ECLI:NL:RBNNE:2024:2279

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
18.113801.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dumpen van synthetisch drugsafval in natuurgebied met ernstige milieuverontreiniging als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander meer dan veertig jerrycans met in totaal ruim dertienhonderd liter synthetisch drugsafval heeft gedumpt in het natuurgebied It Fryske Gea. Dit afval was afkomstig van de productie van amfetamine. De rechtbank oordeelt dat het handelen van de verdachte een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de productieketen van synthetische drugs, wat niet alleen gezondheidsrisico's met zich meebrengt, maar ook ernstige schade aan het milieu kan veroorzaken. De dumpingen van chemisch afval in natuurgebieden zijn een groot maatschappelijk probleem en brengen hoge kosten met zich mee voor de overheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet rekenschap heeft gegeven van de schade die zijn handelen aan natuur en milieu kan toebrengen en dat hij enkel handelde uit eigenbelang. De verdachte heeft een ondergeschikte rol gespeeld in de dumpingen en heeft verklaard onder druk van anderen te hebben gehandeld. De rechtbank houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM.

De rechtbank legt de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, alsook een taakstraf van 240 uren. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, maar houdt ook rekening met het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/113801-21
Vonnis van de meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juni
2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 mei 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 8 juni 2020 tot en met 10 juni 2020, te [plaats] , gemeente Weststellingwerf, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking buiten een inrichting te storten, of anderszins op of in de bodem te brengen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
  • 11 blauwe jerrycans (gevuld met in totaal 220 liter), en/of
  • 3 blauwe jerrycans (elk gevuld met 30 liter), en/of
  • 33 witte jerrycans (gevuld met in totaal 975 liter), en/of
  • 1 witte jerrycan (gevuld met 30 liter), en/of
  • 1 witte jerrycan (gevuld met 30 liter),
(althans) in totaal 1345 liter (vloeistof), bevattende formamide en/of zoutzuur en/of mierenzuur, althans
(restanten van) (gevaarlijke) afvalstoffen, (althans) afval afkomstig van de vervaardiging van amfetamine (door middel van Leuckhart-synthese) en/of (andere) verdovende middelen, gestort en/of achtergelaten en/of anderszins op of in de bodem gebracht aan/nabij de [adres] en/of/althans op grondgebied in eigendom van It Fryske Gea.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het bewijs van het ten laste gelegde geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2020, opgenomen oppagina 4511 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer STRAUSS / NNLR019124 d.d. inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020,opgenomen op pagina 4476 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] ;
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.07.31.051 van d.d. 6 oktober 2020, opgemaakt door ing. A.G.A.
Sprong , NFI-deskundige, inhoudend diens verklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, in de periode van 8 juni 2020 tot en met 10 juni 2020, te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - in verpakking - buiten een inrichting te storten, of anderszins op of in de bodem te brengen, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader:
  • 11 blauwe jerrycans, gevuld met in totaal 220 liter, en
  • 3 blauwe jerrycans, elk gevuld met 30 liter, en
  • 33 witte jerrycans, gevuld met in totaal 975 liter, en
  • 1 witte jerrycan, gevuld met 30 liter, en
  • 1 witte jerrycan gevuld met 30 liter,
in totaal 1345 liter vloeistof, bevattende formamide, zoutzuur en mierenzuur, afval afkomstig van de vervaardiging van amfetamine en/of andere verdovende middelen, gestort en achtergelaten nabij de [adres] en op grondgebied in eigendom van It Fryske Gea.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de op te leggen straf, maar heeft de rechtbank in overweging gegeven een taakstraf van kortere duur op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met een ander meer dan veertig jerrycans met in totaal ruim dertienhonderd liter synthetisch drugsafval dat afkomstig was van de productie van amfetamine in een natuurgebied, It Fryske Gea, gedumpt. Door dit handelen heeft verdachte een belangrijke en onmisbare bijdrage geleverd aan de productieketen van synthetische drugs. Het gebruik van deze harddrugs brengt gezondheidsrisicos mee.
Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in natuurgebieden. De afvalstoffen hebben een verwoestend effect op het grondwater en de natuur. Verdachte heeft door zijn handelen een reëel gevaar voor ernstige milieuverontreiniging veroorzaakt. Dat er geen afvalstoffen in de bodem zijn gelekt, is geenszins aan verdachte te danken. Dumpingen als in de onderhavige zaak zijn inmiddels aan de orde van de dag en zadelen de overheid op met hoge kosten. Daarmee is dit een groot maatschappelijk probleem. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze rekenschap gegeven van de schade die (mede) door zijn toedoen aan natuur en milieu kan ontstaan en heeft slechts gehandeld uit eigenbelang, namelijk verkrijging van een (relatief gering) geldbedrag.
Het is verder een feit van algemene bekendheid dat de productie van synthetische drugs wordt uitgevoerd door criminele organisaties of samenwerkingsverbanden. Criminele organisaties hebben een ontwrichtend effect op de maatschappij, onder meer door het witwassen van de criminele winsten en de vermenging van de (illegale) onderwereld met de (legale) bovenwereld. Dit werkt ontwrichtend op het economisch verkeer en is ondermijnend voor de maatschappij. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan deze problematiek. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur zonder meer gerechtvaardigd zijn. De rechtbank heeft echter tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zowel tijdens zijn verhoor bij de politie als ter terechtzitting van 24 mei 2024 openheid van zaken gegeven. Dat verdachte zelf belang had bij het dumpen van afval dat afkomstig was van een drugslaboratorium is niet gebleken. De rechtbank houdt het ervoor dat verdachte een ondergeschikte rol heeft gespeeld en dat hij niet de initiator van de dumpingen is geweest. De rechtbank ziet namelijk geen reden tot twijfel aan de verklaring van verdachte dat hij onder druk van anderen heeft gehandeld. Dat neemt echter niet weg dat verdachte tot dumping is overgegaan en de risicos en gevolgen daarvan bewust op natuur en milieu heeft afgewenteld.
Ten slotte houdt de rechtbank uitdrukkelijk rekening met het gegeven dat in de onderhavige zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).
Om de ernst van de feiten te benadrukken, maar ook om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, acht de rechtbank, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren op.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.1 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2024. mr. K. Bunk en mr. M.A.A. van Capelle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.