ECLI:NL:RBNNE:2024:1938

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
18-179473-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtigheid en onvoldoende ladingzekering

Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 november 2022 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto met aanhangwagen, heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden met een aanhangwagen die in onvoldoende rijtechnische staat verkeerde. De aanhangwagen was niet voorzien van de vereiste reminrichting en verlichting, en de lading, bestaande uit stalen hekken, was onvoldoende vastgezet. Dit leidde tot een ongeval waarbij een voetgangster zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder schedelhersenletsel en een gebroken sleutelbeen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld door de lading niet goed te zekeren en niet te controleren of deze veilig was vastgezet voordat hij de openbare weg opreed. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en er is geen bewijsverweer gevoerd. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De officier van justitie had een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden geëist. De rechtbank heeft deze strafeis overgenomen, rekening houdend met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is voor het eerst in aanraking gekomen met justitie en heeft blijk gegeven van schuldbewustzijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een vervangende hechtenis van 30 dagen, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/179473-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 mei 2024.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2022 te [plaatsnaam] , in de gemeente Noordenveld als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een bedrijfsauto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, de [adres 2] aldaar zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend:
  • is gaan rijden met achter zijn bedrijfsauto een aanhangwagen die verkeerde in een onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud, immers was voornoemde aanhangwagen niet voorzien van reminrichting en/of verlichting en/of een hulpkoppeling en/of
  • een hoeveelheid stalen hekken op voornoemde aanhangwagen te vervoeren, terwijl die hekken onvoldoende waren vastgezet, waardoor die hekken tijdens het rijden zijn gaan schuiven en/of (aldus) lading of delen daarvan onvoldoende heeft gezekerd, tengevolge waarvan een (aantal) hek(ken) (deels) buiten de aanhangwagen is/zijn geraakt en vervolgens in botsing is/zijn gekomen met een langs de rijbaan lopende voetgangster (te weten [slachtoffer] ), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten schedelhersenletsel en/of een hersenkneuzing en/of een gebroken sleutelbeen en/of een gebroken jukbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2022 te [plaatsnaam] , in de gemeente Noordenveld als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto met aanhangwagen), daarmee rijdende op de weg, de [adres 2] aldaar:
- is gaan rijden met achter zijn bedrijfsauto een aanhangwagen die verkeerde in een onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud, immers was voornoemde aanhangwagen niet voorzien van reminrichting en/of verlichting en/of een
hulpkoppeling en/of
- een hoeveelheid stalen hekken op voornoemde aanhangwagen heeft vervoerd, terwijl die hekken onvoldoende zijn vastgezet, waardoor die hekken tijdens het rijden zijn gaan schuiven en/of (aldus) lading of delen daarvan onvoldoende heeft gezekerd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het aan hem ten laste gelegde bekend en voorts geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 23 mei 2023, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023005548 d.d. 23 mei 2023, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 7 maart 2023, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
een forensisch geneeskundige letselrapportage betreffende [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1962) d.d. 29 november 2022, opgemaakt en ondertekend door [naam] , forensisch arts.
Mate van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet
De rechtbank stelt voorop dat bij de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerwet 1994 (WVW), het aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen vast dat verdachte is gaan rijden op de openbare weg met achter zijn auto een aanhangwagen die verkeerde in een onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud. Op deze aanhangwagen heeft verdachte een hoeveelheid stalen hekken vervoerd, terwijl deze onvoldoende waren vastgezet. Verdachte heeft de stalen hekken vastgezet met een aantal touwen die, naar het oordeel van de rechtbank, in de eerste plaats al onvoldoende geschikt waren om een hoeveelheid zware stalen hekken voldoende mee te zekeren. Verdachte heeft voordat hij is gaan rijden daarnaast niet gecontroleerd of de touwen daadwerkelijk vastzaten. Vervolgens is verdachte over een hobbelig zandpad gaan rijden en heeft hij zich er, voordat hij de openbare weg op reed, niet van vergewist of de lading (nog) voldoende was gezekerd. Tijdens het rijden zijn de hekken gaan schuiven en zijn een aantal hekken deels buiten de aanhangwagen geraakt. Deze buiten de aanhangwagen geraakte hekken zijn vervolgens in botsing gekomen met een langs de rijbaan lopende voetgangster. De rechtbank is van oordeel dat verdachte allereerst de lading beter had moeten zekeren en daarnaast op meerdere momenten had moeten controleren of de hekken (nog) voldoende vastzaten, temeer nu verdachte een hoeveelheid zware stalen hekken vervoerde op een aanhangwagen die verkeerde in een onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud. De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
Lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen vast dat de langs de rijbaan lopende voetgangster door de botsing met de buiten de aanhangwagen geraakte hekken zwaar lichamelijk letsel, te weten schedelhersenletsel, een hersenkneuzing, een gebroken sleutelbeen en een gebroken jukbeen heeft opgelopen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 november 2022 te [plaatsnaam] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een bedrijfsauto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, de [adres 2] , aldaar zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig:
  • is gaan rijden met achter zijn bedrijfsauto een aanhangwagen die verkeerde in een onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud, immers was voornoemde aanhangwagen niet voorzien van reminrichting, verlichting en een hulpkoppeling en
  • een hoeveelheid stalen hekken op voornoemde aanhangwagen te vervoeren, terwijl die hekken onvoldoende waren vastgezet, waardoor die hekken tijdens het rijden zijn gaan schuiven en aldus lading of delen daarvan onvoldoende heeft gezekerd,
ten gevolge waarvan een aantal hekken deels buiten de aanhangwagen zijn geraakt en vervolgens in botsing zijn gekomen met een langs de rijbaan lopende voetgangster (te weten [slachtoffer] ), waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten schedelhersenletsel, een hersenkneuzing, een gebroken sleutelbeen en een gebroken jukbeen, werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich wat betreft de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft aangegeven dat hij zijn rijbewijs dagelijks gebruikt voor de werkzaamheden binnen zijn bedrijf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 25 april 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsauto met geladen aanhanger een verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de indrukwekkende slachtofferverklaring die het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen volgt hoe haar leven is veranderd sinds het ongeval. De gevolgen van het letsel zijn enorm en het slachtoffer is 1,5 jaar na het ongeval nog altijd aan het revalideren. De gevolgen van het verkeersongeval zijn onomkeerbaar. Oplegging van een straf, in welke vorm of omvang dan ook, zal dit niet ongedaan kunnen maken. Anderzijds dient niet uit het oog verloren te worden dat verdachte dit gevolg evenmin heeft gewild. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zeer schuldbewust is en nog veel bezig is met het incident.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, ook niet voor overtredingen in het verkeer. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid nadelige gevolgen kan hebben voor het voeren van het bedrijf van verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat conform de eis van de officier van justitie oplegging aan verdachte van een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. ter Haar, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2024.
Mr. H. van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.