ECLI:NL:RBNNE:2024:2108

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
22/3497
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening in bestuursrechtelijke zaak over vergunning voor melkrundveehouderij

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 31 mei 2024, wordt het beroep van eiseressen tegen een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) beoordeeld. De vergunning was verleend aan de vergunninghouder voor de uitbreiding van een melkrundveehouderij met een ligboxenstal. De rechtbank stelt vast dat het beroep onverschoonbaar te laat is ingediend. De vergunning was op 29 juli 2022 verleend, en de beroepstermijn eindigde op 9 september 2022. Eiseressen hebben hun beroepschrift pas op 12 september 2022 ingediend, wat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank overweegt dat de publicatie van de vergunning in het Provinciaal blad van Fryslân duidelijk de laatste dag van de beroepstermijn vermeldde. Eiseressen voerden aan dat de publicatie tegenstrijdige informatie bevatte, omdat de vergunning tot en met 22 september 2022 ter inzage lag. De rechtbank oordeelt echter dat deze verwarring niet verschoonbaar is, vooral omdat eiseressen werden bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener. De rechtbank benadrukt dat het risico van een te late indiening voor rekening van de indieners komt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en worden de proceskosten niet vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseressen], uit [plaats], eiseressen
(gemachtigde: mr. V. Wösten),
en

het college van gedeputeerde staten van Fryslân

(gemachtigde: mr. M. van Duin).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [plaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: K.H. Adema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseressen tegen de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb), die aan vergunninghouder is verleend voor het uitbreiden van de melkrundveehouderij aan de [adres] in [plaats], met een ligboxenstal.
1.1.
Het college heeft deze vergunning op 29 juli 2022 verleend met behulp van extern salderen.
1.2.
Het college en vergunninghouder hebben op het beroep gereageerd.
1.3.
Eiseressen hebben op 26 maart 2024 aanvullend gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college met A.G. de Vries en namens vergunninghouder: A.O. Feenstra met [naam], [naam] en [naam]. De gemachtigde van eiseressen heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseressen tegen de vergunning op grond van de Wnb die is verleend voor het uitbreiden van de melkrundveehouderij met behulp van extern salderen. Voordat de rechtbank het beroep inhoudelijk kan behandelen, toetst de rechtbank of aan de procedurele voorwaarden is voldaan. Eén van die voorwaarden is dat eiseressen tijdig beroep moeten hebben ingesteld. Het college bepleit met vergunninghouder dat het beroep onverschoonbaar te laat is ingediend.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat het beroep niet tijdig is ingediend
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Vergunninghouder heeft op 23 december 2021 een aanvraag ingediend voor een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb voor het uitbreiden van de melkrundveehouderij aan de [adres] in [plaats], met een ligboxenstal.
4.1.
Het ontwerpbesluit op de aanvraag heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen die termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
4.2.
Het college heeft op 29 juli 2022 de gevraagde vergunning verleend onder voorschriften. De vergunning is verleend met behulp van extern salderen.
Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een natuurvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
5.1.
De aanvraag om een natuurvergunning is ingediend op 23 december 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wnb, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Hebben eiseressen tijdig beroep ingesteld?
6. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of eiseressen het beroep tijdig hebben ingediend en kunnen worden ontvangen in hun beroep.
6.1.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroepstermijn van zes weken. In zaken die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, zoals het bestreden besluit, geldt op grond van artikel 6:8, vierde lid, van de Awb, dat de beroepstermijn van zes weken begint te lopen met ingang van de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9 van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen of voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6.2.
Het college heeft op 29 juli 2022 kennis gegeven van het verlenen van de vergunning in het Provinciaal blad van Fryslân [1] . In de publicatie is opgenomen:
“Tegen deze vergunning kan een belanghebbende tot en met 9 september 2022 beroep instellen bij de Rechtbank Noord-Nederland.
De vergunning ligt ter inzage t/m 22 september 2022 in het:
- Provinsjehûs Leeuwarden, elke werkdag van 9.00 tot 16.00 uur (graag vooraf contact opnemen)”
6.3.
In de publicatie ontbreekt informatie over de dag waarop het besluit ter inzage wordt gelegd. Op de zitting heeft het college toegelicht dat het bestreden besluit op dezelfde dag als de publicatie, 29 juli 2022, ter inzage is gelegd. Het college heeft toegelicht dat dat de vaste praktijk is en heeft desgevraagd bevestigd dat niet is afgeweken van de vaste praktijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van die toelichting.
6.4.
Uitgaande van het voorgaande begon de beroepstermijn op 30 juli 2022 en eindigde zij op 9 september 2022. Dat is ook de datum die genoemd is in de publicatie van het bestreden besluit. De rechtbank heeft op 13 september 2022 het beroepschrift van eiseressen, gedateerd 12 september 2022, ontvangen. Dit betekent dat het beroepschrift te laat is ingediend.
Is de termijnoverschrijding verschoonbaar?
7. Eisers voeren aan dat hen niet kan worden verweten dat zij niet uiterlijk op 9 september 2022 beroep hebben ingesteld. Zij wijzen er in dit verband op dat in de publicatie staat dat de vergunning tot en met 22 september 2022 ter inzage lag. Omdat in het algemeen de laatste dag van de terinzagelegging overeenkomt met de laatste dag van de beroepstermijn, zijn zij ervan uitgegaan dat zij uiterlijk op 22 september 2022 beroep in konden stellen, zo begrijpt de rechtbank de schriftelijke toelichting van eiseressen. Mocht het beroep toch niet tijdig zijn ingediend, dan is volgens eiseressen sprake van een verschoonbare overschrijding omdat de publicatie tegenstrijdige informatie bevat en ruimte laat voor verwarring over de einddatum voor het instellen van beroep.
7.1.
Het college voert aan dat het in dit geval op de weg van eiseressen had gelegen om, in het geval er twijfel zou zijn over de laatste dag van de beroepstermijn, dat te verifiëren. Het college wijst er in dit verband op dat eiseressen zich laten bijstaan door een professionele rechtshulpverlener.
7.2.
De rechtbank is met het college van oordeel dat de termijnoverschrijding in dit geval niet verschoonbaar is. In de publicatie van 29 juli 2022 is de laatste dag van de beroepstermijn uitdrukkelijk genoemd. Dat er een tweede datum is genoemd in de publicatie, doet daar niet aan af. Die datum ziet niet op de aanvang van de terinzagelegging of de beroepstermijn. Het later indienen van een beroepschrift moet in dit geval voor risico van de indieners blijven. De rechtbank acht daarbij van belang dat de gemachtigde van eiseressen een professionele rechtshulpverlener is en dat ook de belangen van de vergunninghouder bij het besluit betrokken zijn. Voor het overige zijn door eiseressen geen bijzonderheden aangevoerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat eiseressen het beroep onverschoonbaar te laat hebben ingesteld. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiseressen krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Provinciaal blad 2022, 9158