Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 18-200636-23
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18-167000-23 en 18-021815-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.C. Schutte, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-200636-23
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, bovengenoemde [slachtoffer 1] (meermaals) met een hamer met kracht en/of met een zwaaiende beweging op en/of tegen het achterhoofd, althans het hoofd heeft geslagen, en/of in de richting van het achterhoofd en/of het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bovengenoemde [slachtoffer 1] (meermaals) met een hamer met kracht en/of met een zwaaiende beweging op en/of tegen het achterhoofd, althans het hoofd heeft geslagen, en/of in de richting van het achterhoofd en/of het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bovengenoemde [slachtoffer 2] met een hamer met kracht en/of met een zwaaiende beweging op en/of tegen de hand heeft geslagen en/of in de richting van [slachtoffer 2] heeft geslagen, waardoor voorgenoemde [slachtoffer 2] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 18-167000-23
hij op of omstreeks 7 juli 2023 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door (met kracht) op/tegen het hoofd te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in het scheenbeen en/of kuitbeen, in elk geval één of meer botbreuken, ten gevolge heeft gehad;
Parketnummer 18-021815-24
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2024 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk ramen en/of een deur, althans een huis, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Patrimonium en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2024 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
3.
hij op of omstreeks 21 januari 2024 te Groningen [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, haar dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor hetgeen onder parketnummer 18-200636- 23 feit 1 primair en feit 2, parketnummer 18-167000-23 en parketnummer 18-021815-24 feiten 1, 2 en 3 is ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van de onder parketnummer 18-167000-23 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, te weten dat de mishandeling zwaar lichamelijk letsel (een gebroken been) ten gevolge zou hebben gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18- 200636-23 feit 1 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat, gelet op het ontbreken van een forensisch rapport over het letsel en het relatief geringe letsel dat is vastgesteld bij aangever, niet tot het oordeel kan worden gekomen dat verdachte met zodanige kracht heeft geslagen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever zou kunnen komen te overlijden. Nu een dergelijke aanmerkelijke kans ontbreekt, heeft verdachte deze ook niet kunnen aanvaarden, waardoor niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het doden van aangever.
De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18-200636-23 feit 2 ten laste gelegde, omdat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte met de hamer richting aangever heeft gezwaaid. Bovendien valt niet uit te sluiten dat aangever het letsel heeft opgelopen doordat hij is gevallen.
De raadsman heeft tot slot evenals de officier van justitie gepleit voor vrijspraak van het strafverzwarende onderdeel van het ten laste gelegde onder parketnummer 18-167000-23.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-200636-23, feit 2
De rechtbank acht hetgeen onder parketnummer 18-200636-23 feit 2 is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat op grond van het dossier en hetgeen overigens ter terechtzitting naar voren is gebracht niet kan worden vastgesteld dat verdachte met een hamer tegen of in de richting van aangever heeft geslagen. Het is onduidelijk hoe het letsel aan de hand van de heer [slachtoffer 2] is ontstaan.
Parketnummer 18-200636-23, feit 1 primair
De rechtbank past ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 18-200636-23 feit 1 primair ten laste is gelegd de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en
omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 augustus 2022, opgenomen op pagina 82 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023211008 d.d. 31 oktober 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Vandaag word je voor de tweede keer verhoord in verband met een mishandeling c.q. poging doodslag gepleegd op donderdag 10 augustus 2023 in de Papengang te Groningen. Wil je op voorhand zelf iets verklaren?
A: Ja, ik had hem [
de rechtbank begrijpt:
[slachtoffer 1]] niet op zijn bek moeten slaan met een hamer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2022, opgenomen op pagina 51 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op beeld is te zien dat verdachte [verdachte] tot vier maal toe met een voorwerp richting het hoofd van de aangever [
de rechtbank begrijpt:
[slachtoffer 1]] slaat. De verdachte [verdachte] brengt zijn rechter arm met kracht richting het hoofd van het slachtoffer. Het is een slaande beweging van boven het hoofd naar beneden richting het hoofd van de aangever.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte meermalen met een hamer met kracht op/tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte hiermee (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer.
Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg zoals hier op het overlijden van het slachtoffer is sprake indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Hiervoor is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat het meermalen met een hamer met kracht slaan op het hoofd van een persoon naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans met zich brengt dat het slachtoffer ten gevolge daarvan komt te overlijden. Het herhaaldelijk met kracht slaan op het hoofd, één van de meest kwetsbare delen van het menselijk lichaam nu zich daarin vitale organen zoals de hersenen bevinden, kan immers leiden tot de dood. Dat het letsel dat aangever hieraan heeft overgehouden relatief gering lijkt te zijn, doet hieraan niet af. Verdachte moet zich van deze aanmerkelijke kans bewust zijn geweest. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is het handelen van verdachte daarnaast zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard.
De rechtbank is, in tegenstelling tot de raadsman, dan ook van oordeel dat verdachte hiermee voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Parketnummer 18-167000-23
De rechtbank past ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd onder parketnummer 18-167000-23 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 juli 2023, opgenomen op pagina 52 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023177253 d.d. 13 juli 2023, inhoudend als verklaring van verdachte:
V= Waar heb je hem geraakt?
A= Zijkant van zijn wang. Ik sloeg met rechts.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2023, opgenomen op pagina 18 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Op 7 juli 2023 bekeek ik beelden. Ik zag dat op het beeld Groningen werd weergegeven. Ik zag [slachtoffer 3] , aangever in deze zaak. Ik zag dat verdachte [verdachte] met zijn rechterhand tot vuist gebald de aangever tegen zijn hoofd sloeg. Ik zag dat dit kennelijk met kracht gebeurde.
Parketnummer 18-021815-24, feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht hetgeen is ten laste gelegd onder parketnummer 18-021815-24 feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 mei 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2024, opgenomen op pagina 5 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024018104 d.d. 21 januari 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-200636-23 feit 1 primair, parketnummer 18-167000-23 en parketnummer 18-021815-24 feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-200636-23, feit 1 primair
1.
hij op 10 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, bovengenoemde [slachtoffer 1] meermaals met een hamer met kracht op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 18-167000-23
hij op 7 juli 2023 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door met kracht tegen het hoofd te stompen.
Parketnummer 18-021815-24, feiten 1, 2 en 3
1.
hij op 21 januari 2024 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een raam dat aan Patrimonium toebehoorde, heeft vernield.
2.
hij op 21 januari 2024 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft beschadigd.
3.
hij op 21 januari 2024 te Groningen [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, haar dood zou maken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-200636-23