ECLI:NL:RBNNE:2024:2001

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
193964
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige na weglopen uit open instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 maart 2024 een beschikking gegeven over een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is aangespannen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De minderjarige, geboren in 2007, was eerder geplaatst in een open instelling maar is daar weggelopen en verblijft sindsdien bij haar meerderjarige vriend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2024 zijn de ouders van [de minderjarige] niet verschenen, maar de minderjarige was aanwezig met haar advocaat.

De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder het feit dat de minderjarige niet naar school gaat, geen behandeling ondergaat en in een onveilige situatie verblijft. De GI heeft een spoedmachtiging verzocht, maar dit verzoek is afgewezen omdat er geen onmiddellijk gevaar was. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat er aan de vereisten voor een machtiging gesloten jeugdhulp is voldaan, gezien de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [de minderjarige].

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van twee maanden, met ingang van 22 maart 2024. Dit besluit is genomen in het belang van de minderjarige, om haar te beschermen tegen verdere gevaren en haar de mogelijkheid te bieden om weer in behandeling te komen. De kinderrechter heeft benadrukt dat deze maatregel zwaar is, maar noodzakelijk om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/193964 / JE RK 24-190
Datum uitspraak: 22 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[naam], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. P. Logemann te Leeuwarden, waarnemend voor mr. M.R. Rauwerda, te Leeuwarden.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[naam],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ingekomen bij de griffie op 7 maart 2024;
- het bericht van de regievoerder van de vriend van [de minderjarige] , ingekomen bij de griffie op 14 maart 2024;
- de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, ingekomen bij de griffie op 13 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] , bijgestaan door mr. P. Logemann;
- [naam] en [naam] , namens de GI.
1.3.
De vader en de moeder zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft ook voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart met [de minderjarige] gesproken in het bijzijn van haar advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] is sinds 3 januari 2024 geplaatst bij [de verblijfplaats] (hierna te noemen: [de verblijfplaats] ). Daar is [de minderjarige] weggelopen en sindsdien verblijft zij bij haar 27 jarige vriend (hierna te noemen: [naam] ) in [woonplaats] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 mei 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 18 mei 2024. Ook heeft de kinderrechter toen de machtiging [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 18 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft een spoedmachtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft geen spoedmachtiging verleend, omdat er geen sprake was van een zodanige situatie dat de behandeling van het verzoek ter zitting niet kon worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Het verzoek om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 800, derde lid, en artikel 809, derde lid, Wetboek van Rechtsvordering is dan ook afgewezen en de behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
3.2.
De GI heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat er al langere tijd grote zorgen zijn over de veiligheid van [de minderjarige] . In de afgelopen weken zijn deze zorgen toegenomen. Na het verlopen van de eerder verleende machtiging tot gesloten jeugdhulp is [de minderjarige] bij [de verblijfplaats] komen wonen. Na een moeilijke start leek zij steeds beter op haar plek te zitten. Op 7 februari 2024 is [de minderjarige] echter weggelopen naar haar moeder. Daarna heeft [de minderjarige] weer kortdurend bij [de verblijfplaats] verbleven, waarna zij opnieuw is weggelopen. Sindsdien verblijft zij bij [naam vriend] . De jeugdbeschermer heeft in de afgelopen periode verschillende keren contact gehad met [de minderjarige] en haar zorgen geuit. Doordat [de minderjarige] is weggelopen is er op dit moment onvoldoende zicht op haar veiligheid. De jeugdbeschermer maakt zich ernstige zorgen over [de minderjarige] omdat zij van meerdere familieleden en vrienden van [de minderjarige] zorgelijke signalen krijgt. De zorgen zien onder andere op het mogelijk hebben van een Only Fans account, de berichten waarin [de minderjarige] aangeeft dat zij zwanger is, het ontbreken van financiële middelen, het onttrekken van [de minderjarige] aan de behandeling bij [de verblijfplaats] en [de minderjarige] gaat niet naar school. Bovendien is de moeder van [de minderjarige] in de nacht van 7 op 8 maart 2024 gebeld door een vriendin van [de minderjarige] omdat [de minderjarige] bloed aan het spugen was en er ook bloed uit haar neus liep nadat zij alcohol had gedronken op een feestje. De jeugdbeschermer heeft met [de minderjarige] besproken dat het belangrijk is dat [de minderjarige] weer teruggaat naar [de verblijfplaats] . Daarbij heeft de jeugdbeschermer aangegeven dat [de minderjarige] in de weekenden op verlof mag naar haar moeder of dat [naam vriend] haar bij [de verblijfplaats] kan bezoeken. Het is echter niet gelukt om [de minderjarige] haar behandeling weer te laten starten. Zij is niet bereid om op vrijwillige basis terug te gaan naar [de verblijfplaats] . Zij wil graag bij [naam vriend] blijven wonen. De GI vindt de huidige verblijfplaats van [de minderjarige] geen passende plek voor haar. Om die reden is de GI van mening dat de gesloten machtiging nodig is in het belang van [de minderjarige] om haar te kunnen beschermen tegen verdere gevaren en weer tot behandeling te komen.
3.3.
Er is een plek bij [een gesloten instelling] beschikbaar voor [de minderjarige] . De jeugdbeschermer begrijpt de behoefte van [de minderjarige] aan meer vrijheid, maar zij vindt het daarvoor op dit moment te vroeg. Het is belangrijk dat de behandeling zo snel mogelijk weer wordt opgestart, zodat toegewerkt kan worden naar een stabiele situatie. Vervolgens zal worden gekeken hoe [de minderjarige] zo snel mogelijk weer terug kan keren naar een open afdeling. De plek bij [de verblijfplaats] blijft in de tussentijd beschikbaar voor [de minderjarige] .

4.Het standpunt van [de minderjarige]

4.1.
heeft de kinderrechter verteld dat het op dit moment goed met haar gaat. Zij is weggelopen bij [de verblijfplaats] omdat zij zich daar onveilig voelde. Sinds [de minderjarige] bij [naam vriend] verblijft, is zij steeds in contact geweest met de jeugdbeschermer en de begeleiding. Zij laat weten waar zij is en houdt zich aan de gemaakte afspraken. [de minderjarige] wil absoluut niet terug naar [de verblijfplaats] . Zij wil het liefst bij [naam vriend] blijven wonen, of anders naar een open afdeling die beter bij haar past. [de minderjarige] vindt veiligheid, vertrouwen en vrijheid erg belangrijk. [de minderjarige] heeft eerder op een gesloten afdeling gezeten en dit heeft juist averechts gewerkt. Zij heeft hier dan ook geen goede herinneringen aan. Daarnaast kan [de minderjarige] zich ook niet vinden in de zorgen over haar netwerk, middelengebruik en het seksueel contact. De genoemde zorgen zijn volgens [de minderjarige] niet waar.
4.2.
[de minderjarige] vindt daarom dat niet aan de vereisten van de wet is voldaan en wil dat het verzoek afgewezen wordt. Bovendien zijn er minder ingrijpende mogelijkheden, namelijk verblijven bij [naam vriend] of in een andere open setting waar zij hulp zal accepteren en aan veiligheidsvoorwaarden zal meewerken. Als er wel een machtiging gesloten jeugdhulp moet worden verleend, dan zou dit een voorwaardelijke machtiging moeten zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend, als aan drie vereisten wordt voldaan. Allereerst moet de jeugdhulp noodzakelijk zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Ten tweede moet de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Tot slot kan de machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.2.
De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, van oordeel dat aan deze drie vereisten van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet is voldaan. De kinderrechter zal dit hierna toelichten.
5.3.
De kinderrechter oordeelt dat aan het eerste vereiste is voldaan, namelijk dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of ontwikkelingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. [de minderjarige] heeft weliswaar de zorgen over haar seksuele onveiligheid en middelengebruik stellig betwist, maar desondanks ziet de kinderrechter nog voldoende andere ernstige zorgen. Zo verblijft [de minderjarige] op dit moment bij haar vriend [naam] , een man van 27 jaar. Deze situatie acht de kinderrechter zeer onwenselijk. Allereerst is er sprake van een groot leeftijdsverschil voor een (seksuele) relatie, zeker gelet op de betreffende levensfases waarin zij zich bevinden. Daarnaast zijn er zorgen over de stabiliteit van [naam vriend] , zijn thuissituatie en of hij voldoende continuïteit kan bieden. De beschermingsbewindvoerder van [naam vriend] heeft aangegeven dat het voor [naam vriend] lastig genoeg is om zijn eigen leven op orde te houden, laat staan dat hij ook (financiële) zorg moet dragen voor [de minderjarige] . Er is weinig zicht op de thuissituatie van [naam vriend] en in deze procedure is niet duidelijk geworden dat [de minderjarige] veilig is bij hem thuis. Zo is het onduidelijk in wat voor netwerk hij zich begeeft, met wat voor mensen [de minderjarige] via hem in aanraking komt en of er drugs of alcohol wordt gebruikt bij hem thuis. Ook gaat [de minderjarige] momenteel niet naar school en krijgt zij geen behandeling. Dit is al met al een zorgelijke situatie, omdat [de minderjarige] een kwetsbaar meisje is die al veel heeft meegemaakt en bekend is met de nodige problematiek. Zij wordt over anderhalf jaar 18 en daarom is het voor haar juist nu belangrijk om zich volledig op haar eigen ontwikkeling te kunnen richten voordat zij op haar eigen benen komt te staan. Vanuit de huidige omstandigheden komt zij daar in ieder geval niet aan toe en wordt haar ontwikkeling ernstig belemmerd. Dit maakt dat volgens de kinderrechter aan het eerste vereiste van de wet is voldaan.
5.4.
Er is voor [de minderjarige] een plek beschikbaar bij [de verblijfplaats] . De GI is van mening dat dit een geschikte plek voor haar is. [de minderjarige] is daar meerder keren weggelopen, omdat zij zich daar onveilig voelt. Zij wil absoluut niet vrijwillig terugkeren naar [de verblijfplaats] en wil daarover ook niet in gesprek, dit heeft zij tijdens de zitting desgevraagd benadrukt. De kinderrechter constateert daarom dat ook aan het tweede vereiste van artikel6.1.2, tweede lid, Jeugdwet is voldaan, namelijk dat het verblijf noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan jeugdhulp (of daaraan wordt onttrokken).
5.5.
Tot slot oordeelt de kinderrechter dat er geen minder ingrijpende maatregelen aanwezig zijn om de zorgen weg te nemen. Door [de minderjarige] is gesteld dat wonen bij [naam vriend] minder ingrijpend is, maar zoals hiervoor onder 5.3 overwogen vindt de kinderrechter dat geen geschikte plek voor [de minderjarige] . Ook heeft [de minderjarige] aangegeven dat zij graag naar een andere open plek dan [de verblijfplaats] wil. Hoewel de kinderrechter begrijpt dat er bij [de minderjarige] een onveilig gevoel is ontstaan door de aanvaring die zij heeft gehad met een groepsgenoot, constateert de kinderrechter ook dat er op dit moment geen andere geschikte open plekken beschikbaar zijn. De jeugdbeschermer is afgelopen najaar lang op zoek geweest naar een plek voor [de minderjarige] . Na meerdere afwijzingen van diverse locaties is uiteindelijk een plek bij [de verblijfplaats] beschikbaar gekomen. Er is nu geen andere veilige plek waar zij naar toe kan. Overigens vindt de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging ook geen geschikt alternatief. Eén van de voorwaarden zal dan namelijk zijn dat [de minderjarige] terug moet naar [de verblijfplaats] , terwijl ze zelf heel duidelijk heeft gezegd dat ze dat niet wil. De kinderrechter acht het dan ook niet passend om met deze wetenschap een voorwaardelijke machtiging af te geven.
5.6.
De kinderrechter zal daarom de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen. De kinderrechter realiseert zich dat dit een zware maatregel is en dat dit voor [de minderjarige] een flinke tegenvaller zal zijn. [de minderjarige] is eerder gesloten geplaatst geweest en heeft zelf aangegeven dat zij in die periode ellendige dingen heeft meegemaakt en daar niet geholpen is. De kinderrechter kan zich dan ook voorstellen dat [de minderjarige] nu ook weer – zeker op korte termijn – last zal krijgen van de gesloten plaatsing. Toch verwacht de kinderrechter dat deze beslissing op langere termijn beter voor haar is dan blijven wonen bij [naam vriend] . Gelet op alle zorgen die er daar zijn, is het namelijk redelijkerwijs te verwachten dat zij bij [naam vriend] dingen zal meemaken die nog traumatischer voor haar zijn. Bovendien krijgt zij daar geen behandeling en heeft zij daar geen dagbesteding, waardoor haar ontwikkeling alleen maar meer stagneert.
5.7.
De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de periode van twee maanden in plaats van de verzochte drie maanden. Tijdens de zitting is door de jeugdbeschermer aangegeven dat het bed bij [de verblijfplaats] voor [de minderjarige] beschikbaar blijft. Het is de bedoeling om [de minderjarige] nu via deze machtiging gesloten jeugdhulp uit de situatie bij [naam vriend] te halen en haar vervolgens zo snel mogelijk weer te laten terugkeren bij [de verblijfplaats] . [de minderjarige] heeft al eerder gesloten geplaatst gezeten en het uitgangspunt is dat een gesloten plaatsing niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk. De kinderrechter acht een termijn van twee maanden daarom passend.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van twee maanden met ingang van 22 maart 2024 tot 22 mei 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Schoo, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2024, in aanwezigheid van B. Kuik als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.