ECLI:NL:RBNNE:2024:2013

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
18-242237-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak, diefstal en schuldheling met betrekking tot een bankpas

Op 23 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak, diefstal van een mobiele telefoon en schuldheling van een bankpas. De verdachte, geboren in 1993 in Frankrijk, was op het moment van de zitting gedetineerd. De zaak begon op 5 januari 2024 en het onderzoek ter terechtzitting werd op 14 mei 2024 afgesloten. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Andonovski, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

De tenlastelegging omvatte drie feiten: de inbraak in een woning op 21 september 2023, waarbij verschillende goederen werden weggenomen, de diefstal van een mobiele telefoon van een slachtoffer, en de verwerving van een bankpas die aan een ander toebehoorde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten 1, 2 en 3, waarbij hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een woninginbraak, diefstal en schuldheling, wat een inbreuk op het eigendomsrecht van anderen betekende. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar concludeerde dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf rechtvaardigde. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het niet opportuun was om deze te laten uitvoeren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.242237.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.062820.19 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21.002680.19 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21.004566.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] (Frankrijk), wonende te [adres 5] [plaats 2] ,
thans gedetineerd te P.I. [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2024. De strafzaak tegen de verdachte is aangevangen op de zitting van 5 januari 2024. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op de zitting van 14 mei 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2023, te of bij [plaats 1] , (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit een woning, gelegen aan of bij de [adres 4] , (onder meer) een autosleutel (Mercedes Vito) en/of een accuslagboormachine (merk Makita) en/of een handcirkelzaag (merk Bosch) en/of een wedstrijdboog met houten handvat witte carbonspanners en een pijlenkoker, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen autosleutel en/of accuslagboormachine en/of handcirkelzaag en/of wedstrijdboog met pijlenkoker onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2023, te [plaats 2] , in de gemeente [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (mobiele) telefoon (merk Samsung type S23+), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] op de grond te gooien en/of (vervolgens) drie keer op de kaak en/of in het gezicht te stompen en/of te slaan en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen "of moet ik hem gebruiken" waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader richting een tasje wijst;
3.
hij in de periode 31 augustus 2023 tot en met 21 september 2023, te of bij [plaats 3] en/of [plaats 3] en/of [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bankpas van de ING (met rekeningnummer [rekeningnummer] tnv [slachtoffer 2] ) althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3.
Feit 1. Op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte samen met een ander in een woning heeft ingebroken waarbij een kruisboog en een pijlenkoker is weggenomen.
Feit 2. Hier kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de telefoon van aangever heeft weggenomen met het oogmerk van toe-eigening. Niet bewezen kan worden dat verdachte geweld heeft gepleegd of dat er sprake is van het medeplegen van geweld.
Feit 3. Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte een pinpas van mevrouw
[slachtoffer 3] in zijn bezit had. Verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat een pinpas op naam van een ander door misdrijf verkregen was.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot feit 1 op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de kruisboog heeft weggenomen. Voor de overige in de tenlastelegging opgenomen goederen is geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte deze heeft weggenomen en hij dient daarvan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van diefstal omdat hij geen opzet heeft gehad op diefstal.
Verder heeft zij aangevoerd dat, bij een bewezenverklaring van het geweld, er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte op het plegen van het geweld. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het medeplegen van geweld.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 3 bepleit, omdat verdachte niet wist dat hij de bankpas van [slachtoffer 3] bij zich droeg.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1.
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 april 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 600 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023259331 d.d. 4 december 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Feit 2.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte en zijn medeverdachte zijn samen naar de woning van aangever gereden. Verdachte en aangever hadden vooraf contact gehad over het brengen van drugs. Op grond van de voorhanden zijnde stukken kan niet worden vastgesteld dat verdachte samen met zijn medeverdachte het plan had opgevat om geweld jegens aangever te gebruiken. Ook blijkt niet dat verdachte geweld heeft gebruikt. De rechtbank zal verdachte van het medeplegen van het geweld vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt wel uit het dossier dat verdachte de telefoon van verdachte heeft meegenomen. Verdachte heeft verklaard de telefoon te hebben meegenomen, maar dat hij dacht dat het de telefoon van de medeverdachte was. De rechtbank acht dit niet aannemelijk nu verdachte ook heeft verklaard dat de medeverdachte hem eerder die avond had verteld dat hij zijn telefoon kwijt was en het
naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig is dat die telefoon dan zomaar, opeens bij de plaats delict op de grond ligt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de telefoon van aangever heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Feit 3.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank als volgt. Het verkrijgen en vervolgens voorhanden hebben van een bankpas op naam van een ander biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding om de herkomst hiervan te onderzoeken. Een bankpas is in de regel verloren door de eigenaar of is door een misdrijf, zoals in dit geval oplichting, weggenomen. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs moeten vermoeden dat de bankpas van misdrijf afkomstig was. De verklaring van verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk.
De rechtbank acht de ten laste gelegde schuldheling wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen feiten 2 en 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 25 april 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 21 september 2023 voor de woning van aangever [slachtoffer 2] nadat hij mij meermalen had gebeld voor drugs. Ik zag een telefoon op de grond liggen en ik heb deze meegenomen.
m.b.t. feit 2
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 september 2023, opgenomen op pagina 618 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023259331 d.d. 4 december 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op donderdag 21 september 2023 rond 04:00 uur werd ik gebeld door [verdachte] . Tussen 04:45 uur en 05:00 uur zag ik een blauwe Ford Transit aankomen rijden die iets verderop parkeerde. Ik weet dat deze auto van [verdachte] is. [verdachte] reed in deze auto en stapte uit. Mijn mobiele telefoon is uit mijn broekzak gevallen. Ik ben naar mijn woning gegaan en vroeg mijn vriendin om mijn mobiele telefoon te bellen. De mobiele telefoon werd opgenomen door [verdachte] en [verdachte] .
V: Wat voor mobiele telefoon had jij? A: Samsung S23 plus
V: Kan je precies vertellen waar het heeft plaats gevonden? A: Voor de portiek aan de [adres 2] in [plaats 2] .
m.b.t. feit 3
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 295 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Vandaag, donderdag 31 augustus 2023, omstreeks 16:45 uur, werd ik gebeld op mijn vaste telefoon () Hierop hoorde ik dat de man tegen mij zei dat hij tuurlijk wel van de bank was. Ik hoorde dat de man mij vertelde dat ik mijn bankpas moest afgeven. Daarvoor zou iemand bij mij aan de deur komen om de pas op te halen.. Ik opende de deur en zag een jongeman staan () Duidelijk stond hij op mijn betaalpasje te wachten. Omdat ik sterk die indruk ook kreeg heb ik de man mijn betaalpasje overhandigd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2023, opgenomen op pagina 313 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant:
Op vrijdag 22 september 2023 werd na de aanhouding van de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1993 in zijn fouillering een Oranje Pinpas van de ING bank aangetroffen afgegeven voor het bankrekening nummer [rekeningnummer] en voorzien van de naam [slachtoffer 3] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant:
Op donderdag 21 september 2023 om 11:35 uur, werd door mij op de locatie [adres 3] [plaats 3] , aangehouden als verdachte:
Verdachte
Achternaam : [verdachte] Voornamen : [verdachte] Geboren : [geboortedatum] 1993

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 september 2023, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres 4] , een wedstrijdboog met houten handvat witte carbonspanners en een pijlenkoker, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen wedstrijdboog met pijlenkoker onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 21 september 2023, te [plaats 2] , een mobiele telefoon, merk Samsung type S23+, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij in de periode 31 augustus 2023 tot en met 21 september 2023, te [plaats 3] , een bankpas van de ING met rekeningnummer [rekeningnummer] tnv [slachtoffer 2] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Diefstal;
Schuldheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd voor de duur van drie jaar.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen personenauto Ford Transit heeft de officier van justitie teruggave hiervan aan verdachte gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zijn woning kunnen behouden, maar hij zal deze verliezen na juni 2024 als hij zijn huur dan niet kan betalen. Zij heeft verzocht een kortere gevangenisstraf op te leggen dan de duur van de voorlopige hechtenis. Subsidiair heeft zij verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen welke ten tijde van de uitspraak gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis met daarnaast een voorwaardelijke straf en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering
Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, diefstal van een telefoon en schuldheling. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen en heeft hij hinder, schade en overlast veroorzaakt.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, maar dat veroordelingen voor vermogensdelicten al weer van geruime tijd geleden zijn.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest passend en geboden is. De rechtbank heeft per aparte beslissing van 26 april 2024 het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto Ford Transit, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
parketnummer 18.062820.19
Bij onherroepelijk vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 4 juli 2019, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van
3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 juli 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 7 december 2023 tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Ter terechtzitting van 25 april 2024 hebben de officier van justitie en de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen wegens de onduidelijkheid over de beslissing van 5 februari 2021 van de politierechter van de rechtbank Gelderland.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet welk deel van de voorwaardelijk opgelegde straf door de politierechter van de rechtbank Gelderland ten uitvoer is gelegd. Om deze onduidelijkheid zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
parketnummer 21.002680.19
Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Zwolle van 21 juli 2021, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de dur van 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 augustus 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat de tenlastelegging geheel andersoortige feiten betreffen.
Hoewel gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, acht de rechtbank tenuitvoerlegging van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij een veroordeling ter zake vermogensdelicten thans niet opportuun. De rechtbank zal daarom de vordering afwijzen.
parketnummer 21.004566.20
Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie, Leeuwarden van 28 juli 2022, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 augustus 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zou in beginsel de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gelast kunnen worden. De rechtbank stelt vast dat verdachte langere tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten dan de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank aan hem in dit vonnis op zal leggen. Omdat verdachte al in vrijheid is gesteld zal er hoogst waarschijnlijk geen verrekening plaats vinden met de te lange tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank vindt het bij die stand van zaken niet wenselijk dat verdachte alsnog 3 weken gedetineerd wordt in het kader van de vordering tot tenuitvoerlegging en om die reden zal de rechtbank de vordering afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven auto Ford Transit met kenteken [kenteken] .
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.062820.19
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 4 juli 2019.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21.002680.19
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Zwolle van 21 juli 2021.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21.004566.20
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie, Leeuwarden van 28 juli 2022
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door W. van Goor griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2024.
Mr. Van der Kuijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.