ECLI:NL:RBNNE:2024:2092

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
LEE 23/1771
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor aanleg pluktuin op agrarisch perceel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 31 mei 2024, wordt het beroep van eisers tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld om een omgevingsvergunning te verlenen, beoordeeld. Eisers, een echtpaar uit [plaats], hadden op 13 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een aanlegvergunning voor een pluktuin met 19 fruitbomen en een rododendronhaag op hun agrarisch perceel. Het college heeft deze aanvraag op 16 november 2022 afgewezen, omdat de beplanting volgens hen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarde van het open graslandgebied, wat in strijd is met het bestemmingsplan 'Buitengebied Noordenveld'. De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft toegelicht waarom de pluktuin niet in overeenstemming is met de landschappelijke waarden die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. De rechtbank stelt vast dat de pluktuin, die door eisers als hobbymatig wordt aangeduid, niet past binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden'. De rechtbank concludeert dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht is, en dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat het college het griffierecht en proceskosten aan eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2024 in de zaak tussen

1. [eiser] ,eiser en
2. [eiseres] ,eiseres, uit [plaats] , gezamenlijk aangeduid als eisers
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld, het college
(gemachtigde: Y. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de weigering van het college om een omgevingsvergunning te verlenen. Het gaat om een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), kortweg aanlegvergunning genoemd. Eisers hebben naast hun woning aan de [adres] in [plaats] een (toekomstige) pluktuin gerealiseerd, door het planten van 19 fruitbomen en een rododendronhaag. Voor het aanbrengen van lijnvormige beplantingen was op dat moment op grond van het geldende bestemmingsplan een aanlegvergunning nodig. Om de beplanting te legaliseren, hebben zij op 13 oktober 2022 een aanlegvergunning aangevraagd.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 16 november 2022 afgewezen. Bij besluit van 10 maart 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Volgens het college doet het planten van bomen op deze locatie afbreuk aan de landschappelijke waarde van het open graslandgebied. Dit is volgens het college in strijd met de voorwaarden voor het verlenen van een aanlegvergunning, zoals vermeld in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Noordenveld’. [1] Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers en de gemachtigde van het college deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. De weigering blijft daarmee in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Welk recht is van toepassing?
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 13 oktober 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Welk besluit beoordeelt de rechtbank?
5. Het beroep van eisers richt zich tegen het besluit van 10 maart 2023. De rechtbank stelt vast dat het college in een brief van 21 juni 2023 een aanvullende motivering heeft gegeven. Het college verwijst naar dit schrijven als een vervangend besluit, waarop artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat de aanvullende motivering de rechtsgevolgen van het besluit van 10 maart 2023 niet verandert. Daarom is de brief van 21 juni 2023 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank betrekt de aanvullende motivering wel bij haar beoordeling van het beroep van eisers tegen het besluit van 10 maart 2023.
Mocht het college verwijzen naar het advies van de commissie bezwaarschriften?
6. Eisers hebben aangevoerd een beslissing op bezwaar niet mag worden gemotiveerd met een verwijzing naar een advies van de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften (de commissie). Het college had volgens eisers een eigen afweging moeten maken naar aanleiding van dat advies.
6.1.
Artikel 3:49 van de Awb maakt het mogelijk dat ter motivering van een besluit wordt volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies. Het advies moet dan wel de motivering bevatten. Ook moet van het advies kennis worden gegeven. Het standpunt van eisers is daarom niet juist. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Welke bestemming heeft de grond waarop de pluktuin is gerealiseerd?
7. Volgens eisers is het realiseren van een pluktuin en de bijbehorende rododendronstruiken voor bestuiving een hobbymatige agrarische activiteit. Hobbymatige agrarische activiteiten zijn toegestaan binnen de bestemming ‘Wonen- boerderij’. Daarom is de realisatie van de pluktuin volgens eisers niet in strijd met het bestemmingsplan.
7.1.
In artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo staat dat het verboden is om gronden te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Op het perceel van eisers was, ten tijde van belang, het bestemmingsplan ‘Buitengebied Noordenveld’ (het bestemmingsplan) van toepassing. Het gedeelte van het perceel waar de woning staat en een deel van het erf daar omheen heeft de bestemming ‘Wonen – boerderij’. Het gedeelte van het perceel van eisers waarop zij de pluktuin hebben gerealiseerd heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Of het realiseren van een pluktuin past binnen de bestemming ‘Wonen – boerderij’ is daarom bij de beoordeling van de aanvraag niet van belang. Het gaat om de vraag of de pluktuin past binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Past het realiseren van de pluktuin binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden’?
8. Eisers geven aan dat hun boerderij en het bijbehorende perceel altijd al een agrarisch bedrijf is geweest, en zij willen deze uitstraling behouden. Volgens hen is het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten zoals een pluktuin toegestaan op deze locatie, omdat het gaat om het uitoefenen van een agrarisch bedrijf.
8.1.
Met het college is de rechtbank van oordeel dat in het bestemmingsplan onderscheid wordt gemaakt tussen het hebben van een agrarisch bedrijf en het hobbymatig agrarisch gebruiken van een perceel. Dit volgt uit de artikelen 1.13 en 1.60 van het bestemmingsplan. De pluktuin van eisers is, zoals zij zelf aangeven, een hobby en niet bedoeld om een inkomen mee te verwerven. Het is dus geen bedrijf. Bovendien heeft het college terecht aangevoerd dat op de locatie geen boomgaard (waaronder deze pluktuin valt) is toegestaan. Dit is alleen toegestaan als de locatie op de plankaart is aangeduid met ‘specifieke vorm van agrarisch – boomgaard’. Op de locatie waarop eisers de pluktuin hebben gerealiseerd, staat die aanduiding niet. Tot slot is in artikel 6.1.3 van het bestemmingsplan uitdrukkelijk bepaald dat dat opgaande vormen van boom- en fruitteelt verboden zijn binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Het gebruik van de grond als pluktuin is daarom in strijd met het bestemmingsplan. Het standpunt van eisers dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van dit verbod leidt niet tot een ander oordeel, omdat er geen sprake is van bedrijfsmatige fruitteelt. De in artikel 6.5.1 genoemde afwijkingsmogelijkheid is daarom niet van toepassing. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van onevenredige aantasting van landschappelijke en natuurlijke waarden?
9. Tussen partijen is niet in geschil dat de fruitbomen en de rododendronstruiken lijnvormige beplanting zijn. Ook zijn partijen het erover eens dat voor het aanleggen van lijnvormige beplantingen binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ een aanlegvergunning is vereist. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen. Partijen verschillen van mening over de vraag het planten van rododendronstruiken en fruitbomen past binnen de landschappelijke waarden zoals genoemd in artikel 6.1.1 van het bestemmingsplan.
9.1.
Volgens eisers is dat wel het geval. Dit volgt volgens hen uit de Noordenveldse kwaliteitsgids. Hun perceel is afgebakend met coulissen en houtsingels, zware boombeplanting langs wegen is gewenst en er is sprake van een dorpse inrichting met een agrarisch karakter. Er is volgens hen geen sprake van een open graslandschap. Ter zitting hebben eisers daar aan toegevoegd dat de over de haag en tussen de bomen door gekeken kan worden en de fruitbomen in de winter geen blad hebben.
9.2.
In het besluit van 10 maart 2023 heeft het college eveneens verwezen naar de Noordenveldse kwaliteitsgids. Het heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van het gebied als ‘open graslandgebied’ beschermd dient te worden. Die waarde kenmerkt zich door lintvormige bebouwing met een agrarisch karakter met veel doorzichten naar het landschap en er komen veel graslanden voor. De zware boombeplanting langs de wegen dient gekoesterd te worden. Het aanplanten van lijnvormige rododendronstruiken en fruitbomen strookt daar niet mee, volgens het college. In de aanvullende motivering van 21 juni 2023 heeft het college daaraan toegevoegd dat ter plaatse van de midden- en bovenloop van het Peizerdiep houtwallen dwars op de stromingsrichting zijn geplaatst, met soms dwarswallen. Door het aanleggen van nieuwe beplanting in verschillende rijen midden op een perceel vindt er juist een aantasting van dit kenmerkende landschap plaats, volgens het college.
9.3.
Artikel 2.11 van de Wabo bepaalt, voor zover van belang, dat een aanlegvergunning wordt geweigerd als de werkzaamheden in strijd zijn met de regels die daarover in het bestemmingsplan staan. In artikel 6.6.1 van het bestemmingsplan staat dat in dit geval de volgende regels gelden:
- het plan wordt in zijn geheel beoordeeld,
- er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de in artikel 6.1.1 omschreven waarden en
- mogelijk moet overleg gevoerd worden met het waterschap.
Artikel 6.1.1 bevat een opsomming van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden die behouden dienen te blijven en hersteld dienen te worden. De rechtbank moet beoordelen of het college aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen dat er onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te behouden landschappelijke waarden van het gebied.
9.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende toegelicht waarom de pluktuin van eisers onevenredige afbreuk doet aan de kenmerken van het landschap die behouden dienen te blijven. De rododendrons die langs de weg zijn geplant, ontnemen (als zij volgroeid zijn) het zich op het achterliggende landschap. Een haag van rododendrons langs een agrarisch perceel is bovendien niet hetzelfde als zware boombeplanting langs wegen. Ook het aanleggen van een boomgaard op agrarische cultuurgrond verandert de kenmerkende doorzichten van het landschap. Dat ten zuiden van de woning van eisers bomen zijn gekapt waardoor daar een nieuw doorzicht ontstaat, maakt dat niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
Had het college moeten beoordelen of een andere vorm van beplanting ook mogelijk is?
10. Eisers voeren aan dat zij de beplanting ook anders dan lijnvormig willen aanplanten.
10.1.
Het college stelt dat het de aanvraag moet beoordelen zoals die is ingediend. Daar komt volgens het college bij dat ook beplanting in een andere vorm afbreuk doet aan de waarde van het open graslandschap. Het beeld wordt ook door willekeurige beplanting verstoord, aldus het college.
10.2.
De rechtbank is het met het college eens dat de aanvraag moet worden beoordeeld zoals die is ingediend. De aanvraag betreft een rododendronhaag vanaf de woning tot aan de noordgrens van het perceel, met daarachter drie rijen met fruitbomen. Het staat eisers vrij om met het college in overleg te gaan over een andere indeling van het perceel, maar dat maakt geen onderdeel uit van deze procedure over de geweigerde aanlegvergunning. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering in stand blijft. In het feit dat het college het nodig achtte om de motivering na indiening van het beroepschrift aan te vullen ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het college het griffierecht aan eisers moet vergoeden. Eisers krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten van € 162,60 (twee uur verletkosten á €75,- en reiskosten op basis van openbaar vervoer tweede klasse [plaats] -Groningen (retour) voor twee personen á € 3,15).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 162,60 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:49
Ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.

Artikel 6:19

1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, […]

Artikel 2.11

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan […], wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is […].
2. Indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
[…]
Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld
Artikel 1 Begrippen
1.13
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door het houden van dieren;
1.28
boomgaard:
stuk grond, beplant met fruitbomen;
1.6
hobbymatig agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren (niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een bollenteeltbedrijf of een vis- of wormenkwekerij, om daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid) op niet bedrijfsmatige wijze;

Artikel 6 Agrarisch met waarden

6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
uitoefening van het agrarisch bedrijf;
cultuurgrond;
[…]
k. moestuinen en boomgaarden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - moestuin' en 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard'
[…]
n. behoud en herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
met de daarbij behorende:
6.1.3
Hout-, boom- en fruitteelt
In de bestemming zijn houtteelt en opgaande vormen van boom- en fruitteelt, alsmede de aanleg van nieuwe (grootschalige) boselementen niet begrepen.
[…]
6.5
Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1
Hout-, boom- en fruitteelt
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1.3 voor het gebruik van agrarische cultuurgrond voor houtteelt en opgaande vormen van boom- en fruiteelt.
[…]
6.6
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1
Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
[…]
2. het aanbrengen en verwijderen van lijnvormige beplantingen;
[…]
6.6.3
Voorwaarden
a. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
b. De in lid 6.6.1 bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 6.1.1 omschreven waarden.
c. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.

Voetnoten

1.Artikel 6.6.1.