ECLI:NL:RBNNE:2024:216

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
LEE 24-47
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet ontvankelijk wegens ontbreken connexiteitsvereiste

Op 30 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer LEE 24/47. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, die niet is genoemd in de uitspraak. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dit vereiste houdt in dat er naast het verzoek om voorlopige voorziening ook een bezwaar- of beroepszaak moet zijn. In dit geval ontbrak deze connexiteit, omdat de verzoeker geen besluit heeft overgelegd waartegen hij bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld.

De rechtbank had de verzoeker op 5 januari 2024 verzocht om binnen een week te onderbouwen welke spoedeisende belangen er waren en om een kopie van het besluit waartegen hij in beroep wilde gaan. De verzoeker heeft echter niet gereageerd op deze brief, waardoor de voorzieningenrechter concludeert dat er geen processuele connexiteit is. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/47

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering (Uwv).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat er alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dit betekent dat naast het verzoek om voorlopige voorziening er ook sprake moet zijn van een bezwaar- of beroepszaak (de hoofdzaak). Het ontbreken van connexiteit leidt tot een niet-ontvankelijk verzoek om voorlopige voorziening.
3. Bij brief van 5 januari 2024 heeft de rechtbank aan verzoeker de ontvangst van zijn verzoek om een voorlopige voorziening bevestigd. Hierbij is verzoeker ook verzocht om zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een week na verzending van die brief te onderbouwen welke spoedeisende belangen het treffen van een voorlopige voorziening vereisen. Daarnaast is verzoeker verzocht om een kopie toe te sturen van het gehele besluit waar verzoeker het niet mee eens is, dan wel een stuk waaruit van dit besluit blijkt.
3.1.
Vervolgens stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoeker op de brief van 5 januari 2024 niet heeft gereageerd. Nu verzoeker geen besluit heeft overgelegd ontbreekt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, de processuele connexiteit.

Conclusie en gevolgen

4. Gelet op het bovenstaande is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, omdat er niet wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.