ECLI:NL:RBNNE:2024:2158

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
185710
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om gezamenlijk gezag ondanks slechte verstandhouding tussen ouders en kinderen in ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, d.d. 10 mei 2024, is het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over zijn kinderen toegewezen, ondanks de bestaande problemen in de relatie tussen de ouders en de negatieve impact op de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel klem zitten tussen hun ouders, waarbij de moeder het eenhoofdig gezag uitoefent. De rechtbank oordeelt dat het toekennen van gezamenlijk gezag niet leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de kinderen, maar juist een signaal afgeeft dat beide ouders gelijkwaardig zijn in hun rol. De rechtbank heeft ook de Gecertificeerde Instelling (GI) de regie gegeven over het contactherstel tussen de man en de kinderen, waarbij gespecialiseerde hulpverlening noodzakelijk is om de emotionele lading rondom het contact met de vader te verminderen. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de man en de vrouw gezamenlijk het gezag uitoefenen, zodat de man toegang krijgt tot informatie over de kinderen en betrokken kan zijn bij hun opvoeding. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/185710 / FA RK 22-1520
beschikking van de meervoudige kamer d.d. 10 mei 2024
inzake
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. M.S. Scheffers, kantoorhoudende te Hoogezand,
tegen
[de vrouw],
wonende op een geheim adres,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. A. Mulder, kantoorhoudende te Groningen,
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering
gevestigd te Groningen,
hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling).

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 21 juni 2023, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, heeft de rechtbank iedere verdere beslissing aangehouden, in afwachting van de rapportages van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad).
1.2.
Na de beschikking van 21 juni 2023 heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken in de familiezaak:
 de rapportage van de Raad, binnengekomen bij de griffie op 25 maart 2024;
 de rapportage van de GI, binnengekomen bij de griffie op 26 maart 2024;
 het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 5 april 2024.
1.3.
De zaak is gelijktijdig mondeling behandeld met de jeugdzaak waarin de GI verzoekt om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/17/194274 JE RK 24/265), vanwege de samenhang tussen deze zaken. De zaken zijn mondeling met gesloten deuren behandeld op de zitting van de meervoudige kamer van 11 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
 de man, bijgestaan door mr. M.S. Scheffers;
 de vrouw, bijgestaan door mr. A. Mulder;
 [X] en [X] , namens de GI;
 [X] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven over het verzoek. Zij hebben geen gebruik gemaakt van die gelegenheid.
1.5.
In de zaak over de uithuisplaatsing (C/17/194274 JE RK 24/265) is een afzonderlijke beschikking gegeven (zie hierna r.ov 2.2).

2.De nieuwe feiten

2.1.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 oktober 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 13 november 2024.
2.2.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 1 mei 2024is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling verleend.

3.Het advies van de Raad

3.1.
De Raad adviseert de beslissingen over het gezag en de omgang aan te houden tot 7 januari 2025. Ongeacht wat er vroeger feitelijk precies is gebeurd, staat voor de Raad vast dat de kinderen een beleving van onveiligheid hebben gehad in hun opvoedsituatie. De Raad kan zich daarom niet geheel vinden in de bevindingen van [instantie] dat de kinderen geen legitieme reden hebben om geen contact te willen met hun vader. Dat ligt volgens de Raad genuanceerder. De kinderen hebben verdere hulpverlening (waaronder traumabehandeling) nodig om de lading en de spanning rondom het onderwerp 'vader' te verminderen. Contactherstel moet zeer zorgvuldig aangepakt worden onder begeleiding van professionele en gespecialiseerde hulpverlening (bijvoorbeeld [Y] ). Vanuit de hulpverlening moet er ook aandacht zijn voor erkenning vanuit de man voor de beleving van de onveiligheid van de kinderen. De Raad vindt een omgangsregeling in principe in het belang van de kinderen, maar op dit moment nog niet haalbaar. Eerst moet de gespecialiseerde hulpverlening worden afgewacht. Dat geldt ook ten aanzien van de beslissing over het gezag. Op dit moment vindt de Raad gezamenlijk gezag emotioneel te belastend voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . In de huidige situatie lukt het de ouders niet om constructief samen te werken en met elkaar te communiceren. De Raad vindt dat de ouders wel stappen moeten zetten om vorm te geven aan hun ouderschap, bijvoorbeeld door middel van solo parallel ouderschap.

4.De standpunten

De GI
4.1.
De GI heeft in het kader van de ondertoezichtstelling [instantie] gevraagd onderzoek te doen om zo meer zicht te krijgen op waarom de kinderen zo hevig reageren op contact met hun vader en wat hieraan ten grondslag ligt. Volgens [instantie] is er geen legitieme reden waarom de kinderen geen contact willen met hun vader en is er sprake van psychologische splitsing bij de kinderen, waarbij zij volledig loyaal zijn aan hun moeder en hun vader volledig afwijzen. Er is volgens [instantie] sprake van een proces van ouderonthechting. Daarnaast zijn ook forse zorgen gebleken over het opvoedklimaat bij de moeder. [instantie] heeft geadviseerd om de kinderen met spoed uit huis te plaatsen en de GI heeft besloten een verzoek tot uithuisplaatsing van de kinderen in te dienen bij de rechtbank, zodat de kinderen vanuit een neutrale setting opnieuw kunnen leren zich gezond te hechten op een veilige en duurzame manier aan beide ouders.
4.2.
Ten aanzien van de verzoeken die in onderhavige procedure voorliggen, stelt de GI zich op het standpunt dat de man mede met het gezag moet worden belast en dat de regie voor de omgang bij de GI neergelegd moet worden. De GI vindt het vaststellen van een omgangsregeling op dit moment te voorbarig. De GI ziet wel mogelijkheden voor contactherstel, wanneer de regie over de omgang bij de GI wordt gelegd. Voor het herstel van contact tussen de man en de kinderen is het belangrijk dat beide ouders een gelijkwaardige positie hebben. De GI vindt daarom dat de ouders het gezag moeten delen.
De man
4.3.
De man wil heel graag weer contact met de kinderen. Hij ziet in dat het contact onder begeleiding moet worden opgestart en staat daarvoor open. Hij heeft het gevoel dat de kinderen niet meer de vrijheid voelen om hun eigen mening te vormen en zelf te beslissen met wie zij wel en niet contact hebben. Zij wijzen het contact met de man en de familie van de man geheel af, terwijl er vroeger juist goed contact was tussen hen. Ook vindt de man het zorgelijk dat de kinderen geen herinneringen meer lijken te hebben aan de fijne momenten die zij hebben meegemaakt met de man. De gedragsproblematiek van [minderjarige 1] was ook al aan de orde toen de man, de vrouw en de kinderen nog als gezin samenleefden. De man heeft [minderjarige 1] toen wel eens stevig vastgepakt. Het kan zijn dat [minderjarige 2] dit heeft gezien en dat dit indruk op haar heeft gemaakt. Het beeld dat wordt geschetst van de man dat hij de kinderen mishandeld zou hebben klopt volgens de man absoluut niet. Hij heeft dan ook moeite met het geven van erkenning van dit punt aan de kinderen, omdat het voor hem voelt alsof hij dan iets moet erkennen dat niet is gebeurd.
4.4.
De man handhaaft zijn verzoek om mede met het gezag te worden belast. Hij weet op dit moment heel weinig van de kinderen, omdat de vrouw hem niet tot nauwelijks over hen informeert. Hij heeft nu niet de mogelijkheid om zelf informatie op te vragen over de kinderen, omdat hij geen gezag heeft. De man vindt het een goed moment om mede met het gezag belast te worden, gelet op de betrokkenheid van de gezinsvoogd. De gezinsvoogd kan de ouders hier immers bij begeleiden en bijsturen waar nodig. De man heeft ter zitting benadrukt dat hij vooral mede met het gezag wil worden belast, zodat hij zelf informatie kan opvragen over de kinderen, nu hij deze informatie niet tot nauwelijks krijgt van de vrouw.
De vrouw
4.5.
De vrouw kan zich vinden in het advies van de Raad ten aanzien van de voorliggende verzoeken. Gezamenlijk gezag zou te veel druk op de vrouw leggen, omdat zij veel spanning ervaart alleen al door in dezelfde ruimte te moeten zijn als de man, laat staan als zij rechtstreeks met hem zou moeten communiceren of zou moeten samenwerken. De kinderen willen niet dat de man gezag over hen krijgt en de vrouw maakt zich zorgen over het signaal dat aan de kinderen wordt gegeven als toch wordt beslist dat de man gezag over hen krijgt. De vrouw heeft ter zitting erkend dat zij nalatig is geweest in het informeren van de man over de kinderen, omdat dit haar te veel druk geeft en niet haar prioriteit heeft gelet op wat er allemaal speelt. De vrouw vindt dat de man zich beter eerst kan richten op het contactherstel met de kinderen, waarbij hij de kinderen eerst erkenning zal moeten geven voor wat er in het verleden (in de visie van de kinderen en de vrouw) is gebeurd.

5.De verdere beoordeling

Gezag
5.1.
Op grond van artikel 1:253c Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. De rechtbank wijst dit verzoek slechts af indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun kinderen uitoefenen, tenzij aan een van de hiervoor genoemde gronden wordt voldaan. De rechtbank overweegt dat partijen op dit moment niet met elkaar communiceren en dat de verstandhouding tussen hen slecht is. De rechtbank constateert dat de kinderen in de huidige situatie, waarin hun moeder het eenhoofdig gezag over hen uitoefent, eigenlijk al klem zitten tussen hun ouders. Toekenning van gezamenlijk gezag leidt daarom niet tot het ontstaan van een onaanvaardbaar risico als hiervoor genoemd, zeker nu de man heeft aangegeven dat het hem in eerste instantie te doen is om toegang tot informatie van derden zoals de scholen van de kinderen.
5.3.
De rechtbank acht het voorts op grond van het ter zitting besproken rapport van [instantie] aannemelijk dat er sprake is van een proces van ouderonthechting bij de kinderen ten aanzien van hun vader. De kinderen lijken daarbij te kiezen voor de ene ouder en tegen de andere ouder. Gezien wordt dat de man steeds meer aan de zijlijn komt te staan en steeds minder wordt betrokken bij de kinderen. De vrouw heeft erkend dat zij niet aan haar informatieplicht voldoet terwijl het voor het laten slagen van het contactherstel juist van groot belang is dat de man op de hoogte is van wat er speelt in de levens van de kinderen, zodat hij bij hun belevingswereld kan aansluiten. Voor het doorbreken van het proces van ouderonthechting acht de rechtbank het functioneel dat de man een gelijkwaardige rol krijgt en dus mede met het gezag wordt belast. De vrouw heeft haar zorgen geuit over het signaal dat toewijzing van het verzoek zal afgeven aan de kinderen. De rechtbank overweegt dat toewijzing van het verzoek juist een signaal afgeeft aan de kinderen dat de man net zo goed hun ouder is als dat de vrouw dat is en dat zij een gelijkwaardige rol hebben en allebei onderdeel kunnen uitmaken van hun leven.
5.4.
De rechtbank ziet in dat het op dit moment te vroeg is voor directe communicatie tussen partijen en overweegt dat er de komende periode in elk geval nog een gezinsvoogd betrokken is die een buffer kan vormen in de communicatie en met partijen afspraken kan maken om het gezamenlijk gezag uitvoerbaar te maken voor hen. Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het verzoek van de man om mede met het gezag te worden belast toewijzen.
Omgang
5.5.
Nu de rechtbank hiervoor heeft beslist dat de vader mede met het gezag over de minderjarigen zal worden belast, is artikel 1:253a BW van toepassing op het verzoek ten aanzien van het contact tussen de minderjarige en de vader. In navolging hiervan zal de rechtbank vanaf nu de term regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) hanteren in plaats van de term omgangsregeling.
5.6.
De rechtbank is met de Raad en de GI van oordeel dat het niet haalbaar is om nu een zorgregeling vast te stellen, gelet op de weerstand hiertegen bij de kinderen en de stappen die voorliggend zijn voordat kan worden overgegaan tot contactherstel. Er is een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend, onder meer met als doel om het proces van ouderonthechting te doorbreken en om ruimte te creëren bij de kinderen voor een begeleid hersteltraject met de man. In de rapporten van de Raad en [instantie] is veel geschreven over wat er nodig is om het contactherstel te laten slagen. Zowel de Raad als [instantie] adviseren om gespecialiseerde hulpverlening in te zetten, waaronder traumabehandeling voor de kinderen. Bij zowel de kinderen als de vrouw moet hulp worden ingezet om de emotionele lading bij het thema 'vader' te verminderen. De vrouw moet leren hoe zij het beeld van de kinderen van hun vader in positieve zin kan bijstellen en hoe zij de kinderen zowel in woorden als in gevoel toestemming kan geven om contact te mogen hebben met hun vader. De vader moet hulp krijgen bij hoe hij de kinderen erkenning kan geven voor hun beleving en gevoelens van onveiligheid, los van wat er feitelijk al dan niet is gebeurd.
5.7.
Kortom: in het kader van de ondertoezichtstelling moeten de komende tijd de nodige stappen worden gezet om vanuit de neutrale setting waar de kinderen worden geplaatst met de inzet van gespecialiseerde hulpverlening zorgvuldig toe te werken naar contactherstel tussen de man en de kinderen. De rechtbank acht het anders dan de Raad niet in het belang van de kinderen om de beslissing in deze procedure nogmaals aan te houden in afwachting van de ontwikkelingen en het verloop van de hulpverlening, ook gelet op de spanningen die de kinderen ervaren door de rechtszaken. De GI heeft zicht op hoe het met de kinderen en de ouders gaat en hoe de situatie zich verder ontwikkelt de komende tijd. De rechtbank zal daarom bepalen dat de GI de regie krijgt over de opbouw van het contactherstel van de kinderen met de man. De rechtbank zal het meer of anders verzochte afwijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat voortaan de man en de vrouw gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over de [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] zullen zijn belast, voor zover hun bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
6.2.
bepaalt dat de GI de regie heeft over het toewerken naar contactherstel tussen de man en [minderjarige 2] en over de verdere opbouw van dat contact;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Jansen (voorzitter), mr. G.J. Baken en mr. J.M. Oude Lohuis, allen kinderrechter, bijgestaan door mr. A.J. van Dijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
fn:
871