In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 23 januari 2024, wordt het verzoek van de man tot het vaststellen van een contactregeling met zijn zoon behandeld. De man en de minderjarige hebben elkaar drie jaar niet gezien. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is om het contact te herstellen en stelt een voorlopige begeleide contactregeling vast. De rechter legt in kindvriendelijke taal uit aan de minderjarige waarom deze beslissing wordt genomen. De definitieve beslissing over de zorgregeling wordt aangehouden in afwachting van het verloop van de contactregeling.
De rechtbank heeft eerder partijen gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige en heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een aanvullend rapport en advies uit te brengen over de zorgregeling. De Raad adviseert om een regeling vast te stellen waarbij de man en de minderjarige eens per twee weken begeleide omgang hebben. Ondanks de angsten van de minderjarige, die aangeeft zijn vader niet te willen zien, vindt de Raad dat het contact moet worden hersteld. De rechtbank volgt dit advies en benadrukt het belang van het opbouwen van positieve herinneringen tussen de man en de minderjarige.
De rechtbank stelt een voorlopige zorgregeling vast, waarbij de minderjarige en de man eens in de drie weken contact hebben, te beginnen met videobellen. De rechtbank vraagt partijen om uiterlijk twee weken voor de nieuwe zittingsdatum te rapporteren over de stand van zaken. De beslissing over de zorgregeling wordt aangehouden, zodat na zes contactmomenten kan worden bezien hoe de omgang is verlopen en hoe de minderjarige hierop reageert.