ECLI:NL:RBNNE:2024:1911
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij
Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 129.813,49 bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van drie oogsten hennep, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de kosten die de veroordeelde heeft gemaakt. De officier van justitie had eerder een vordering ingediend voor een bedrag van € 166.102,06, maar de rechtbank heeft dit verlaagd na beoordeling van de bewijsstukken en de argumenten van de verdediging.
De behandeling van de zaak vond plaats op 2 mei 2024, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.F. Klunder. De officier van justitie, mr. L. Lübbers, heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gepresenteerd, waarbij zij het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt nam. De verdediging voerde aan dat de opbrengsten lager waren dan in het rapport werd gesteld, maar de rechtbank verwierp deze argumenten en baseerde haar beslissing op de aangetroffen hennepplanten en de berekeningen in het rapport.
De rechtbank heeft de totale opbrengst van de hennepkwekerij vastgesteld op € 211.645,20, met totale kosten van € 81.831,71, wat resulteert in het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft ook de betalingsverplichting van de veroordeelde aan de staat opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. R.B. Maring niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.