ECLI:NL:RBNNE:2024:2034

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
18-049156-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van geldautomaten en bedreiging van moeder met ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van twee geldautomaten en de bedreiging van zijn moeder. De feiten vonden plaats in de gemeente Smallingerland, waar de verdachte op 12 februari 2024 opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele en een vaste geldautomaat heeft vernield, die toebehoorden aan een bedrijf. Daarnaast heeft hij in de periode van 10 tot en met 12 februari 2024 zijn moeder bedreigd met de dood en zware mishandeling door haar dreigende woorden toe te voegen. De rechtbank heeft de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het hoge recidiverisico. De officier van justitie had de ISD-maatregel gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke maatregel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel vereist. Tevens heeft de benadeelde partij, het bedrijf dat de geldautomaten beheert, een schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.049156.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 12 februari 2024, te [adres] , (althans) in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele (geld/pin) automaat en een vaste (geld/pin)automaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (het bedrijf) [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2. hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2024 tot en met 12 februari 2024, te [adres] , (althans) in de gemeente Smallingerland, meermalen, althans éénmaal [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (telkens) dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je af" en/of "kom dan, ik sla je echt het fucking ziekenhuis in", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feiten 1 en 2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 februari 2024, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024038386 d.d. 14 februari 2024, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 12 februari 2024, te [adres] , opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele geldautomaat en een vaste geldautomaat, die geheel aan het bedrijf [slachtoffer 2] toebehoorden heeft vernield;
2. hij in de periode van 10 februari 2024 tot en met 12 februari 2024, te [adres] , meermalen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (telkens) dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je af" en/of "kom dan, ik sla je echt het fucking ziekenhuis in", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel nu de reclassering niet aanwezig is ter zitting en geen vragen van de verdediging heeft kunnen beantwoorden over de nadere invulling van het ISD-traject voor verdachte.
De raadsman heeft subsidiair bepleit om, indien de rechtbank voornemens is een onvoorwaardelijke ISD- maatregel aan verdachte op te leggen, de zaak aan te houden zodat de reclassering op zitting alsnog kan worden gehoord over de invulling van de maatregel. Eventuele afspraken over de invulling van de maatregel zijn dan beter te waarborgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 2 mei 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan vernieling van twee geldautomaten in en buiten de Albert Heijn. Verdachte heeft overdag met een hamer ingeslagen op deze geldautomaten, terwijl er publiek aanwezig was. Door het vernielen van deze geldautomaten heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van een ander en zich niet te bekommeren over de schade en ergernis die hij heeft veroorzaakt. Verdachte heeft met dit slaan met de hamer tevens vrees aangejaagd bij het aanwezige publiek. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn moeder. Uit de aangifte blijkt dat zijn moeder, die zich veel zorgen maakt over verdachte, de situatie als dreigend heeft ervaren en dat zij zich bang heeft gevoeld door de bedreigingen die zijn geuit. Ook blijkt dat zijn moeder de deuren van haar woning niet meer op slot durft te doen, om te voorkomen dat verdachte bijv. ramen ingooit om binnen te komen en zij niet meer kan slapen. Verdachte heeft door zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht bij zijn moeder en een inbreuk gemaakt op haar persoonlijke integriteit. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblaf van verdachte van 17 april 2024 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 2 mei 2024. Uit het advies blijkt dat verdachte verslaafd is aan drugs en alcohol en dat hij heeft aangegeven dat hij het liefst iedere dag drugs gebruikt, net zolang tot hij er geen zin meer in heeft. Ook komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een delictpatroon aangaande vernielingen. Hij staat sinds 1 november 2021 op de lijst voor Friese veelplegers. Verdachte staat ingeschreven bij Strong ID in Leeuwarden en heeft hier een eigen kamer, maar hij is hier sinds kerst 2023 niet meer geweest. Hij heeft een aantal adressen waar hij verblijft, waaronder bij zijn moeder en een vriend. De reclassering is van mening dat er sprake is van risicoverhogende factoren in het leven van verdachte en schat het recidiverisico in als hoog. Verdachte is al langere tijd bekend bij de reclassering. Eerder zijn drie toezichten negatief aan het OM geretourneerd en twee werkstraffen zijn eveneens negatief teruggestuurd. Sinds 2013 is verdachte bij verschillende klinieken opgenomen geweest, heeft hij bij verschillende woonvormen gewoond en zijn er diverse ambulante hulpverleningstrajecten opgezet. Tot een gedragsverandering bij verdachte heeft dat echter niet geleid. Gelet op het voorgaande, samen met het gedrag van verdachte en de hoge risicos, ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan het adviseren van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar.
De straf
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is
toegelaten en is in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane strafbare feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Deze vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Uit het reclasseringsrapport blijkt tevens dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien het hoge recidiverisico zoals blijkt uit het reclasseringsadvies.
Bij het opleggen van de ISD-maatregel dient enerzijds te worden afgewogen het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van de veiligheid van personen of goederen door misdrijven als deze en anderzijds het recht op persoonlijke vrijheid. De eerder aan verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat verdachte geen strafbare feiten meer pleegt. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat het herhalingsgevaar niet kan worden ingeperkt door het stellen van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke sanctie. Daarnaast blijkt dat het risico op het onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat, gelet op de eerdere trajecten die zijn ingezet en zijn mislukt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de zaak aan te houden, zodat de reclassering op zitting kan worden bevraagd over de invulling van de ISD-maatregel. De rechtbank overweegt hierbij dat de invulling van de ISD-maatregel in grote mate samenhangt met de motivering van verdachte tijdens het traject, zodat de reclassering niet kan worden geacht op dit moment de door de raadsman zeer algemeen geformuleerde vragen te beantwoorden. De rechtbank heeft bij dit oordeel tevens in aanmerking genomen dat het verdachte vrij staat om gedurende de looptijd van de maatregel een tussentijdse toetsing aan de rechter voor te leggen (artikel 38n van het Wetboek van Strafrecht).
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze periode noodzakelijk is om de kans op recidive te beperken en de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om rekening te houden met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.324,72 ter vergoeding van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 februari 2024.
De rechtbank zal niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen nu de benadeelde partij als professionele organisatie geacht wordt in staat te zijn deze zelf te incasseren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Ten aanzien van feit 1, benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 3.324,72 (zegge: drieduizend driehonderdvierentwintig euro en tweeënzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. van der Kuijl, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2024.