ECLI:NL:RBNNE:2024:2035

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/18/234347 KG RK 24-149
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 30 april 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Assen een verzoek tot wraking van rechter mr. R.B. Maring afgewezen. Het verzoeker, die als verdachte betrokken was in een strafzaak, stelde dat de rechter vooringenomen was en niet in staat was om zijn belangen te behartigen. Dit verzoek volgde na een zitting op 23 april 2024, waar de rechter had aangegeven dat verzoeker niet goed in staat was om zijn belangen zelf te behartigen. Verzoeker onderbouwde zijn wrakingsverzoek met de stelling dat de rechter niet objectief was en dat hij gebonden was aan eerdere civiele uitspraken. De rechter heeft echter in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat er geen sprake was van partijdigheid en dat zijn beslissing was genomen uit zorg voor de belangen van verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet had kunnen onderbouwen waarom er sprake zou zijn van vooringenomenheid en dat de rechter zijn beslissing op een zorgvuldige manier had genomen. Het verzoek tot wraking werd daarom kennelijk ongegrond verklaard, en er werd geen mondelinge behandeling van het verzoek gehouden. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/234347 KG RK 24-149
Beslissing van 30 april 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. R.B. Maring,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter op
23 april 2024, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn
vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 24 april 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Ter terechtzitting van de politierechter van 23 april 2024 in de zaak met
[parketnummer] , waarbij verzoeker als verdachte is betrokken, heeft verzoeker een mondeling verzoek gedaan tot wraking van de rechter.
2.2
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij het niet eens met de mededeling van de rechter ter terechtzitting van 23 april 2024 dat hij niet goed in staat zou zijn zelf zijn belangen te behartigen. Verzoeker heeft aangegeven:
“Ik ben volledig in orde. Het betreft [partij in hoofdzaak] (aangever) die niet deugt. [partij in hoofdzaak] is geen buurman. In mijn hoofd is het helemaal in orde. Daarnaast bent u gehouden aan de civiele uitspraken (17 augustus 2023 en december 2023) Ik heb al gezegd toen ik de griffie belde dat [notaris] de inschrijving in het kadastrale register niet heeft gecorrigeerd en er een klacht ingediend kan worden tegen de politierechter en de wrakingskamer. Nu zijn we weer in hetzelfde stadium beland. U bent aan het civiele vonnis gebonden en als strafrechter kunt u daar niks aan veranderen.”
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft
schriftelijk op het verzoek gereageerd. De rechter heeft -kort weergegeven- aangevoerd dat bij de behandeling van de zaak er geenszins sprake is geweest van partijdigheid of vooringenomenheid, dan wel andere feiten of omstandigheden die een wraking zouden kunnen rechtvaardigen. De rechter licht toe dat bij hem -op grond van het strafdossier, de door verzoeker ter terechtzitting overgelegde stukken, het verhandelde ter terechtzitting en de door verzoeker ter terechtzitting overgelegde pleitnotitie met bijlagen- het vermoeden rees dat verzoeker in het strafproces niet in staat is (geweest) om zijn belangen behoorlijk te behartigen als bedoeld in artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Dit maakte dat de rechter na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting niet direct uitspraak heeft gedaan, maar verzoeker dit heeft meegedeeld. Verzoeker liet daarop weten dat hij de rechter wilde wraken. De rechter licht toe dat het vervolgens moeite kostte om met verdachte tot een goede formulering van de wrakingsgronden te komen. Dit sterkte de rechter in de overtuiging dat hij een juiste beslissing had genomen, op grond van welke beslissing een advocaat aan verdachte kan worden toegewezen zodat hij zich naar behoren kan verweren in de strafzaak die tegen hem loopt alvorens een einduitspraak wordt gedaan.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 512 Sv kan op verzoek van een verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker de rechter vooringenomen acht, omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen. De rechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet goed in staat zou zijn zelf zijn belangen te behartigen. De juistheid van deze rechterlijke beslissing kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. Verzoeker heeft evenwel niet kunnen onderbouwen waarom sprake zou zijn van vooringenomenheid. Andere concrete feiten waaruit de rechtbank vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. Integendeel, de rechter heeft juist uit zorg voor de belangen van verzoeker de betreffende beslissing (dat aan verzoeker een advocaat zal worden toegevoegd) genomen. Het wrakingsverzoek wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard.
3.4.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond.
4.2.
bepaalt dat de hoofdzaak (met [parketnummer] )
wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot
wraking, bevond.
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, de rechter en de [Officier van Justitie] .
Deze beslissing is gegeven door de mr. J. de Vroome, voorzitter, mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman en mr. A.S. Venema-Dietvorst, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr.
H. Wachtmeester-Koning en uitgesproken op 30 april 2024.
Deze beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.