Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft - in vereniging met een ander- meer dan veertig jerrycans met in totaal ruim dertienhonderd liter synthetisch drugsafval dat afkomstig was van de productie van amfetamine in een natuurgebied, [bedrijf 2] , gedumpt. Door dit handelen heeft verdachte een belangrijke en onmisbare bijdrage geleverd aan de productieketen van synthetische drugs. Het gebruik van deze harddrugs brengt gezondheidsrisicos mee.
Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in natuurgebieden. De afvalstoffen hebben een verwoestend effect op het grondwater en de natuur. Verdachte heeft door zijn handelen een reëel gevaar voor ernstige milieuverontreiniging veroorzaakt. Dat er geen afvalstoffen in de bodem zijn gelekt, is geenszins aan het handelen van verdachte te danken. Dumpingen als in de onderhavige zaak zijn inmiddels aan de orde van de dag en zadelen de overheid op met hoge kosten. Daarmee is dit een groot maatschappelijk probleem. Verdachte heeft zich er geen enkele rekenschap van gegeven dat zijn handelen tot ernstige schade aan natuur en milieu kon leiden maar slechts en uitsluitend zijn eigen belang voor ogen gehad (te weten de verkrijging van een relatief gering geldbedrag).
Het is verder een feit van algemene bekendheid dat de productie van synthetische drugs wordt uitgevoerd door criminele organisaties of samenwerkingsverbanden. Criminele organisaties hebben een ontwrichtend effect op de maatschappij, onder meer door het witwassen van de criminele winsten en de vermenging van de (illegale) onderwereld met de (legale) bovenwereld. Dit werkt ontwrichtend op het economisch verkeer en is ondermijnend voor de maatschappij. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan deze problematiek. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan. Hoewel het iedere verdachte vrij staat zijn eigen proceshouding te bepalen, neemt de rechtbank het verdachte daarnaast kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Voorts houdt de rechtbank, hoewel geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), rekening met het tijdsverloop.
De ernst van het feit rechtvaardigt zonder meer een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank legt een langere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie geëist, omdat naar het oordeel van de rechtbank de ernst van het feit door een straf van kortere duur zou worden miskend. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.1 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2024. mr. K. Bunk en mr. M.A.A. van Capelle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.