ECLI:NL:RBNNE:2024:1887

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
18.020829.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, mishandeling en wederrechtelijk binnendringen met ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van diefstal, mishandeling en het wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 januari 2024 een fles alcohol heeft gestolen uit een winkel in Leeuwarden, en op 11 januari 2024 wederrechtelijk is binnengedrongen in een afgesloten terras van een bedrijf. Daarnaast heeft de verdachte op 23 december 2023 de nachtportier van een beschermd wonen locatie mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van lokaalvredebreuk, omdat niet kon worden vastgesteld dat de winkel op de pleegdatum onderdeel uitmaakte van een collectief winkelverbod. Gezien de vele eerdere veroordelingen van de verdachte en het ontbreken van alternatieven om het recidiverisico te verminderen, heeft de rechtbank de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 700 euro toegewezen aan de benadeelde partij, de nachtportier, voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de mishandeling. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel de uitvoering daarvan doorkruist.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-020829-24 ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18-011003-24 en 18-069090-24 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-077099-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboorte datum] 1984 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-020829-24
1
hij op of omstreeks 18 januari 2024 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, in of uit of bij een winkel gelegen aan de [adres] , een fles alcohol, 'Puschkin red sensation', in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 18 januari 2024 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, in het besloten lokaal op/aan de [adres] , bij de [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 28 maart 2022 schriftelijk de toegang tot voornoemde supermarkt ontzegd (voor de duur van 24 maanden).
Parketnummer 18-011003-24
hij op of omstreeks 11 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, te weten: het (afgesloten) terras van [bedrijf] , gelegen aan de [adres] te Leeuwarden, bij [naam] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Parketnummer 18-069090-24
hij op of omstreeks 23 december 2023 te Leeuwarden [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te duwen en/of meermalen, althans eenmaal, tegen zijn (achter)hoofd, althans zijn lichaam, te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-020829-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd en heeft hiertoe aangevoerd dat uit het procesdossier blijkt dat het collectief winkelverbod aan verdachte is uitgereikt. Verdachte had voorafgaand aan het binnentreden van de winkel zich ervan moeten vergewissen of de betreffende winkel aangesloten was bij dit verbod.
Parketnummer 18-011003-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde feit, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 18-069090-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, gelet op de aangifte, de getuigenverklaring en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden door verbalisanten zijn beschreven.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-020829-24
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 kan worden bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2, omdat uit het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, niet blijkt dat verdachte wist dat de betreffende winkel was aangesloten bij het collectieve winkelverbod. Ook blijkt niet uit het procesdossier dat de betreffende winkel al was aangesloten op het moment dat het winkelverbod aan verdachte was uitgereikt.
Parketnummer 18-011003-24
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde wederrechtelijkheid niet kan worden bewezen, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte door de rechthebbende is gesommeerd te vertrekken en dat hij vervolgens aan deze sommatie geen gehoor heeft gegeven.
Parketnummer 18-069090-24
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bewijsmiddelen in het procesdossier, het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-020829-241
Feit 1
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezenverklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Uit de verklaring van aangever [naam] , namens [bedrijf]2 en de bekennende verklaring van verdachte3 blijkt dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezenverklaard.
Feit 2
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De verdachte wordt vervolgd voor het misdrijf lokaalvredebreuk in verband met kort gezegd het overtreden van een collectief winkelverbod.
Wanneer overtreding van een dergelijk civielrechtelijk verbod via het Wetboek van Strafrecht als misdrijf wordt vervolgd , dient de regeling helder en sluitend te zijn.
De aanzegging collectief winkelverbod benoemt dat aan verdachte de toegang tot alle aangesloten winkels gelegen aan de [adres] te Leeuwarden wordt ontzegd voor een periode van 24 maanden. De winkels zijn volgens de aanzegging te herkennen aan een sticker zoals op het formulier staat afgebeeld.
Hoewel in het proces-verbaal van het verhoor van verdachte door de verbalisant wordt gezegd dat er op de deur van de winkel is aangegeven dat de winkel onderdeel uitmaakt van het collectief winkelverbod, blijkt uit het procesdossier niet op welke wijze dit staat aangegeven en of dit overeenstemt met de inhoud van de aanzegging van het collectieve winkelverbod.
De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de winkel op de pleegdatum aangesloten was bij het collectieve winkelverbod en of dit op dat moment op een waarneembare en herkenbare wijze op de winkel aangeduid was.
De rechtbank verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde onder feit 2.
Parketnummer 18-011003-244
Bewijsmiddelen
Verbalisanten kwamen op 11 januari 2024 naar aanleiding van een melding ter plaatse aan de [adres] te Leeuwarden waar [bedrijf] is gevestigd. Verbalisanten zagen dat er twee openslaande deuren van het afgesloten terras op een kier stonden. Binnen het afgesloten deel troffen zij twee personen aan. Verdachte heeft op vordering van de verbalisant zijn identiteitsbewijs getoond. Verbalisanten zagen dat het hang- en sluitwerk van de openslaande deuren verbroken was.5
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich de toegang heeft verschaft tot de overkapping door een pen omhoog te houden en dat zijn medeverdachte vervolgens de deur heeft opengeduwd. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij geen toestemming had om daar te verblijven.6 Aangever, [naam] , heeft in zijn aangifte verklaard aan niemand toestemming te hebben gegeven zich toegang te verschaffen tot het overdekte terras van [bedrijf] en dat de toegangsdeur tot het overdekte terras de dag ervoor onbeschadigd was afgesloten.7
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van de verdediging dat het binnendringen in een besloten lokaal eerst wederrechtelijk is wanneer de verdachte zich niet aanstonds na de vordering van de rechthebbende heeft verwijderd onjuist is. De wettekst van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bevat twee varianten van strafbaarstelling van lokaalvredebreuk. De eerste variant betreft het wederrechtelijk binnendringen van een lokaal dat in gebruik is bij een ander en de tweede variant is het wederrechtelijk in een besloten lokaal vertoeven en zich niet aanstonds op vordering van de rechthebbende verwijderen. Aan verdachte is de eerste variant tenlastegelegd.
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte het besloten lokaal wederrechtelijk is binnengedrongen. Dit is het geval wanneer degene die zich in het lokaal bevindt, dit doet tegen de voor hem onmiskenbare wil van de rechthebbende en zonder dat hij daartoe uit anderen hoofde gerechtigd is. Deze onmiskenbare wil kan blijken uit de verklaring van de rechthebbende, maar ook uit andere omstandigheden.
In de onderhavige zaak volgt de onmiskenbare wil naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat hij geen toestemming had van de rechthebbende om in het overdekte terras te verblijven. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij een pen van de houten toegangsdeuren heeft verwijderd, waarna zijn medeverdachte de deur heeft opengeduwd. De verbalisanten hebben opgemerkt dat er hang- en sluitwerk aan de deuren waren aangebracht. De aangever heeft verklaard de betreffende deuren de dag ervoor onbeschadigd op slot te hebben gedaan. Hieruit blijkt dat de rechthebbende het lokaal heeft willen afsluiten van derden. Dat de verdachte uit andere hoofde gerechtigd was in het lokaal te verblijven is niet aangevoerd en ook niet gebleken. Gelet het vorenstaande acht dat de rechtbank bewezen dat verdachte samen met een ander wederrechtelijk is binnengedrongen in het afgesloten en overdekte terras (besloten lokaal) van [bedrijf] .
Parketnummer 18-069090-248
Bewijsmiddelen
Op 23 december 2023 was aangever, [slachtoffer] (hierna: aangever), werkzaam in Leeuwarden als nachtportier. Aangever hoorde luide bonzen op de deur van het kantoor waar hij op dat moment aanwezig was. Op het moment dat hij de deur opende zag aangever verdachte in de deuropening staan.9 Verdachte deed een stap naar voren en duwde aangever achterover. Hierop volgde een worsteling op de hal, waarbij aangever drie harde klappen op zijn achterhoofd voelde.10 Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft verklaard dat zij op dezelfde dag werkzaam was als huisteammedewerker. Zij zag op de cameras in het kantoor dat verdachte richting het kantoor liep en hoorde hem vervolgens op de deur kloppen. Hierop opende aangever de deur en probeerde verdachte zich een weg naar binnen te verschaffen.11 [getuige] zag vervolgens aangever achterover het kantoor binnen vliegen. Tevens verklaarde ze dat ze zag dat verdachte met gebalde vuist drie harde klappen op het achterhoofd van aangever gaf.12
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [getuige] en aangever op essentiële punten overeenkomen. Zowel aangever als [getuige] verklaren dat zij in het kantoor aanwezig waren op het moment dat verdachte op de deur klopte. Aangever deed de deur open en verdachte probeerde vervolgens het kantoor binnen te komen. Aangever verklaart door een duw van verdachte achterover te zijn gevallen. [getuige] bevestigt dat zij zag dat aangever achterover het kantoor binnen vloog. Beide verklaren ook dat verdachte drie klappen op het achterhoofd van aangever heeft gegeven.
Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht feit 1 van parketnummer 18-020829-24, en het ten laste gelegde onder parketnummers 18-011003-24 en 18-06909-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-020829-24
1
hij op 18 januari 2024 te Leeuwarden, uit een winkel gelegen aan de [adres] , een fles alcohol, 'Puschkin red sensation', die geheel aan [bedrijf] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18-011003-24
hij op 11 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander, het besloten lokaal, te weten: het afgesloten terras van [bedrijf] , gelegen aan de [adres] te Leeuwarden, bij [naam] , in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Parketnummer 18-069090-24
hij op 23 december 2023 te Leeuwarden [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te duwen en meermalen, tegen zijn achterhoofd, te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-020829-24
1. Diefstal
Parketnummer 18-011003-24
In het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen
Parketnummer 18-069090-24
Mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte onvoorwaardelijk de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden klinische opname en reclasseringstoezicht. Hij voert daartoe aan dat het advies van de reclassering onvoldoende is onderbouwd en met name verwijst naar oude rapportages. Subsidiair heeft de raadsman een voorwaardelijke ISD-maatregel bepleit. Voor het geval de rechtbank toch een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zou opleggen, heeft de raadsman bepleit tot aftrek van de voorlopige hechtenis op de duur van de maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Documentatie
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 maart 2024 is verdachte in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten ten minste driemaal onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsstraffen, te weten door de politierechter op 23 mei 2022, door de politierechter op 15 augustus 2022 en door de politierechter op 3 oktober 2022. Deze straffen zijn volgens voornoemd uittreksel ten uitvoer gelegd voorafgaand aan de onderhavige strafbare feiten. Uit de justitiële documentatie blijkt daarnaast dat tegen verdachte, conform het strafvorderingsbeleid van het Openbaar Ministerie, over een periode van vijf jaren voor meer dan 10 misdrijffeiten een proces-verbaal is opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste 12 maanden vanaf het laatst gepleegde misdrijffeit.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich na het nuttigen van alcohol schuldig gemaakt aan mishandeling van de nachtportier van een beschermd wonen locatie. Het slachtoffer werd hierbij meermalen met de vuist op zijn achterhoofd geslagen. Het slachtoffer heeft, blijkens de toelichting op zijn vordering tot schadevergoeding, nog steeds veel last van de mishandeling. Verdachte heeft de nachtportier en aanwezige zorgverlener angst aangejaagd. De rechtbank vindt het bovendien onaanvaardbaar dat verdachte een persoon die werkzaam is binnen de zorg op een dergelijke gewelddadige wijze heeft bejegend.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal en lokaalvredebreuk. Verdachte heeft hiermee geen respect getoond voor het eigendomsrecht van anderen en heeft, behalve financiële schade, ook onrust en overlast veroorzaakt.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland van 5 april 2024 blijkt dat verdachte vrijwel op alle leefgebieden problemen heeft. De reclassering merkt daarbij de problemen binnen de leefgebieden wonen, dagbesteding, financiën, middelengebruik, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding als delictgerelateerd aan. Vlak voor zijn aanhouding is verdachte vanwege de mishandeling van de nachtportier uit de forensische beschermd wonen setting van [instelling] gezet en was hij als gevolg hiervan dakloos. Het sociaal netwerk van verdachte bestaat uit mensen met een achtergrond in de criminaliteit en/of verslavingsproblematiek. Verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, schizofrenie en ADHD. Vorenstaande, gecombineerd met impulsief gedrag, zorgt ervoor dat verdachte zijn delictgedrag bagatelliseert en externaliseert. De reclassering ziet daarnaast het alcoholgebruik van verdachte als problematisch, met name omdat verdachte tijdens het plegen van de delicten onder invloed was van alcohol.
De reclassering acht het risico op recidive en onttrekken aan voorwaarden hoog. De reclassering signaleert geen beschermende factoren en verdachte heeft zich niet gehouden aan eerder opgelegde bijzondere voorwaarden. Verdachte laat geen motivatie zien om gedragsverandering te bereiken en heeft niet willen meewerken aan een forensisch traject voor diagnose en behandeling. Dit maakt dat de reclassering een ambulant kader onvoldoende toereikend vindt om de risicos te kunnen beperken en adviseert zij een klinisch kader. In een advies van 11 januari 2023 is door de reclassering al gesteld dat bij een volgende veroordeling de ISD-maatregel zal worden geadviseerd omdat dit enige optie is om verdere recidive te voorkomen. De reclassering concludeert dat zij, gelet op vorenstaande, het opleggen van de ISDmaatregel als enige mogelijkheid ziet om de kans te vergroten dat verdachte mee zal werken aan diagnose en behandeling en zich zal houden aan de afspraken. De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de reclassering over.
ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft misdrijven begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verder blijkt uit de justitiële documentatie dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, omdat hij telkens recidiveert. Gelet op de vele veroordelingen van verdachte voor onder meer vermogensdelicten vereist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel.
Uit het reclasseringsadvies leidt de rechtbank af dat verdachte diverse kansen heeft gehad om zijn leven een positieve wending te geven. Verdachte heeft daarbij meermalen het advies gekregen om een klinisch traject te volgen, maar heeft hier niet aan willen meewerken. Ondanks de dreiging dat bij een volgende veroordeling de ISD-maatregel zal worden geadviseerd, de inzet van hulpverlening en zijn verblijf in meerdere beschermd wonen locaties, heeft verdachte weer strafbare feiten gepleegd.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor een alternatief voor de ISD-maatregel. Een dergelijk alternatief, dat dan zou moeten bestaan uit een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, zal naar het oordeel van de rechtbank en blijkens het reclasseringsadvies, onvoldoende kunnen bijdragen aan vermindering van het recidiverisico.
Vanwege de ernst van de problematiek van verdachte is het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen voor het ISD-traject. Op die manier wordt de maatschappij zo goed mogelijk beschermd en zijn er voldoende kansen om ervoor te zorgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt daar niet van afgetrokken.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 700,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd en vordert derhalve de volledige toewijzing daarvan met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-069090-24 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 december 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bij onherroepelijk vonnis van 11 april 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 april 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 12 maart 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat aan verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd, en de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf de uitvoering van deze maatregel doorkruist, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie afwijzen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 138, 300, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-020829-24 onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-020829-24 feit 1, parketnummer 18-011003-24 en parketnummer 18-06909-24 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot: plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 18-011003-24:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 700,00 (zegge: zevenhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 700,00 (zegge: zevenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 14 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 11 april 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2024.