ECLI:NL:RBNNE:2024:2030

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
18-054361-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel binnendringen van een persoon in staat van verminderd bewustzijn

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van een aangeefster, terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De feiten vonden plaats op 17 juli 2022 in Groningen, waar de verdachte en de aangeefster na een avond uit samen met anderen naar haar woning gingen. De aangeefster had veel alcohol gedronken en viel in slaap. Toen zij wakker werd, ontdekte zij dat de verdachte haar had gepenetreerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de aangeefster niet in staat was om haar wil kenbaar te maken of weerstand te bieden, en dat hij misbruik heeft gemaakt van haar toestand. De rechtbank legde een jeugddetentie op van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uur, bestaande uit een werkstraf en een leerstraf gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële en materiële schade had geleden door het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.054361.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Groningen, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft op twee momenten een verklaring afgelegd. In de eerste verklaring heeft hij aangegeven dat er geen sprake is geweest van penetratie. In de tweede verklaring heeft hij verklaard dat er wel sprake was van penetratie. Uit het dossier blijkt echter niet dat er onafhankelijke bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt dat sprake is geweest van penetratie. Het is niet ondenkbaar dat verdachte, nadat er vragen zijn gesteld en hij met zijn zus heeft gesproken, zelf is gaan geloven dat sprake is geweest van penetratie, te meer nu hij de bewuste nacht veel drank op had. Uit het dossier blijkt daarnaast niet dat er bij aangeefster sprake was van een toestand van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht, als bedoeld in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft verklaard dat het seksueel contact heeft plaatsgevonden voordat aangeefster was gaan slapen. Nu aangeefster zelf ook niet meer alles weet door de alcohol, ze geen benul van tijd had en ze aan zichzelf begon te twijfelen, moet er voorzichtig worden omgegaan met haar verklaring.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 mei 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 17 juli 2022 ben ik na het uitgaan samen met [naam] , [naam] en [slachtoffer] naar het huis van [naam] en [slachtoffer] gegaan. [slachtoffer] en ik hadden allebei flink gedronken. Ik denk dat we allebei
ongeveer 15 drankjes op hadden. Ik ben bij [slachtoffer] in bed gaan liggen. [slachtoffer] en ik hebben seks gehad. Er is sprake geweest van penetratie. Daarna begon [slachtoffer] te huilen en te schreeuwen. Ik boog me over haar heen. [slachtoffer] ging toen naar [naam] en [naam] toe. Ik ben weggegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 september 2022, opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022184569 d.d. 14 februari 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In de nacht van 16 op 17 juli 2022 was ik in mijn studio aan de [adres] te [adres] . Ik had best veel gedronken. [naam] en [verdachte] liepen met mij mee naar huis. Ze hielden mij vast aan mijn armen om het tempo erin te houden. Toen kwamen we [naam] tegen in het [adres] . [naam] en [naam] gingen met mij mijn studio in. [verdachte] ging mee. Ik pakte mijn luchtbed. Ik zocht mijn pomp om het bed op te pompen, maar die vond ik niet. [naam] zei: ga jij je maar omkleden en in bed. Ik ben in mijn bed gaan liggen. Ik was heel moe. Toen ik in mijn bed ging, had [verdachte] zich nog niet omgekleed. Ik heb niet tegen [verdachte] gezegd dat hij bij mij in bed mocht slapen. Ik werd pas wakker op het moment dat [verdachte] in mij zat. Ik werd wakker en lag op mijn rug en [verdachte] zat bovenop mij. Ik voelde dat hij mij penetreerde. Ik voelde dat hij in mij zat, in mijn vagina, met zijn penis. Het bed schudde. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat het wel goed kwam. Ik moest heel erg huilen en raakte in paniek. [verdachte] schrok en zei dat hij wel op de bank zou gaan slapen. Ik zag dat [verdachte] naar zijn kleding greep. Ik ben achter hem langs gegaan en naar [naam] en [naam] gegaan. Ik was heel erg aan het huilen en klappertanden. Ik heb tegen [naam] gezegd dat hij in mij zat en dat hij geen condoom had gebruikt. Toen ging [naam] direct naar mijn kamer en zag zij dat [verdachte] al weg was. Ik zag later dat ik rond 04:00 uur een app van [verdachte] had gekregen waarin hij vroeg of ik met hem mee wilde slapen in het huis van [naam] .
Als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd:
Bijlage [verdachte] [slachtoffer]
[verdachte] :
y, hoe ie het met je? Sorry voor het late richtje ik schaam me beetje hoe t gegaan K heb er tering veel spijt van en ja sorry en an er nog steeds niet bij. K wist niks meer n wat er was gebeurt die hele avond niet
or mij is het zwart gat. Echt diepe sorry
Bijlage [verdachte] [slachtoffer]
04:01 waar ben je [verdachte]
04:10 K slaap alleen.. ga je asjeblieft mee? [verdachte] 04:18 Beter wel [slachtoffer] [verdachte] 04:18 Asjeblieft zou dat wel leuk vinden
Bijlage [verdachte] [naam]
Vrijdag
[verdachte] 18:26 uur: Jo topper, ook even dikke excuus tegen jou.. K weet niet precies hoe alles meer is gegaan ik schaam me kapot. Ik wou dat K alles kom terug draaien. Dikke sorry tegen jou! We gaan elkaar nog veel zien! En wil niet dat we ruzie hebben op vakantie of als we elkaar gaan zien weet hoe kkr dom t is maar wil bij deze ook sorry zeggen tegen jou
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 oktober 2022, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Van 16 juli 2022 op 17 juli 2022 was het feestje van [slachtoffer] . Daarna zijn we naar de stad in [adres] gegaan. Ik denk dat [slachtoffer] ongeveer net zoveel als ik had gedronken. Ongeveer zes a zeven wijntjes op het feestje en ik denk twee a drie biertjes en twee shotjes in de stad. Rond 04:30 uur ben ik naar huis gegaan. In het [adres] kwam ik [slachtoffer] tegen. Zij was samen met [naam] en [verdachte] . Ze liepen arm om arm en [slachtoffer] liep in het midden, waarschijnlijk omdat [slachtoffer] niet doorliep. Ik zag dat [slachtoffer] wel dronken was. We waren toen met zijn vieren naar huis gelopen. [slachtoffer] wilde een luchtbed oppompen, maar ze had geen pomp. [naam] en ik waren er wel klaar mee, dus we zeiden tegen [slachtoffer] dat ze lekker moest gaan slapen. [slachtoffer] was al in bed gaan liggen, toen [verdachte] , [naam] en ik nog beneden in haar studio stonden. [naam] en ik zijn toen weggegaan naar mijn studio. Ik denk dat [verdachte] toen bij haar in bed was gestapt. [slachtoffer] kwam toen opeens bij mij terwijl ik lag te slapen. [slachtoffer] zei toen: hij is in mij geweest. Ik zag de paniek bij haar. Ze moest heel erg huilen en snel ademen. Ik vroeg haar of hij echt in haar was geweest. Ja, hij is in mij geweest. Omdat ik de paniek zag bij [slachtoffer] ben ik naar haar studio gegaan om te kijken of [verdachte] daar was. Ik zag toen dat [verdachte] al weg was. Ik ben toen teruggegaan naar [slachtoffer]
.[slachtoffer] vroeg of ze de pil wel had gehad. Dat bleef ze herhalen. Ook zei ze dat ze het niet wilde. Ze reageerde niet echt meer op vragen van mij en [naam] . Ze antwoorde alleen maar door die drie dingen te zeggen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 december 2022, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
In de nacht van 16 juli 2022 op 17 juli 2022 zijn [verdachte] en ik bij [slachtoffer] en [naam] blijven slapen. Voorafgaand hieraan zijn we op stap gegaan met een groepje. [slachtoffer] had iets meer gedronken dan wij. Tussen [verdachte] en [slachtoffer] was het normaal, ze zaten niet aan elkaar ofzo. [verdachte] en ik brachten [slachtoffer] naar huis. Toen we onderweg waren naar het huis van [slachtoffer] en we [naam] onderweg tegenkwamen heeft [verdachte] tegen mij gezegd: voor wie ga jij? We zijn bij [slachtoffer] blijven slapen omdat we een slaapplek nodig hadden. Dit was niet het idee van [slachtoffer] . Ik weet nog dat [slachtoffer] bezig was met een luchtbed op haar kamer. Maar we waren te moe, dus wij zeiden dat [verdachte] wel bij [slachtoffer] kon slapen. Ik heb nog tegen [verdachte] gezegd dat hij geen gekke dingen moest doen. [naam] en ik werden s nachts wakker, omdat [slachtoffer] huilend bij ons bed kwam. [slachtoffer] kom amper iets zeggen en ze was erg overstuur. Ze zei: [verdachte] heeft aan mij gezeten. Ze werd wakker omdat [verdachte] bovenop haar lag. Toen is [naam] snel naar de kamer van [verdachte] gegaan om te kijken waar [verdachte] was. Want [slachtoffer] had ons al verteld dat ze verkracht was. [verdachte] was toen al uit het huis.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Voor een bewezenverklaring van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake is van het plegen van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van iemand van wie de verdachte weet dat diegene verkeert in een staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijnof lichamelijk onmacht, waardoor hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert in een situatie tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij
weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Het verkeren in een staat van verminderd bewustzijn heeft bijvoorbeeld betrekking op de situatie van sluimering die aan een diepe slaap voorafgaat of daarop volgt. Men kan ook denken aan situaties waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster bij twee gelegenheden, namelijk in het informatief gesprek van 17 juli 2022 en in haar aangifte van 30 september 2022 een verklaring heeft afgelegd. In beide verklaringen verklaart aangeefster -samengevat- dat zij die avond/nacht flink had gedronken, dat zij in slaap is gevallen, dat zij wakker werd doordat verdachte op haar lag en haar penetreerde en dat zij hierna huilend en in paniek naar de studio van [naam] is gegaan. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster in grote lijnen consistent, authentiek en gedetailleerd zijn. Daarnaast vinden de verklaringen van aangeefster steun in overige bewijsmiddelen. Zo blijkt uit de verklaringen van zowel [naam] als [naam] dat aangeefster de bewuste nacht flink had gedronken, dat [naam] en [naam] wakker werden doordat aangeefster huilend en in paniek de studio van [naam] binnenkwam, dat aangeefster verklaarde dat zij wakker werd doordat verdachte in haar was geweest en dat verdachte daarna het huis heeft verlaten.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat aangeefster behoorlijk veel alcohol had gedronken en zich in een dronken al dan niet flink aangeschoten toestand bevond voorafgaand aan het seksueel binnendringen door verdachte in haar lichaam. Verdachte heeft ter zitting eveneens verklaard dat aangeefster veel gedronken had, in zijn beleving zon 15 drankjes, zodat verdachte ook de wetenschap hiervan heeft gehad. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat aangeefster voorafgaand aan het seksueel binnendringen door verdachte sliep dan wel zich in een toestand van sluimering bevond. Gelet op het voorgaande kon dan ook niet in redelijkheid worden verwacht dat aangeefster weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte.
Het alternatieve scenario zoals geschetst door verdachte, namelijk dat aangeefster vrijwillig seks heeft gehad met verdachte en dat zij het initiatief hiertoe heeft genomen, vindt geen steun in het dossier. Niet is gebleken dat er voorafgaand aan het seksueel binnendringen (wederzijdse) seksuele spanningen zijn geweest tussen aangeefster en verdachte. Evenmin is gebleken dat aangeefster het initiatief heeft genomen om in hetzelfde bed als verdachte te slapen of dat zij het initiatief heeft genomen om seksueel contact te hebben met verdachte. Uit het bericht dat verdachte in de nacht van 17 juli naar aangeefster heeft gestuurd, blijkt dat hij juist degene is geweest die aangeefster heeft gevraagd of zij bij hem wilde slapen. De berichten die verdachte nadien naar aangeefster en [naam] heeft gestuurd komen daarnaast qua bewoording en intensiteit niet overeen met de situatie waarin verdachte enkel spijt zou hebben gehad, zoals verdachte ter zitting aangaf, van het weggaan die bewuste nacht.
Alles overwegend acht de rechtbank bewezen dat verdachte met zijn penis seksueel is binnengedrongen bij aangeefster terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2022 te Groningen, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te
bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de onderbouwing in het reclasseringsadvies voor de toepassing van het jeugdstrafrecht mager is en dat de daarin gegeven motivering geen verband houdt met het strafbare feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een vrijspraak zodat een straf niet aan de orde is. Mocht de rechtbank komen tot een veroordeling dan dient, in lijn met het reclasseringsadvies, het jeugdstrafrecht te worden toegepast. Daarbij heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een leerstraf, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 30 november 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, door met zijn penis in haar vagina te bewegen, terwijl hij wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Aangeefster heeft op geen enkele manier aan verdachte de indruk gegeven dat zij seksueel contact met hem wenste. Verdachte heeft echter misbruik gemaakt van de omstandigheid dat aangeefster niet bij machte was te protesteren en heeft kennelijk zijn eigen lustgevoelens willen bevredigen. Met zijn handelen heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Hij heeft daarnaast geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 17 april 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 30 november 2023.
Uit dit advies blijkt dat verdachte zijn leven ten tijde van het strafbare feit goed op orde had. Wel had hij af en toe last van negatieve jeugdervaringen, waardoor hij in het verleden af en toe drugs gebruikte. Uit de seksuele analyse komen geen bijzonderheden naar voren en volgt een lage tot matige score op herhalingsgevaar. De reclassering ziet indicaties voor zowel het jeugdstrafrecht als voor het volwassenenstrafrecht. Verdachte weet zijn leven enigszins als volwassene vorm te geven, hij heeft een opleiding afgerond en heeft vast werk ten tijde van het gesprek met de reclassering. Aan de andere kant woont hij nog thuis, krijgt hij ondersteuning bij zijn geldzaken en zijn er vraagtekens in hoeverre verdachte op dit moment in staat is om volwassen beslissingen te nemen ten aanzien van zijn problemen. Verdachte is daarnaast ontvankelijk voor beïnvloeding van volwassenen uit zijn omgeving en krijgt de nodige ondersteuning van zijn moeder. Uit het overleg met de Raad voor de Kinderbescherming komt naar voren dat de Raad adviseert in te zetten op het jeugdstrafrecht en bij een bewezenverklaring de leerstraf Tools4U, gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag, op te leggen. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu de leerstraf zonder reclasseringstoezicht kan worden opgelegd.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde 21 jaar oud. Toepassing van het volwassenenstrafrecht is in beginsel dan ook het uitgangspunt. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter echter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank is van oordeel dat in dit geval van deze mogelijkheid gebruik moet worden gemaakt. Concrete aanknopingspunten vindt zij daartoe in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten het gegeven dat verdachte nog bij zijn moeder woont en de nodige ondersteuning krijgt van zijn moeder, dat hij ontvankelijk is voor beïnvloeding van volwassenen en dat hij inmiddels niet meer beschikt over een vaste baan als gevolg van zijn psychische gesteldheid in de aanloop naar deze strafzaak toe. Daarnaast heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij denkt dat hij zou kunnen leren van
de leerstraf, in de vorm van Tools4U.
De straf
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank overweegt hierbij dat het taakstrafverbod van toepassing is en dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hij stelt bovendien, geheel ten onrechte zo heeft de rechtbank vastgesteld, dat het initiatief bij het seksuele contact, van aangeefster kwam.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop van bijna 2 jaar na het plegen van het strafbare feit. Om deze reden zal de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie in duur beperken.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie passend en geboden voor de duur van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Hieraan wordt als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de (volwassen)reclassering gekoppeld. De rechtbank ziet redenen om reclasseringstoezicht op te leggen aan verdachte nu hij ter zitting heeft aangegeven dat hij recent zijn baan is kwijtgeraakt als gevolg van de psychische problemen die hij ervaart door deze strafzaak en dat hij een deel van zijn vrienden is kwijtgeraakt.
De rechtbank zal daarnaast een taakstraf van 200 uur aan verdachte opleggen, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 165 uur en een leerstraf, inhoudende Tools4U gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag van 35 uur.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt na wijziging ter terechtzitting ten aanzien van het bedrag aan materiële schade een bedrag van 5.078,57 ter vergoeding van materiële schade en 12.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gewijzigde vordering geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd gelet op de bepleite vrijspraak dat de vordering integraal dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de materiële schadepost betreffende rechtsbijstandskosten bepleit dat voor het doen van aangifte geen begeleiding van een advocaat noodzakelijk is. Bovendien had voor die rechtsbijstand een toevoeging kunnen worden aangevraagd.
Daarnaast heeft de raadsman voor wat betreft het immateriële schadebedrag gesteld dat het gevorderde buitenproportioneel is en aanzienlijk moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de rechtsbijstandskosten verband houdende met de aangifte (ten bedrage van 2.057,-) is de rechtbank van oordeel dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen. Op grond van de Wet op de rechtsbijstand kan een benadeelde van een zedenmisdrijf als rechtszoekende aanspraak maken op toegevoegde rechtsbijstand, indien diegene onvoldoende financiële draagkracht heeft. De namens benadeelde gevorderde rechtsbijstandskosten die zien op de aangifte hebben betrekking op de maand september 2022. De rechtsbijstandverlener had hiervoor namens benadeelde een aanvraag om toevoeging kunnen indienen, waarbij gekeken dient te worden naar de financiële draagkracht van benadeelde over het jaar 2020, te weten het peiljaar. Uit de aangifte volgt dat benadeelde in ieder geval op 30 september 2022 inkomsten uit werk genoot en dat zij op 16 juli 2022 een afstudeerfeest organiseerde. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat benadeelde in 2020 onvoldoende financiële draagkracht had en dus aanspraak had kunnen maken op toegevoegde rechtsbijstand, te meer nu niet door of namens benadeelde inkomens- dan wel vermogensgegevens zijn overgelegd. Dit materiële gedeelte van de vorderingen zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de overige materiële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Dit materiële gedeelte van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 juli 2022.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de verklaring van de benadeelde partij en haar toelichting ter zitting voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van deze schade op 8.000,-. De rechtbank zal het immateriële gedeelte van de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022. Het overige immateriële deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Amerikaweg 3 - a te Assen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
-
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 165 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 82 dagen zal worden toegepast.
-
een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject Tools4U seksueel grensoverschrijdend gedrag voor de duur van 35 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 17 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 11.021,57 (zegge: elfduizend eenentwintig euro en zevenenvijftig eurocent), bestaande uit 3.021,57 aan materiële schade en 8.000,- aan immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 11.021,57 (zegge: elfduizend eenentwintig euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 3.021,57 aan materiële schade en 8.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2024.