ECLI:NL:RBNNE:2024:1892

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
18.303023.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, alsook een taakstraf van 240 uren. De zaak kwam ter terechtzitting op 2 mei 2024, waar de verdachte aanwezig was met zijn advocaat, mr. R.F. Klunder, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. L. Lübbers.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten in de periode van 30 april 2022 tot en met 30 maart 2023, en de diefstal van elektriciteit die toebehoorde aan Liander N.V. De rechtbank oordeelde dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit, wat leidde tot overlast en schade in de maatschappij. De rechtbank vond de opgelegde straf passend, gezien het lage recidiverisico van de verdachte en het feit dat hij al hulp had ingeschakeld.

Daarnaast heeft Liander zich als benadeelde partij gevoegd in het proces met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering tot een bedrag van 70.696,39 euro toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, maar heeft het deel van de vordering dat betrekking had op incassokosten niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/303023-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1985 te [geboorte plaats] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , maar zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 mei 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.F. Klunder, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 30 april 2022 tot en met 30 maart 2023 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] aldaar), een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten (in totaal) ongeveer 488 hennepplanten en/of 64 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks 30 april 2022 tot en met 30 maart 2023 te [plaats] een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 april 2023, opgenomen oppagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023080748 d.d. 16 november 2023, inhoudend de verklaring van [naam] , namens Liander N.V.;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Aantreffen hennepkwekerij d.d. 31 maart
2023, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 30 april 2022 tot en met 30 maart 2023 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] , een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een groot aantal hennepplanten, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode 30 april 2022 tot en met 30 maart 2023 te [plaats] een hoeveelheid elektriciteit die geheel aan Liander N.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl hetfeit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel vanverbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair verzocht een voorwaardelijke straf en subsidiair een beperkte onvoorwaardelijke taakstraf aan verdachte op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 19 maart 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan het telen van grote hoeveelheden hennepplanten. Hij heeft meerdere oogsten gehad. Daarbij heeft hij ten behoeve van zijn hennepkwekerij ook gebruik gemaakt van een illegale stroomvoorziening. Verdachte heeft door zo te handelen overlast en schade veroorzaakt in de maatschappij. Naast dat softdrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid, gaat de productie ervan regelmatig gepaard met overlast, geweld en ripdeals. Daarbij heeft verdachte door het illegaal afnemen van elektriciteit niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendom van Liander, maar ook bijgedragen aan een (brand)gevaarlijke situatie. De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte voor het laatst in 2014 is veroordeeld. Naar eigen zeggen is verdachte een hennepkwekerij begonnen omdat zijn inkomen wegviel tijdens de coronamaatregelen. De reclassering bevestigt dit beeld en geeft aan dat verdachte niet in criminele kringen verkeert. Hoewel verdachte nog feitelijk dakloos is, heeft hij wel hulp ingeschakeld. Er is beschermingsbewind opgestart en verdachte krijgt hulp van een begeleidster van Limor. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en vinden interventies of toezicht niet nodig. Bij een veroordeling adviseren zij dan ook een geheel voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de geldende Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken (hierna: oriëntatiepunten). Bij verdachte zijn 488 hennepplanten aangetroffen. De oriëntatiepunten schrijven voor het telen van een dergelijke hoeveelheid hennepplanten een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand voor. Dit oriëntatiepunt ziet niet mede op diefstal van elektriciteit. Daarbij kan navenant hoger worden gestraft in het geval er meerdere oogsten zijn bewezenverklaard. Dat is hier het geval. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om af te wijken van deze oriëntatiepunten en een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, zoals verzocht door de raadsvrouw van verdachte en geadviseerd door de reclassering.
Alles afwegende vindt de rechtbank een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden, te weten een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank ziet, gelet op het lage recidiverisico en het gegeven dat verdachte in het vrijwillig kader al hulp en begeleiding krijgt, geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen.

Benadeelde partij

Liander heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 72.178,35 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met uitzondering van de incassokosten ten bedrage van 1.481,96.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van het al dan niet toewijzen van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft de raadsvrouw van verdachte verzocht om, in het geval van toewijzing, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen en gelet op de slechte financiële situatie van verdachte de gijzeling op nihil te bepalen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij op het punt van de incassokosten ten bedrage van 1.481,96 onvoldoende is onderbouwd. Aanhouding van de zaak om dit te herstellen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering ten dele niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de overige gestelde schade ten bedrage van 70.696,39 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom op dit punt worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 maart 2023.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, omdat Liander een professionele partij is die in staat moet worden geacht om zelfstandig de vordering te innen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Liandertoe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan Liander te betalen:
  • het bedrag van 70.696,39 (zegge: zeventigduizend zeshonderdzesennegentig euro en negenendertigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van Liander voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2024.
Mr. R.B. Maring is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.