ECLI:NL:RBNNE:2024:1880

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
18.018557.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de handel in wapens en munitie zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een jaar heeft beziggehouden met de handel in wapens en munitie. De verdachte werd beschuldigd van het zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf verhandelen van wapens en munitie van categorie II en III, alsook het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via chatberichten meerdere vuurwapens te koop heeft aangeboden aan verschillende personen. Tijdens het onderzoek zijn in de woning van de verdachte een revolver en munitie aangetroffen, wat de rechtbank als bewijs heeft gebruikt voor de veroordeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de aanwezigheid van kinderen in de nabijheid van het vuurwapen. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie om de in beslag genomen sieraden te verbeurd te verklaren, gedeeltelijk toegewezen. De verdachte is vrijgesproken van het medeplegen van de feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met anderen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-018557-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R.H. Baas, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, in een woning gelegen aan of bij [adres] aldaar),
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van hetmerk BMM, type Olympic 38, kaliber .22 (Long Rifle) zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, (in een woning gelegen aan of bij [adres] aldaar, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten - zeven (7), althans meerdere, randvuur kogelpatronen, van het merk CCI, van het kaliber .22 (Long Rifle) en/of
- een (1) randvuur kogelpatroon, van het merk Federal (type Lead Roundnose (LRN)), van het kaliber .22
(Long Rifle) voorhanden heeft gehad;
3
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2023 tot en met 16 januari 2024 te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, en/of te Amsterdam, in elk geval in de gemeente Amsterdam, en/of een of meer andere plaats(sen) in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf (via verschillende communicatie-apps, waaronder Snapchat en/of Whatsapp en/of Signal) een of meer
(hand)vuurwapen(s) en/of (machine)pisto(o)l(en), al dan niet met een geluidsdemper, en/of revolver(s) en/of automatisch(e) vuurwapen(s) (gelijkend op een UZI en/of een AK-47), in elk geval (een) wapen(s) (van categorie II en/of III en/of I onder 7 van de Wet wapens en munitie) en/of munitie (van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie) in de uitoefening van een bedrijf heeft uitgewisseld en/of verhuurd of anderszins ter beschikking gesteld en/of beproefd en/of verhandeld en daar een beroep of gewoonte van heeft gemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3, gelet op het proces-verbaal van het aantreffen van het wapen en de munitie in de woning waar verdachte verblijft, het rapport Forensisch DNA-onderzoek waarin het resultaat van het vergelijkend DNA-onderzoek aan het wapen staat beschreven en de processen-verbaal van bevindingen waarin de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn onderzocht. Gelet op de duur, aard en intensiteit van de berichten stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het maken van een beroep of gewoonte bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1 en 2 kunnen worden bewezen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is waaruit blijkt dat de (chat)berichten die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte betrekking hebben op het handelen in wapens. De verdenking berust op een interpretatie van de berichten en verzonden fotos, maar de feitelijke bedoeling van verdachte is uit de berichten niet vast te stellen. Daarnaast blijkt uit het dossier niet of op de afbeeldingen in de (chat)berichten van de telefoon van verdachte (vuur)wapens zichtbaar zijn of nepwapens. De raadsvrouw stelt zich tevens op het standpunt dat er geen wettig en overtuigend bewijs is waaruit blijkt dat verdachte heeft gehandeld uit hoofde van een bedrijf of gewoonte.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 1 februari 2024,opgenomen op pagina 495 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R023131 (Detroit) d.d. 6 maart 2024, inhoudend de verklaring van [verbalisant] .
Feit 3
Bewijsmiddelen1
Op 16 januari 2024 is in de meterkast van een woning aan de [adres] in Groningen een tasje met daarin een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen.2 Door verdachte is verklaard dat hij in deze woning samen met zijn vriendin en kinderen doordeweeks woonde.3 Uit onderzoek volgt dat dit vuurwapen een geladen revolver betreft en een werkend vuurwapen is. In de trommel van de revolver zijn acht kogelpatronen aangetroffen.4
In de woning zijn twee iPhones aangetroffen en in beslag genomen.5 Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij deze iPhones gebruikte.6 Op de telefoons worden 2437 en 488 afbeeldingen aangetroffen waarop vuurwapens te zien zijn. Daarnaast worden op de telefoons de volgende chatgesprekken aangetroffen:
  • een chatgesprek via Signal tussen [naam] en Vip2,9
  • een chatgesprek tussen [naam] en N.O.I.10,
  • een whatsappgesprek tussen [naam] en [naam] , en
  • een chatgesprek tussen [telefoonnummer] en het telefoonnummer [telefoonnummer] .11 Het telefoonnummer [telefoonnummer] is gekoppeld aan [naam]12 en het telefoonnummer [telefoonnummer] is van [medeverdachte] .13
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [naam] en [naam] is.14 Uit de gegevens van de telefoons maakt de rechtbank het volgende op.
Verdachte stuurt op 19 januari 2023 twee afbeeldingen aan Vip2. Hierop zijn drie vuurwapens te zien. Op 31 januari 2023 stuurt verdachte drie afbeeldingen.15 Op deze afbeeldingen zijn vuurwapens te zien en op deze afbeeldingen is een bedrag afgebeeld.16 Verdachte verstuurt begin februari 2023 nog een vierde afbeelding van een wapen met een bedrag, een filmpje waarop vijf zwarte handvuurwapens te zien zijn en een afbeelding van een automatisch vuurwapen.17 Door verdachte is verklaard dat de vermelde bedragen de prijzen van de wapens betreffen.18
Aan N.O.I. verstuurt verdachte op 16 juli 2023 een afbeelding van een automatisch vuurwapen. Bij deze fotos verstuurt verdachte het bericht 48.19 Door verdachte is verklaard dat dit waarschijnlijk de prijs betreft.20 De volgende dag stuurt verdachte meerdere afbeeldingen door van het vuurwapen. Hij stuurt hierbij in het Frans een bericht dat is vertaald als die zombie is 58. Daarnaast schrijft verdachte in dat gesprek I can get them in Paris too for 55.21 Op 18 september 2023 stuurt verdachte een afbeelding waarop een patroon te zien is en een doosje. Op dit doosje staat de opdruk Norma en Tactical. Op 3 november 2023 stuurt verdachte een aantal afbeeldingen en namen van vuurwapens met daarbij prijzen.22
Op 7 november 2023 stelt [naam] aan verdachte de vraag: Kan je foto stire va die 9?.
Verdachte reageert op de vraag van [naam] en stuurt vier afbeeldingen waarop een vuurwapen te zien is.23
Verdachte vraagt aan [medeverdachte] op 29 september 2023 of hij een revolver kan weg doen. Verdachte geeft hierbij aan 22 met doosje ballas hollowpoints en zegt dat hij er zelf 750 voor heeft betaald. 24 Verdachte stuurt later vier fotos waarop een vuurwapen te zien is.25 Gelet op de vorm, kleursamenstelling, de samenstelling van de tekens onder de cilinder en de schroefgaten in het handvat en het metaal concludeert de verbalisant dat dit vuurwapen dezelfde uiterlijke kenmerken heeft als het vuurwapen dat is aangetroffen in de meterkast van de woning aan de [adres] .26 Verdachte heeft verklaard dat hij de revolver die in de woning waar hij verbleef is aangetroffen, heeft aangeboden in de chat.27
Op 11 oktober 2023 stuurt verdachte zes fotos van verschillende wapens en twee videos door aan
[medeverdachte] .28 Op de eerste video zijn drie pistolen te zien en op de tweede video zijn twee op AK47 lijkende vuurwapens te zien.29 Door [medeverdachte] wordt gevraagd Wat zijn prikka van dir grote en die kleintjes orgi. Verdachte antwoordt hierop Voor gtje 19 vroeg hij 4,5, Die 17 zei hij dat hij kon zakken en En voor walther 3,5.30
[medeverdachte] stuurt op 24 oktober 2023 verschillende fotos31 en merkt hierbij op Goedkoop snel schakelen.32 Hierna vraagt verdachte Wat is goedkoop bro prika?33 Op 26 oktober 2023 stuurt [medeverdachte] opnieuw fotos. Op 4 november 2023 zegt verdachte Ik ga ze live ff moeten zien broer waar gaan de meeste ballas [
de rechtbank begrijpt kogels] in.34 [medeverdachte] reageert met onder andere: Alles gaat 15 in en Deze pakt 12.35 Verdachte zegt op 5 november 2023 Die van 12shots wordt het!!! Broer.36 Vervolgens wordt er onderling een afspraak gemaakt voor de levering van het vuurwapen.
De afspraak is niet doorgegaan en verdachte en [medeverdachte] hebben ruzie over de levering.37
Bewijsoverwegingen
Kwalificatie wapens
Door de verdediging is aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of de wapens die op de fotos te zien zijn echte werkende wapens betreffen. De rechtbank overweegt hierover als volgt. In de woning waar verdachte verbleef is een revolver aangetroffen. In de revolver zat munitie. Na onderzoek blijkt het te gaan om een werkend vuurwapen en scherpe munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM).
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte deze revolver met munitie in de chat aan [medeverdachte] heeft aangeboden. Verdachte heeft dus een werkend vuurwapen aangeboden. Daarnaast kan naar het oordeel van de rechtbank uit de aard en de inhoud van de chats worden afgeleid dat het ook in de andere gevallen om echte vuurwapens gaat. Zo wordt door verdachte een foto van een patroon en een doosje met munitie gestuurd, wordt gesproken over hoeveel kogels in het wapen kunnen en passen de in de chats genoemde prijzen niet bij nep/namaak vuurwapens. In de chats is ook geen enkele aanwijzing gevonden dat het zou gaan om nep/namaak vuurwapens. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op al deze feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat de wapens die op voornoemde fotos staan afgebeeld, echte scherp schietende vuurwapens en bijbehorende munitie betreffen in de zin van categorie II of III WWM.
Strafbare handelingen
Artikel 9 lid 1 WWM stelt strafbaar het zonder erkenning vervaardigen, transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen verhuren of anderszins ter beschikking stellen, beproeven of verhandelen van een wapen of munitie. Gelet op de tweede volzin van artikel 9 lid 1 WWM valt hieronder ook het onderhandelen over of regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie of het organiseren van de overbrenging van wapens of munitie binnen, naar of vanuit een lidstaat van de Europese Unie.
Verdachte heeft aan [medeverdachte] een revolver aangeboden. Daarnaast kan uit de bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat verdachte als een tussenhandelaar heeft opgetreden. Zo zegt verdachte in het chatgesprek met [medeverdachte] Voor gtje 19 vroeg
hijonderstreping door rechtbank]. Hieruit volgt dat verdachte [medeverdachte] informeert over de beschikbaarheid van wapens en de prijs die een ander persoon voor deze wapens wil hebben. Daarnaast ontvangt verdachte op 24 en 26 oktober 2023 verschillende fotos van wapens van [medeverdachte] . Verdachte stuurt enkele van deze fotos door naar [naam] . Daarnaast stuurt hij deze fotos ook naar N.O.I. en noemt hij hierbij prijzen. Deze prijzen komen overeen met de prijzen die door [medeverdachte] zijn genoemd.
Gelet op de aard en de inhoud van deze chatberichten heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst als tussenpersoon onderhandeld over transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens en munitie. Gelet op de tweede volzin van artikel 9, lid 1 WWM is er ook dan sprake van het verhandelen van wapens. Dat uit het dossier niet volgt dat het daadwerkelijk tot een levering van wapens en/of munitie is gekomen doet hier niet aan af.
Zonder erkenning uitoefenen van een bedrijf
Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2020 volgt dat met uitoefenen van een bedrijf ook activiteiten zijn bedoeld die zowel door natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen worden verricht.38
Verdachte heeft in een periode van elf maanden op verschillende momenten aan Vip2, N.O.I., [naam] en [medeverdachte] wapens aangeboden en verdachte heeft met [medeverdachte] onderhandeld over de aankoop van concrete wapens. Verdachte heeft verklaard dat Vip2 een andere telefoon van hem was, zodat hij dit chatgesprek met zichzelf heeft gevoerd. Gelet op de inhoud van de andere chats en het feit dat verdachte een gemiste oproep van Vip2 heeft acht de rechtbank deze alternatieve verklaring ongeloofwaardig. Door de frequentie waarmee verdachte heeft gehandeld is bewezen dat hij heeft gehandeld in de uitoefening van een bedrijf. Niet is gebleken dat de verdachte beschikte over een erkenning voor het vervaardigen, transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van vuurwapens of munitie.
Medeplegen
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen. Uit het dossier volgt niet dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de (ver)kopende partij.
Beroep of gewoonte
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte over een periode van elf maanden met vier personen contact heeft gehad over de aan- en verkoop van wapens. Uit de chat met N.O.I. volgt daarnaast dat verdachte in staat is om ook in Parijs wapens te verkrijgen. Daarnaast volgt uit de chat met [medeverdachte] dat hij weet dat verdachte in wapens handelt. [medeverdachte] stuurt op 24 oktober 2023 zonder aanleiding fotos en merkt hierbij op goedkoop snel schakelen. Verdachte stuurt deze fotos vervolgens door aan N.O.I. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van verdachte getuigt van stelselmatigheid en een vast voornemen om wapens te blijven verhandelen met het oog op financieel gewin.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat feit 3 met uitzondering van het medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 16 januari 2024 te Groningen in een woning gelegen aan de [adres] ,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van hetmerk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 16 januari 2024 te Groningen, in een woning gelegen aan de [adres] , munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (1) randvuur kogelpatroon, van het merk Federal type Lead Roundnose (LRN), van het kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad;
3
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2023 tot en met 16 januari 2024 in Nederland meermalen zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf via Whatsapp en Signal wapens van categorie II en III en munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld en daar een beroep of gewoonte van heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking toteen vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met dewet verhandelen van wapens een beroep of gewoonte maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit conform de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vier maanden voor het aantreffen van een wapen en munitie.
Mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw subsidiair gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, eventueel met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat, nu er geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de kwalificatie van de voorwerpen op de aangetroffen afbeeldingen, de strafmaat ernstig dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 8 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Gedurende een periode van ongeveer een jaar heeft hij zich beziggehouden met de handel in wapens en munitie. Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in Nederland voorhanden zijn van vuurwapens, met alle verstrekkende gevolgen van dien.
Daarnaast had verdachte een geladen revolver en munitie in de woning waar hij verbleef liggen. Het vuurwapen was gereed voor gebruik en werd door verdachte bewaard in een niet afgesloten kast, terwijl er jonge kinderen in de woning verbleven. Verdachte heeft dit wapen ook bij zich gedragen in de openbare ruimte, in ieder geval in een restaurant. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan de reeds bestaande (gevoelens van) onveiligheid als gevolg van de aanwezigheid van vuurwapens in de maatschappij. De maatschappij raakt ontwricht door het sterk toegenomen wapenbezit en het gebruik daarvan. Verdachte heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd en de rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Hij heeft slechts oog gehad voor zijn eigen (potentiële) financiële gewin.
De reclassering heeft op 26 januari 2024 over verdachte gerapporteerd. De reclassering rapporteert dat verdachte zijn eerder gegeven toestemming tot het verwerken van zijn informatie heeft ingetrokken en zij onvoldoende zicht hebben op zijn actuele leefsituatie om verbanden te kunnen leggen tussen het delict en de leefgebieden. De reclassering heeft vernomen dat verdachte volgens de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) ongewenst vreemdeling is. Voorde reclassering is het niet mogelijk een inschatting te maken van de kans op herhaling of onttrekking aan voorwaarden en vinden zij eventuele interventies niet uitvoerbaar vanwege de huidige vreemdelingenstatus van verdachte.
Voor de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS).
De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS van het voorhanden hebben van een wapen categorie III in een openbare ruimte. Hiervoor geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden.
De rechtbank zal daarnaast rekening houden met de volgende strafvermeerderende factoren: het vuurwapen was geladen, binnen handbereik van verdachte en in de omgeving van (kleine) kinderen.
Voor de handel in wapens zijn geen oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank heeft voor de bepaling van de straf gekeken naar straffen in soortgelijke zaken.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank is, alles overwegend, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de aangetroffen en inbeslaggenomen sieraden verbeurd te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de inbeslaggenomen sieraden dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een revolver en patroon, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een zwarte iPhone en een roze iPhone vatbaar voor verbeurdverklaring nu feit 3 met behulp van deze voorwerpen is begaan en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een goudkleurige ketting met de tekst babygirl, een goudkleurige ketting met steentjes, een goudkleurige armband met steentjes, een dikke goudkleurige schakelarmband en een zilverkleurig horloge met blauw/paarse wijzerplaat moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen iPhone roze en iPhone zwart.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen revolver en munitie.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goudkleurige
ketting met de tekst babygirl, goudkleurige ketting met steentjes, goudkleurige armband met steentjes, dikke goudkleurige schakelarmband en een zilverkleurig horloge met blauw/paarse wijzerplaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Langius, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2024.