ECLI:NL:RBNNE:2024:2266

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
18-054723-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkoop en bezit van verdovende middelen met bijzondere voorwaarden

Op 7 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verkopen en in bezit hebben van verdovende middelen, waaronder cocaïne en 4-CMC. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd, verscheen ter terechtzitting bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.M. Terpstra. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. Broerse. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verkoop van ongeveer 2,72 gram cocaïne en het in bezit hebben van ongeveer 99,46 gram 4-CMC en 17,09 gram cocaïne op 15 februari 2024 in Leeuwarden. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 67 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast werden in beslag genomen goederen, zoals geld en een telefoon, verbeurd verklaard, terwijl de in beslag genomen drugs onttrokken werden aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.054723.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 mei 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 februari 2024 op of nabij de [adres] te Leeuwarden, althans
te Leeuwarden, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2,72 gram (bruto) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 februari 2024 op of nabij de [adres] te Leeuwarden, althans
te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 99,46 gram (netto) 4-CMC en/of 3-CMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-CMC en/of 3-CMC en/of ongeveer 17,09 gram (bruto) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde 4-CMC en/of 3- CMC en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank1
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zonder de inhoud ervan weer te geven.
Deze opgave luidt als volgt:
  • het proces-verbaal van bevindingen2;
  • de kennisgeving van inbeslagneming3;
  • het proces-verbaal verdovende middelen4;
  • de rapporten NFiDENT5;
  • de bekennende verklaring van verdachte6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 februari 2024 op de [adres] te Leeuwarden, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, ongeveer 2,72 gram bruto cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 15 februari 2024 op de [adres] te Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 99,46 gram (netto) 4-CMC en ongeveer 17,09 gram cocaïne,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en met de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de LOVS oriëntatiepunten en een lagere straf op te leggen dan is geëist door de officier van justitie, met een voorwaardelijk deel zodat er ruimte is voor het
opleggen van bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het adviesrapport van het Leger des Heils, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft harddrugs in zijn bezit gehad en verkocht. De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat cocaïne en 4-CMC een bedreiging vormt voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege de randcriminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlastgevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. De handel in deze verdovende middelen houdt dit mede in stand en vormt dus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 67 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden dienen te worden verbonden. Dit betekent dat aan verdachte als bijzondere voorwaarden worden opgelegd: een meldplicht, meewerken aan de gedragsinterventie CoVa Plus Training of een soortgelijke interventie, meewerken aan middelencontrole en het vinden en behouden van dagbesteding.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het beslag als volgt gevorderd.
Het inbeslaggenomen geld, een telefoon (het dealtoestel, goednummer PL0100-2023231378-1690853) en het sealapparaat dienen te worden verbeurd verklaard, omdat dit goederen zijn met betrekking tot welke de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
De inbeslaggenomen auto kan terug naar de rechthebbende.
De inbeslaggenomen telefoon (goednummer PL0100-2023231378-1690749) kan terug naar verdachte. De inbeslaggenomen drugs, zoals vermeld op de beslaglijst, dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • het inbeslaggenomen geld, ter waarde van 992,50;
  • een telefoon (het dealtoestel, goednummer PL0100-2023231378-1690853);
  • het sealapparaat,
vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat verdachte met behulp hiervan het feit heeft begaan en deze toebehoren toe aan verdachte.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen drugs vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu de feiten hiermee zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen telefoon, merk Apple iPhone (goednummer PL0100- 2023231378-1690749) moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen personenauto van het merk Kia Picanto met kenteken [kenteken] moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, namelijk aan [naam] , wonende aan de [adres] , nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 67 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
Veroordeelde meldt zich binnen veertien dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Zoutbranderij 1, 8933 AJ te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa Plus Training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en (hard)drugs om het middelengebruik te beheersen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen:

  • het inbeslaggenomen geld, ter waarde van 992,50;
  • een telefoon (het dealtoestel, goednummer PL0100-2023231378-1690853);
  • het sealapparaat.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen drugs:

  • Cocaïne (omschrijving: 1690743)
  • Cocaïne (omschrijving: 1690754)
  • Cocaïne (omschrijving: 1690755)
  • Verdovende Middelen (omschrijving: 1690758)
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon van het merk Apple, iPhone (goednummer PL0100-2023231378-1690749).
Gelast de teruggaveaan [naam] , wonende aan de [adres] , van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto Kia Picanto met kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Ruijter, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2024.
mr. K. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van politie eenheid
Noord Nederland Criminaliteit Interventiegroep (drugsteam) met proces-verbaalnummer 2024041700, doorgenummerd 1 tot en met 446. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 57 e.v.
3 Paginas 377, 231, 233 en 234.
4 Paginas 197, 223 en 224.
5 los bij het dossier opgenomen rapport, paginas 229 en 230.
6 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2024.