In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 21 mei 2024 een beschikking gegeven inzake de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van haar minderjarige kind naar [plaats 1] en voor inschrijving op een school in die plaats. De vrouw heeft op 5 maart 2024 een verzoekschrift ingediend, waarin zij stelt dat er een noodzaak voor de verhuizing bestaat, mede omdat zij een nieuwe partner heeft die in [plaats 1] woont. De minderjarige, die zich identificeert als non-binair, heeft de wens geuit om in een nieuwe omgeving opnieuw te beginnen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de minderjarige zelf gesproken over diens wensen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 2021 bij de vrouw woont en dat de vrouw al jaren de zorg voor de minderjarige heeft gedragen. De man, de vader van de minderjarige, heeft bezwaar gemaakt tegen de verhuizing en betwist dat er een noodzaak voor bestaat. Hij vreest dat de verhuizing negatieve gevolgen zal hebben voor de minderjarige, die al kampt met mentale en fysieke problemen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verhuizing in het belang van de minderjarige is, omdat deze zich in de huidige situatie niet op zijn plek voelt en behoefte heeft aan een nieuwe start.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen, met inachtneming van het belang van de minderjarige om zich tijdig in te schrijven op de nieuwe school. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het belang van de minderjarige om te kunnen starten op de nieuwe school zwaarder weegt dan het belang van de man om eerst een mogelijk hoger beroep af te wachten. De rechtbank heeft ook de communicatie tussen de ouders aangemoedigd en hen geadviseerd om deel te nemen aan een hulpverlenings- of mediationtraject.