ECLI:NL:RBNNE:2024:2110

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
18-730162-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen na positieve ontwikkeling

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde die onder de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) valt. De rechtbank heeft de termijn van deze maatregel verlengd met acht maanden. De beslissing volgde op een schriftelijke vordering van de officier van justitie, die een verlenging van veertien maanden had gevorderd. Tijdens de zitting op 16 mei 2024 waren de veroordeelde, diens raadsman, de officier van justitie en een deskundige aanwezig. De rechtbank heeft de positieve ontwikkeling van de veroordeelde in overweging genomen, waaronder zijn deelname aan behandelinterventies en zijn groei in emotieregulatie en copingvaardigheden. De rechtbank heeft ook gelet op de adviezen van de deskundigen, die een verlenging van de maatregel adviseerden, maar met verschillende termijnen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de maatregel met acht maanden te verlengen, in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde en de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de noodzaak van een goede begeleiding en de risico's van recidive, en heeft vastgesteld dat een langer verblijf in de inrichting niet gunstig zou zijn voor de ontwikkeling van de veroordeelde.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730162-19
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 30 mei 2024 in de rechtbank Noord-Nederland
in de zaak tegen

[veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , thans verblijvende in [instelling] ,
[adres] ,
hierna te noemen: veroordeelde.
Procesverloop
De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde zal verlengen met veertien maanden.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2024, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. P.R. Logemann, de officier van justitie mr. A. Hertogs en de deskundige drs. F. van Doorn (GZ-psycholoog/gedragswetenschapper [instelling] ).
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name:
- het door de pedagogisch directeur [instelling] ondertekende rapport met advies d.d. 15 maart 2024 van
het behandelteam van de inrichting waar de veroordeelde is geplaatst, en
- de aantekeningen (perspectiefplannen) omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de
veroordeelde, en
- het psychiatrisch onderzoek pro Justitia d.d. 29 maart 2024 van (kinder- en jeugd)psychiater I.E.
Troost, en
- het psychologisch onderzoek pro Justitia d.d. 29 maart 2024 van GZ-psycholoog W.J.P. Gaertner.

Motivering

De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 11 december 2020 heeft deze rechtbank de veroordeelde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) opgelegd, wegens
- kort gezegd - zware mishandeling, bedreiging met zware mishandeling, twee keer bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, afpersing en diefstal.
De maatregel is aangevangen op 26 december 2020 en op 29 december 2022 verlengd met 18 maanden.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met veertien maanden.
In dit
verlengingsadviesis onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Sinds de vorige verlengingszitting heeft er bij veroordeelde een gestage doch positieve ontwikkeling plaatsgevonden. Er is sprake van intrinsieke motivatie, waarbij veroordeelde oefent met gedragsalternatieven. Veroordeelde heeft de afgelopen periode aan verschillende behandelinterventies meegewerkt, waaronder gesprekken met de psychologisch medewerker in het kader van de gokverslaving, hetgeen ook binnen de schematherapie geadresseerd is. Hij is gegroeid in zijn emotieregulatie- en copingvaardigheden en heeft zichtbaar geprofiteerd van de geboden traumabehandeling waarna meer zicht ontstaan is op de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek. Deelname aan het arbeidstoeleiding
programma is een protectieve factor binnen de behandeling van veroordeelde. Hij heeft zijn groendiploma behaald en is gestart op een externe groenopleiding.
Uit de DSM-5 classificatie van [instelling] d.d. 5 oktober 2022 volgt dat bij veroordeelde onder andere sprake is van een post traumatische stressstoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een periodiek explosieve stoornis, ernstige systeemproblematiek en een dreigende persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Het recidiverisico wordt vooralsnog als hoog ingeschat wanneer veroordeelde géén kaders, begeleiding en behandeling meer krijgt. Passend bij de kernproblematiek is er tijd nodig om een daadwerkelijke gedragsverandering terug te zien. Vooral de ervaren stress en geringe copingvaardigheden, problemen met het hanteren van boosheid en riskant gedrag/impulsiviteit worden hierbij als risicovol gezien. Op sommige momenten wordt een sterke neiging tot zelfbepaling waargenomen. Gezien wordt dat hij van controleverlies (nog) aan het wankelen gebracht kan worden.
In de afgelopen periode heeft veroordeelde wisselend gebruik kunnen maken van zijn
(on)begeleide verlofstatus. Er zijn namelijk meerdere incidenten geweest, waarbij er veelal sprake was van (vermeende) afspraakonbetrouwbaarheid vanuit veroordeelde, onduidelijkheid omtrent de financiën en gedrag passend bij zijn gokverslaving.
Gezien het verloop van de verlofopbouw (te verwachten terugval bij de kernproblematiek en
aanknopingspunten om die bespreekbaar te maken) lijkt een geleidelijke opbouw van verlofstappen en uitbouw van vrijheden noodzakelijk. Zo kan ruimte gecreëerd worden voor veroordeelde om op een veilige en gecontroleerde manier stappen te zetten in zijn behandeling waarbij er ruimte is voor het maken van fouten, het zetten van een stapje terug én het opdoen van succeservaringen.
De deskundige
drs. F. van Doornheeft tijdens de terechtzitting van 16 mei 2024 het verlengingsadvies nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Na multidisciplinair overleg stellen wij ons advies bij en adviseren wij de PIJ-maatregel met twaalf maanden, inclusief zes maanden STP, te verlengen. Een termijn van zes maanden, voorafgaand aan het STP, is noodzakelijk om de beschermende factoren (nog meer) te versterken en toe te werken naar meer zelfstandigheid, bijvoorbeeld via meerdaagse onbegeleide verloven. Het traject gaat met vallen en opstaan en het is van belang dat het vallen wordt begeleid en met het opstaan samen wordt geoefend. De door de pro Justitia-rapporteurs (hierna: PJ-rapporteurs) geadviseerde termijn van acht maanden is mogelijk niet praktisch realiseerbaar, omdat het ingewikkeld is om een passende woonplek in de regio [adres] te vinden. In ons verlengingsadvies wordt een periodiek explosieve stoornis genoemd, maar daarvan kan nu niet meer worden gesproken.
Het advies van de psycholoog
In het psychologisch onderzoek pro Justitia d.d. 29 maart 2024 van GZ-psycholoog W.J.P. van Gaertner wordt geadviseerd de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met acht maanden.
In dit
psychologisch onderzoekis onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven: Er is bij veroordeelde sprake van een gokstoornis en antisociale trekken in de persoonlijkheid.
Veroordeelde is goed in beeld bij de [instelling] , werkt samen en bouwt zijn verloven op. Er kan toegewerkt worden naar het STP, met inachtneming van zowel de kwetsbaarheid van veroordeelde als zijn antisociale trekken in de persoonlijkheid. Er dient een goede begeleide woonvorm gevonden te worden, een ambulante behandelsetting die zowel behandeling en begeleiding kan bieden op het gebied van identiteitvorming, vergroten van copingvaardigheden en emotieregulatie als ook verslavingsbehandeling. Dit kost nog tijd maar de eerste stappen kunnen hiertoe wel gezet worden.
Binnen de kaders van de PIJ-maatregel wordt het risico op recidive en geweld in bredere zin op dit moment laag geacht. Wanneer de PIJ-maatregel nu zou eindigen, is er nog onvoldoende geregeld voor veroordeelde om met voldoende ondersteuning zich verder te kunnen ontwikkelen en te kunnen inbedden in de maatschappij. Dan zal het recidiverisico
matig zijn. Op dit moment is verlenging van de PIJ-maatregel van belang om veroordeelde te begeleiden, te sturen en zich zo te laten ontwikkelen als meer volwassen jongeman in de maatschappij.
Het advies van de psychiater
In het psychiatrisch onderzoek pro Justitia d.d. 29 maart 2024 van (kinder- en jeugd)psychiater I.E. Troost wordt geadviseerd de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met acht maanden.
In dit
psychiatrisch onderzoekis onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
De eerder geconstateerde achterstand op sociaal-emotioneel gebied heeft veroordeelde grotendeels ingehaald, zodat hij nu binnen de gemiddelde range valt. Er wordt op dit moment geen persoonlijkheidsstoornis vastgesteld en veroordeelde voldoet niet meer aan de criteria van een normoverschrijdend gedragsstoornis. Ook de door de [instelling] vastgestelde periodiek explosieve stoornis wordt niet geconstateerd. Wel is er sprake van een lichte gokstoornis. Zonder intensief toezicht en begeleiding/behandeling is de kans op recidive van een geweldsdelict laag-matig. Veroordeelde is toe aan een volgende stap in zijn behandeling. Het recidiverisico is aanvaardbaar en veroordeelde heeft de beschikbare behandelingen doorlopen. Het is van belang om verder te gaan met resocialiseren naar een begeleid wonen plek. Veroordeelde heeft hierbij nog wel begeleiding nodig. Een langer verblijf in de [instelling] voegt op dit moment weinig toe aan zijn verdere ontwikkeling en vormt zelfs een risico. Deze volgende stap zal moeten worden voorbereid en er zal rekening moeten worden gehouden met wachttijden. Snelle aanmelding is daarom van belang. Verlenging van de PIJ-maatregel is nog wel nodig om het STP-traject vorm te geven.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het advies van de [instelling] , in afwijking van de schriftelijke vordering, gevorderd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 12 maanden te verlengen.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, maar menen, overeenkomstig de adviezen van de PJ- rapporteurs, dat een verlenging met acht maanden voldoende is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de overwegingen in het onderliggende vonnis vast dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen verlengd kan worden, voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaren niet te boven gaat.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de
veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen, vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. Verlenging van de maatregel is daarnaast in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld met welke termijn de PIJ-maatregel verlengd dient te worden: met acht maanden, zoals geadviseerd en verzocht door de PJ-rapporteurs en de verdediging, of met twaalf maanden, zoals geadviseerd en gevorderd door de [instelling] en de officier van justitie.
De rechtbank sluit zich aan bij de adviezen van de PJ-rapporteurs en zal de PIJ-maatregel van veroordeelde verlengen met acht maanden. De rechtbank overweegt als volgt.
Al bij de vorige verlengingszitting in december 2022 werd gesproken over de positieve ontwikkeling die veroordeelde doormaakt en het toewerken naar het STP. Die positieve lijn heeft veroordeelde doorgezet (zij het - begrijpelijkerwijze - met ups en downs). De PJ-rapporteurs schatten het recidiverisico zonder het huidige kader in als (laag-)matig. De [instelling] komt tot een hoger recidiverisico, maar dat risico is vastgesteld in een periode dat het minder ging met veroordeelde. Op dit moment gaat het goed met veroordeelde. Hij gaat op onbegeleid eendaagsverlof, naar school en naar rugby. Veroordeelde heeft aangegeven toe te zijn aan een nieuwe stap in zijn traject en niet langer in de [instelling] te willen verblijven. De PJ-rapporteurs hebben ook aangegeven dat toegewerkt kan worden naar het STP, waarbij psychiater Troost stellig is en heeft gerapporteerd dat een verder verblijf in de [instelling] niets meer toevoegt en mogelijk zelfs risicovol is. De rechtbank sluit zich daarbij aan en acht het noodzakelijk en ook verantwoord dat veroordeelde zo snel mogelijk begint met het STP. Dat nog geen geschikte woonplek is gevonden, is in dit geval geen reden om met een langere termijn dan acht maanden te verlengen. Het gaat hier immers om een dwangmaatregel, waarbij rekening gehouden dient te worden met de zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. Langer moeten wachten op het STP, en langer moeten verblijven in de [instelling] , met de huidige positieve stand van zaken, is niet gunstig voor de ontwikkeling van veroordeelde.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde met acht maanden verlengen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde met acht maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H. de Ruijter en mr.
J.A.M. Kwakman, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter terechtzitting op 30 mei 2024.