegemoetgekomen aan het Woo-verzoek van eiser. Eiser had daarom geen procesbelang meer bij zijn bezwaar. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.