ECLI:NL:RBNNE:2024:193

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/18/208247 / FA RK 21-2853
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake contactregeling tussen vader en minderjarige zoon na drie jaar geen contact

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 23 januari 2024, wordt het verzoek van de man tot het vaststellen van een contactregeling met zijn zoon behandeld. De man en de minderjarige hebben elkaar drie jaar niet gezien. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is om het contact te herstellen en stelt een voorlopige begeleide contactregeling vast. De rechter legt in kindvriendelijke taal uit aan de minderjarige waarom deze beslissing wordt genomen. De definitieve beslissing over de zorgregeling wordt aangehouden in afwachting van het verloop van de contactregeling.

De rechtbank heeft eerder partijen gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige en heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een aanvullend rapport en advies uit te brengen over de zorgregeling. De Raad adviseert om een regeling vast te stellen waarbij de man en de minderjarige eens per twee weken begeleide omgang hebben. Ondanks de angsten van de minderjarige, die aangeeft zijn vader niet te willen zien, vindt de Raad dat het contact moet worden hersteld. De rechtbank volgt dit advies en benadrukt het belang van het opbouwen van positieve herinneringen tussen de man en de minderjarige.

De rechtbank stelt een voorlopige zorgregeling vast, waarbij de minderjarige en de man eens in de drie weken contact hebben, te beginnen met videobellen. De rechtbank vraagt partijen om uiterlijk twee weken voor de nieuwe zittingsdatum te rapporteren over de stand van zaken. De beslissing over de zorgregeling wordt aangehouden, zodat na zes contactmomenten kan worden bezien hoe de omgang is verlopen en hoe de minderjarige hierop reageert.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/208247 / FA RK 21-2853
beschikking van 23 januari 202423 januari 2024
in de zaak van
[naam vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. W. Wallinga, kantoorhoudende te Groningen,
en
[naam moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Schuring, kantoorhoudende te Groningen.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
Het (eerdere) procesverloop blijkt uit de beschikking van 3 februari 2023. In die beschikking heeft de rechtbank partijen gezamenlijk belast met het gezag over [kind] . De rechtbank heeft de Raad verzocht om een aanvullend rapport en advies aan de rechtbank uit te brengen over de vraag of een zorgregeling in het belang van [kind] is en zo ja, over de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan een mogelijke zorgregeling tussen de man en [kind] . De rechtbank heeft de Raad verzocht om in zijn raadsrapport de bevindingen van de begeleide omgang mee te nemen. De rechtbank heeft de definitieve beslissing op het verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling aangehouden.
1.2.
Op 7 november 2023 heeft de rechtbank een rapport van de Raad ontvangen, gedateerd op 1 november 2023.
1.3.
Op 8 januari 2024 heeft de rechtbank een F9-formulier met bijlage van de vrouw ontvangen.
1.4.
Op 9 januari 2024 is de zaak opnieuw mondeling behandeld. Daarbij zijn verschenen en gehoord: partijen vergezeld van hun advocaten en E.M. Scholte, die de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigt.
1.5.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de rechter met [kind] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.6.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.Het (nadere) advies van de Raad

2.1.
De Raad adviseert de rechtbank, samengevat weergegeven, om in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [kind] een regeling vast te stellen waarbij de man en [kind] eens per twee weken begeleide omgang hebben, gedurende minimaal anderhalf uur. De Raad vindt het, ondanks dat [kind] bij de rechter heeft aangegeven dat hij de man niet wil zien, in het belang van [kind] dat het contact wel wordt hersteld. De Raad ziet geen directe contra-indicaties dat dit contact niet op een veilige manier kan plaatsvinden. Echter, door de angst die [kind] heeft voor de man, de problematiek van [kind] en het gegeven dat [kind] hem inmiddels drie jaar niet heeft gezien, is de Raad van mening dat er sprake moet zijn van een rustige opbouw van het contact onder begeleiding van hulpverlening. Er kan worden gestart met een frequentie van eens in de drie weken. Dat het contact met de man risico geeft op een terugval in de ontwikkeling van [kind] , weegt volgens de Raad niet op tegen het recht van [kind] om positieve ervaringen op te doen in het contact met de man. Bovendien zal deze regressie tijdelijk van aard zijn. Wel moeten eventuele signalen met betrekking tot de regressie genuanceerd geduid worden en dient daar door de betrokken begeleiding/hulpverlening zorgvuldig mee te worden omgegaan. De Raad vindt dat de PMT en EMDR behandelingen niet moeten worden afgewacht, zoals de vrouw bepleit. Er is al te veel tijd over heengegaan en de meerderjarigheid van [kind] duurt niet al te lang meer. De Raad vindt dat de volwassenen deze keuze voor [kind] moeten maken. Aan [kind] moet duidelijk worden gemaakt dat niemand hem bij zijn moeder wil weghalen, zodat hij daar niet meer bang voor hoeft te zijn. Die duidelijkheid heeft hij vanwege zijn problematiek nodig. Begeleiding van de omgang is nodig om de omgang op een neutrale manier te kunnen vormgeven, nu de vrouw en haar partner daartoe op dit moment onvoldoende in staat zijn. De Raad is van mening dat de vrouw en haar partner de sleutel zijn tot verandering van de beleving van [kind] . De Raad wil de vrouw adviseren om te overwegen hulp te zoeken voor haar eigen beleving en angsten, zodat zij deze leert kanaliseren en deze niet op [kind] projecteert. Waar mogelijk zou gezamenlijke hulp voor ouders, gericht op communicatieherstel, verwerking en verbetering van de verstoorde communicatie ook aangewezen zijn. Het opstarten van de omgang moet voortvarend worden opgepakt; een eerste omgangsmoment zou binnen drie of vier weken moeten kunnen plaatsvinden via videobellen onder begeleiding van Alliade en/of het Gebiedsteam. Een eerste contactmoment hoeft niet lang te duren en het is belangrijk dat wordt voorbesproken wat de verwachtingen over en weer zijn.

3.De mening van [kind]

3.1.
heeft de rechter, samengevat weergegeven, verteld dat hij zijn vader niet wil zien. Hij is bang dat zijn vader hem meeneemt en niet terugbrengt naar zijn moeder. Hij gelooft niet dat zijn vader geen alcohol meer drinkt en heeft veel nare herinneringen aan hem.

4.De (nadere) standpunten

4.1.
Namens en door de man is, samengevat weergegeven, naar voren gebracht dat hij de omgang graag wil opstarten onder begeleiding van mevrouw [naam begeleider] van het Gebiedsteam, waarbij het tempo van [kind] wordt gevolgd. Mocht blijken dat er meer/andere begeleiding nodig is, kan altijd worden bekeken of Elker de omgang kan begeleiden. De man zou graag meer worden geïnformeerd over [kind] , zodat hij ook beter kan aansluiten bij [kind] . De man weet bijvoorbeeld nog steeds niet waar [kind] woont. Ook zou hij graag informatie willen over [kind] 's behandeling en naar ouderavonden van de school van [kind] gaan.
4.2.
Namens en door de vrouw is, samengevat weergegeven, naar voren gebracht dat de PMT en EMDR behandelingen eerst moeten worden afgewacht, voordat er een begeleide omgang kan worden opgestart. Het is te veel voor [kind] om alles tegelijk te doen. De vrouw vraagt zich af of er voldoende rekening wordt gehouden met de angsten van [kind] en waar die uit zijn voortgekomen. Ook vraagt zij zich af wat zij moet doen als [kind] na de omgangsmomenten zijn emoties niet kwijt kan en boos en emotioneel wordt. Met betrekking tot het gezamenlijk gezag heeft de vrouw aangegeven dat zij het zou waarderen als de man zou reageren op de e-mails die de vrouw hem stuurt en daarin ook aangeeft wat hij graag wil weten.

5.De (verdere) beoordeling

5.1.
De rechtbank moet nog een beslissing nemen over het verzoek van de man tot het vaststellen van een zorgregeling. De rechter neemt op grond van artikel 1:253a lid 1 BW een zodanige beslissing als haar in het belang van [kind] wenselijk voorkomt.
5.2.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het in [kind] 's belang is om het contact met de man te herstellen. Anders dan de vrouw wenst, vindt de rechtbank dat de PMT en EMDR behandelingen niet moeten worden afgewacht. De rechtbank is van oordeel dat het contactherstel nu juist voortvarend moet worden opgepakt. [kind] en de man hebben recht op contact met elkaar en de rechtbank heeft volgens vaste jurisprudentie een actieve taak om dat contact te waarborgen. De man heeft jarenlang een grote rol gehad in het leven van [kind] en hun contact is inmiddels drie jaar geleden plotseling verbroken. De rechtbank heeft geluisterd naar [kind] , die aangeeft dat hij de man niet wil zien. De rechtbank heeft echter de indruk dat [kind] inmiddels, met het verstrijken van de jaren, alle positieve herinneringen aan de man heeft weggedrukt en enkel negatieve herinneringen aan hem heeft overgehouden. De rechtbank vindt het belangrijk dat [kind] de mogelijkheid krijgt om weer positieve herinneringen met de man op te bouwen. De drempel om het contact met de man te herstellen zal alleen maar groter worden naar mate de tijd verstrijkt. [kind] is inmiddels bijna zestien en er is nu nog gelegenheid om hem - tijdens zijn minderjarigheid - te helpen bij dat contactherstel.
5.3.
De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat het contact tussen de man en [kind] niet veilig zou zijn. De man heeft aangetoond dat hij aan zijn alcoholproblematiek heeft gewerkt, hij heeft een woning, een relatie en een vaste baan. De angst die [kind] heeft voor de man is echter wel aanwezig en moet dan ook serieus worden genomen. Om die reden vindt de rechtbank het van belang dat het contact voorzichtig en stapsgewijs wordt opgebouwd. De kans is groot dat het contactherstel spanning bij [kind] zal opleveren. De rechtbank verwacht dat dit tijdelijk van aard zal zijn, en volgt de Raad in zijn advies dat dit op dit moment niet opweegt tegen het herstellen van het contact. De betrokken begeleiding/hulpverlening dient wel zorgvuldig om te gaan met de signalen die [kind] geeft met betrekking tot de omgang, met inachtneming van [kind] 's problematiek. Ook de vrouw dient daarbij ondersteuning te krijgen, waar zij tijdens de mondelinge behandeling ook expliciet om heeft gevraagd. Verder vindt de rechtbank het belangrijk dat de omgang wordt begeleid door een neutrale derde. Daarmee kan worden gewaarborgd dat de omgang op een neutrale manier wordt vormgegeven en bovendien kan dat bijdragen aan een veilig gevoel voor [kind] . Het is van belang dat aan [kind] wordt duidelijk gemaakt dat niemand − en dus ook de man niet − van plan is om hem bij de vrouw weg te halen.
5.4.
De rechtbank zal een voorlopige zorgregeling vaststellen, waarbij [kind] en de man eens in de drie weken contact met elkaar hebben op een doordeweekse middag dat [kind] vroeg klaar is met school. Op die manier heeft [kind] telkens wat tijd en ruimte om zijn emoties en gedachten te verwerken. De omgang zal plaatsvinden onder begeleiding van [naam instantie] , die de dag, het tijdstip, de duur en de begeleiding van de omgang in onderling overleg bepalen. [kind] en de man zullen eerst drie keer een contactmoment hebben via videobellen, waarbij de eerste keer binnen vier weken na heden zal plaatsvinden. De videobelmomenten zullen plaatsvinden op een plek in huis, of zo nodig elders, waar [kind] rustig, in aanwezigheid van de begeleiding en in afwezigheid van de vrouw en haar partner, met de man kan videobellen. Vervolgens zullen er drie fysieke omgangsmomenten plaatsvinden. De fysieke omgangsmomenten zullen plaatsvinden op een neutrale plek, eveneens in aanwezigheid van de begeleiding en in afwezigheid van de vrouw en haar partner.
5.5.
De rechtbank zal de definitieve beslissing over de zorgregeling aanhouden, zodat na zes contactmomenten kan worden bezien hoe een en ander is verlopen en hoe [kind] hierop reageert. De rechtbank vraagt partijen om zich uiterlijk twee weken voor de nieuwe zittingsdatum uit te laten over de stand van zaken.
5.6.
Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. De vrouw heeft desgevraagd aangegeven geen hoger beroep te hebben ingesteld tegen de tussenbeschikking d.d. 3 februari 2023. Daarmee staat het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen definitief vast. Dat betekent dat de vrouw verplicht is de man de informatie te verschaffen die hij wenst om zijn gezag behoorlijk te kunnen uitoefenen en betrokken te kunnen zijn bij de verzorging en opvoeding van [kind] . Daarbij kan gedacht worden aan informatie over onderwijs, medische behandelingen, vrijetijdsbesteding en woonplaats. Bovendien heeft de man die basisinformatie nodig om informatie over [kind] te kunnen opvragen bij de betrokken instanties.
5.7.
Omdat de rechtbank het van belang vindt dat [kind] weet wat de beweegredenen van de rechter voor deze beslissing zijn geweest, zeker ook nu [kind] zelf heeft aangegeven geen contact te willen met de man, heeft de rechter een apart stukje tekst voor [kind] in deze beschikking opgenomen. De rechtbank verwacht van de vrouw dat zij dit aan [kind] laat lezen of het aan hem voorleest.
Beste [kind] ,
Ik heb met jou gesproken over het contact tussen jou en je vader. Je hebt mij duidelijk verteld wat je daarvan vindt. De dingen die jij vertelt zijn belangrijk voor mijn beslissing en die weeg ik dan ook mee. Het betekent alleen niet dat ik beslis zoals jij wil. Dat ga ik in dit geval ook niet doen. Ik vind het belangrijk om jou uit te leggen waarom.
Je hebt mij verteld dat je jouw vader niet wilt zien. Je hebt aangegeven dat je bang bent dat je vader jou meeneemt en niet meer terugbrengt naar je moeder. Je hebt verteld dat je vader veel nare dingen heeft gedaan en veel dronken is geweest. Je gelooft niet dat je vader geen alcohol meer drinkt. Je hebt aangegeven dat je door psychoses en waanbeelden veel herinneringen bent kwijtgeraakt; leuke herinneringen aan je vader heb je niet meer.
Ik heb de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd om onderzoek te doen naar de vraag of het in jouw belang is om een contactregeling met je vader te hebben, en zo ja, op welke manier dat zou moeten plaatsvinden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan door te praten met jou, je ouders, en mevrouw [naam begeleider] van het Gebiedsteam. De Raad voor de Kinderbescherming is tot de conclusie gekomen dat een zorgregeling tussen jou en je vader in jouw belang is.
Ik ben tot dezelfde conclusie gekomen nadat ik met jou, je ouders en de Raad voor de Kinderbescherming heb gesproken. Ik vind dan ook dat er weer contact tussen jou en je vader moet komen. Ik neem die beslissing omdat ik denk dat het belangrijk voor jou is om je vader weer te zien. Ik vind het belangrijk dat je weer mooie herinneringen met je vader kunt maken en dat die in de plaats kunnen komen van de negatieve herinneringen. Je vader heeft een groot deel van je leven een belangrijke rol gespeeld in jouw leven. Het contact met hem is plotseling gestopt, terwijl contact hebben met je vader belangrijk is voor het vormen van je identiteit en voor je verdere ontwikkeling, bijvoorbeeld om te ontdekken in welke dingen je op hem lijkt. Ik denk dat je niet bang hoeft te zijn dat je vader je meeneemt en niet meer terugbrengt naar je moeder. Je vader heeft aangegeven dat hij dit nooit zal doen. Hij heeft verteld dat hij het goed vindt dat je bij je moeder woont en dat je een goede band hebt met je stiefvader. Je vader heeft gewerkt aan zijn alcoholproblematiek, hij is hiervoor in behandeling geweest en hij drinkt al een paar jaar geen alcohol meer. Je vader geeft aan dat hij veel van je houdt en dat hij je erg mist. Hij wil het contact met jou rustig opbouwen, op een tempo dat jij fijn vindt. Ik vind het ook belangrijk dat het contact met je vader rustig wordt opgebouwd. Ik zal daarom beslissen dat je jouw vader eerst een aantal keer ziet via videobellen. Daarna zal je in het echt met hem gaan afspreken. Bij het videobellen en het afspreken met je vader zal er altijd een begeleider bij zijn, bijvoorbeeld mevrouw [naam begeleider] van het Gebiedsteam, zodat jij je hopelijk nog veiliger voelt. Je moeder en je stiefvader zullen er niet bij zijn. Ik begrijp dat het spannend voor je is om het contact te herstellen, maar ik denk dat het goed is dat het gaat gebeuren. Over een tijdje gaan we weer kijken hoe de omgangsmomenten met je vader zijn gegaan en hoe het voor jou is om hem weer te zien en spreken. Als je wilt mag je dan weer met mij komen praten op de rechtbank.
De rechter, mr. Ter Brugge.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende
voorlopigezorgregeling geldt:
- [kind] en de man hebben eens in de drie weken contact met elkaar, onder begeleiding van [naam instantie] , op een doordeweekse middag dat [kind] vroeg klaar is met school.
- Daarbij geldt dat de eerste drie contacten plaatsvinden via videobellen, waarbij de eerste keer binnen vier weken na heden zal plaatsvinden. De videobelmomenten vinden plaats op een plek in huis, of zo nodig elders, waar [kind] rustig, in aanwezigheid van de begeleiding en in afwezigheid van de vrouw en haar partner, met de man kan videobellen.
- Vervolgens zullen er drie fysieke omgangsmomenten plaatsvinden. De fysieke omgangsmomenten zullen plaatsvinden op een neutrale plek, eveneens in aanwezigheid van de begeleiding en in afwezigheid van de vrouw en haar partner.
- De dag, het tijdstip, de duur en de begeleiding van de omgangsmomenten worden in onderling overleg met [naam instantie] bepaald;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verzoekt (de advocaten van) partijen om uiterlijk op de rol van
3 juni 2024de rechtbank te berichten over de stand van zaken en hun nadere standpunt;
6.4.
bepaalt dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op
17 juni 2024 om 13.40 uurin één van de zalen van het gerechtsgebouw van de Rechtbank Noord-Nederland aan het Guyotplein nr. 1 in Groningen;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. ter Brugge, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: SLV