ECLI:NL:RBNNE:2024:187

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
18-070242-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor medeplichtigheid aan de productie van amfetamine en voorbereidingshandelingen

Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de productie van amfetamine en het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 242 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 15 februari 2021, na informatie van de Amerikaanse opsporingsautoriteiten over een illegaal drugslaboratorium. Tijdens een instap op 12 maart 2021 werd een in werking zijnd drugslaboratorium aangetroffen, waar de verdachte en twee medeverdachten aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet de hoofdrol speelde, wel degelijk medeplichtig was aan de productie van amfetamine door zijn handelingen, zoals het verplaatsen van gasflessen en het betalen van huur voor de locatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, omdat de bewijsvoering daarvoor onvoldoende was. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, maar vond de ernst van de feiten en de risico's voor de volksgezondheid zwaarwegend genoeg voor een forse straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/070242-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 januari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 december 2023, 19 december 2023 en 9 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de volledige tekst van de tenlastelegging verwezen naar de inhoud daarvan zoals opgenomen in bijlage I. De inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 9 januari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk produceren dan wel aanwezig hebben van amfetamine en/of methamfetamine, subsidiair ten laste gelegd als medeplichtigheid daaraan;
zich in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe;
zich in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het schenden van de zorgplicht zoals opgenomen in artikel 10.1 lid 1 Wet milieubeheer;
zich in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het schenden van de zorgplicht zoals opgenomen in artikel 13 Wet bodembescherming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1 primair, feit 3 en feit 4. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 subsidiair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat verdachte niet wist dat er een drugslab was gevestigd in de loods aan de [adres] in [adres] , zodat bij verdachte geen sprake is geweest van opzet. Verdachte is op de dag voorafgaand aan zijn aanhouding een paar keer eerder op de boerderij in [adres] geweest, maar dat deed hij enkel om een zakcentje te verdienen door zijn stiefvader - medeverdachte [medeverdachte 1] - te helpen met klusjes. Verdachte is tijdens zijn aanhouding aangetroffen in de loods waarin het drugslab was gevestigd, maar dit was de eerste keer dat hij daar was. Bovendien was hij daar enkel omdat hij na het zien van het arrestatieteam van schrik de loods in is gerend. Op de dag van zijn aanhouding heeft verdachte weliswaar werkzaamheden verricht als het tillen van gasflessen en jerrycans en het naar binnentrekken van een waterslang, maar deze handelingen kunnen niet tot de conclusie leiden dat verdachte heeft geholpen bij de productie van drugs. Bovendien zijn die gedragingen niet van dien aard
dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger dan wel medeplichtige.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Feiten en omstandigheden
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 9 januari 2021 ontving het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum schriftelijke informatie van de Amerikaanse opsporingsautoriteiten, inhoudend dat een groep personen een illegaal laboratorium had opgezet voor de productie van gereguleerde stoffen. Volgens de informatie was het laboratorium vermoedelijk gevestigd aan de [adres] te [adres] , op welk adres een boerderij met bijbehorende loods staat. Naar aanleiding van voormelde informatie en enkele observaties aan dit adres werd op 15 februari 2021 een onderzoek gestart onder de naam ijskoud. In de nacht van 12 maart 2021 werd een inkijk gedaan in de loods op het perceel en aan de hand van de bevindingen van die inkijk werd in de middag van 12 maart 2021 een instap gedaan. In de loods werd een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen, alwaar drie mannen aanwezig waren. Deze drie mannen, te weten verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn ter plekke aangehouden.
De politie heeft naar aanleiding van technisch en forensisch-chemisch onderzoek aan de [adres] diverse chemicaliën aangetroffen die kunnen worden gebruikt voor de grootschalige vervaardiging van benzylmethylketon (BMK) en amfetamine. Onderzoek van het NFI heeft bevestigd dat het onderzoeksmateriaal amfetamine en hulpstoffen/tussenproducten voor de vervaardiging van synthetische drugs bevat. Uit het technisch en forensisch-chemisch onderzoek volgt voorts dat er 3.900 liter formamide is verbruikt. Met een dergelijke hoeveelheid kan 2.600 liter BMK omgezet worden naar 4.680 tot 6.240 kilogram amfetaminepasta. Voor de productie werd gebruik gemaakt van professionele apparatuur. Ter plaatse is in totaal 24.242 liter vloeibaar proces gerelateerd afval aangetroffen en in de bodem van de loods is een 1000 liter IBC-vat aangetroffen met daarin gevaarlijke afvalstoffen.
Het perceel aan de [adres] te [adres] werd per oktober 2020 tot aan de dag van de aanhouding in maart 2021gehuurd door de stiefvader van verdachte, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft hier aanvankelijk gewoond met zijn gezin, maar is in januari 2021 met zijn gezin terugverhuisd naar [adres] .
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting - samengevat - verklaard dat hij niet wist dat er een drugslab was gevestigd in de loods. Verdachte heeft ook niet met het gezin gewoond in [adres] , maar is slechts een keer of vijf op de boerderij geweest. Als hij daar was zat hij op zijn telefoon in de boerderij of verdiende hij geld door zijn stiefvader te helpen met het op orde maken van de woning. Verdachte heeft zijn stiefvader op de dag van de aanhouding geholpen met het naar binnen trekken van een waterslang en heeft meegeholpen met het in- en uitladen van jerrycans en gasflessen en deze van en naar de loods brengen. Elke keer als verdachte samen met [medeverdachte 1] vanuit [adres] naar [adres] reed, haalden zij een man op bij een parkeerplaats bij [adres] . Verdachte kende deze man slechts bij de bijnaam [naam] . In [adres] ging de man de loods in, waarna verdachte hem de hele dag niet meer zag.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt ten aanzien van de rol die verdachte heeft gehad allereerst dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op de dag van zijn aanhouding heeft geholpen met het in- en uitladen van gasflessen en jerrycans en met het naar binnen trekken van een waterslang. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de huur voor de boerderij aan de [adres] te [adres] voor de maanden januari, februari en maart 2021 is betaald via de bankrekening van verdachte.
De rechtbank constateert dat het dossier geen aanwijzingen bevat waaruit kan volgen dat de bijdrage die verdachte aan het amfetaminelab heeft geleverd, uit meer heeft bestaan dan voornoemde handelingen. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen onvoldoende zijn om verdachte als medepleger van het produceren van amfetamine aan te merken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf, zoals aan verdachte is ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair, is allereerst vereist dat wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de behulpzaamheid zelf. De rechtbank overweegt dat het opzet op het verrichten van de fysieke handelingen en het betalen van de huur als zodanig niet ter discussie staat. Ten tweede is vereist dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf (het gronddelict). De rechtbank overweegt in dit verband allereerst dat uit historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij in de ten laste gelegde periode dertien keer in [adres] is geweest. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij slechts vijf keer in [adres] is geweest en dat hij de telefoon in voornoemde periode had uitgeleend aan [medeverdachte 1] , maar de rechtbank acht die verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft in geen van de verhoren bij de politie verklaard over het uitlenen van de telefoon en bovendien volgt uit onderzoek dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van een eigen telefoon. Daarbij komt dat de telefoon onder verdachte en niet onder [medeverdachte 1] is aangetroffen tijdens de aanhouding. De rechtbank acht het gelet op de frequentie waarop verdachte in [adres] is geweest, de werkzaamheden die verdachte op de dag van zijn aanhouding heeft verricht, het feit dat verdachte samen met zijn stiefvader telkens een man heeft opgehaald die hij enkel als [naam] kende, het feit dat deze man vervolgens de hele dag verdween in de loods en het feit dat verdachte huur heeft betaald voor maanden waarin het gezin al niet meer in [adres] woonde, uitgesloten dat verdachte geen weet heeft gehad van wat er in de loods gebeurde. Bovendien heeft verdachte op bepaalde punten zeer wisselende verklaringen afgelegd bij de politie. Zo heeft verdachte wisselend verklaard over het aantal keren waarop hij in [adres] is geweest, over het al dan niet ophalen van medeverdachte [medeverdachte 2] - en de frequentie hiervan - en over het al dan niet meehelpen met het tillen van jerrycans. Tot slot weegt in de overtuiging van de rechtbank mee dat verdachte over bepaalde feiten moeilijk te volgen verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft hij verklaard dat hij op de dag van zijn aanhouding een waadpak heeft aangetrokken, enkel om een waterslang de loods in te trekken. Het ligt veel meer voor de hand dat het waadpak bedoeld was om zich en zijn kleding te beschermen tegen (de geur van) chemicaliën in de loods.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het medeplegen van de productie van amfetamine.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat ziet op de wijze waarop feit 2 aan verdachte ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is - evenals de raadsman - van oordeel dat uit het dossier niet kan volgen dat verdachte een ander heeft getracht te bewegen om voorbereidingshandelingen te verrichten zoals bedoeld in artikel 10a lid 1 sub 1 Opiumwet. De tenlastelegging beperkt zich naar het oordeel van de rechtbank echter niet tot het trachten te bewegen van een ander, nu aan verdachte ook de gedragingen zoals bedoeld in artikel 10a lid 1 sub 2 en 3 Opiumwet ten laste zijn gelegd. Dat het woord zich, zoals weergegeven in artikel 10a lid 1 sub 2 Opiumwet niet expliciet is genoemd in de
tenlastelegging, maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank verwerpt het verweer.
Bij de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen zoals ten laste is gelegd onder feit 2, gaat de rechtbank uit van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor zijn weergegeven. Uit het rapport van de LFO blijkt dat de goederen en hoeveelheden zoals genoemd in de tenlastelegging in de loods zijn aangetroffen. Deze goederen waren onmiskenbaar bestemd voor de productie van amfetamine. Gelet op het feit dat verdachte jerrycans en gasflessen voorhanden heeft gehad en hij de huur van de [adres] te [adres] heeft betaald, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die verdachte heeft verricht in een te ver verwijderd verband staan van de gedragingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd onder feit 3 en feit 4. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze feiten.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] , gemeente Westerwolde, in een pand gelegen aan de [adres] , telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk hebben vervaardigd, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
tot en/of bij het plegen van bovengenoemd misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met anderen op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] , gemeente Westerwolde, meermalen, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en behulpzaam is geweest, door telkens opzettelijk
- werkzaamheden te verrichten in en om de ruimte op het perceel aan de [adres] waarin de drugs werd geproduceerd, waaronder:
het verplaatsen van gasflessen, jerrycans en een slang en het betalen van de huur.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] , gemeente Westerwolde, telkens tezamen en in vereniging met anderen, in een pand gelegen aan de [adres] , om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, om daartoe gelegenheid en middelen te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
immers hebben verdachte en zijn mededaders:
- een loods aan de [adres] gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gesteld en
- ruimtes van voornoemde loods ingericht als opslagruimte voor chemicaliën en/of grondstoffen en/of als productieruimte en
- vervoermiddelen gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gesteld en/of ter beschikking laten stellen en/of voorhanden gehad en
- toezicht gehouden en/of laten houden op die loods en/of op de personen die dat perceel betraden en
- aanpassingen en/of verbouwingen in/aan die loods aangebracht en/of laten aanbrengen en/of verricht en/of laten verrichten en/of toegestaan ten behoeve van de opslag van chemicaliën en/of grondstoffen en/of ten behoeve van de productie van BMK en/of
amfetamine en
  • een groot aantal chemicaliën, waaronder BenzylmethylKeton (BMK) en
  • 800 liter fosforzuur en
  • 350 liter mierenzuur en
  • 100 liter formamide en
  • 85 kilogram caustic soda en
  • 175 liter ongezuiverde amfetamine olie en
  • 140 liter destillatie vloeistof (amfetamine bevattend) en
  • 7,3 liter gezuiverde amfetamine olie en
  • 870 liter vloeibaar afval pH 7 en
  • 11.625 liter vloeibaar zuur afval en
  • 11.747 liter vloeibaar basisch afval en
  • 3 zakken BMK-glycide zuur en Methyl-alpha-acetylphenylacetaat (MAPA) en
  • 3 RVS Au bain-marie bakken en
  • 1 reactie-destillatieketel en
  • 2 stoomgeneratoren en
  • 1 reactieketel en
  • 1 koelbuis en
  • 24 koolstoffilters en
  • 4 luchtafzuigkasten en
  • 6 vloeistofpompen en
  • meerdere gasflessen en
  • andere apparatuur ten behoeve van de productie van synthetische drugs
besteld en/of laten maken en/of gekocht en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair
medeplichtigheid aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod
in eendaadse samenloop met:
2.
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 241 dagen met aftrek, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf ter hoogte van 160 uren. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, wat neerkomt op een strafkorting van 10%.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Verdachte was ten tijde van de strafbare feiten jong en naïef en uit de reclasseringsrapporten van 15 maart 2021 en 19 april 2021 volgt dat verdachte een beïnvloedbaar, kwetsbaar persoon is die over onvoldoende vaardigheden beschikt om de consequenties van zijn handelen te overzien.
De raadsman heeft met inachtneming van het voorgaande gepleit voor oplegging van een straf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Voor een voorwaardelijke straf en een taakstraf bestaat geen ruimte meer, aangezien sprake is van tijdsverloop en verdachte zich al een lange tijd aan schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan het medeplegen van de productie van amfetamine en als medepleger aan het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe.
Amfetamine is een harddrug die zeer verslavend en schadelijk is voor de volksgezondheid. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs en de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie brengen bovendien grote veiligheidsrisicos en risicos voor de volksgezondheid met zich. Verdachte heeft met zijn gedragingen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie van harddrugs en hij kan medeverantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de productie hiervan worden veroorzaakt. De productie van harddrugs gaat ook vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, zoals het witwassen van grote sommen geld en het illegaal lozen van chemisch afval. Verdachte heeft met zijn handelen kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin en heeft zich totaal niet bekommerd om de risico's voor omwonenden en de schadelijke gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank constateert dat verdachte 19 jaar oud was toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c) binnen het kader van het adolescentenstrafrecht, indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De rechtbank ziet in het dossier, het onderzoek ter terechtzitting en het pleidooi van de raadsman geen aanleiding om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht. Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten weliswaar jong, maar hij had blijkens zijn verklaring ter zitting weinig pedagogische aansturing nodig. Hij woonde ten tijde van de feiten immers niet bij de rest van het gezin, maar op zichzelf. Verdachte functioneert - ook momenteel - zelfstandig, hij heeft een partner, hij wordt binnenkort vader en hij heeft betaald werk. Tot slot heeft verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten geen enkele verantwoordelijkheid genomen. De rechtbank zal verdachte dan ook berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank constateert dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden, nu het vonnis meer dan 24 maanden na 12 maart 2021, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld, wordt gewezen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, door een strafkorting toe te passen van 10%.
Alles afwegend zal de rechtbank de straf zoals is gevorderd door de officier van justitie opleggen aan verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van de door de raadsman naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, maar ziet daarin gelet op de ernst van de feiten geen reden om te volstaan met oplegging van de door de raadsman voorgestelde straf. Wel heeft de rechtbank bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening gehouden met zijn jonge leeftijd, met het feit dat zijn rol in het geheel relatief klein is geweest en met het feit dat hij als gevolg van het handelen van zijn stiefvader betrokken is geraakt bij de bewezenverklaarde feiten.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op
  • de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 49 en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 242 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 160 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2024.
Bijlage I
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] , gemeente Westerwolde, althans in Nederland, in een pand gelegen aan of bij de [adres] , (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft /hebben vervaardigd, althans opzettelijk heeft/hebben bereid, en/of bewerkt, en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of metamfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] , in elk geval een ander dan verdachte, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] , gemeente Westerwolde, althans in Nederland, in een pand gelegen aan of bij de [adres] , (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben vervaardigd, althans opzettelijk heeft/hebben bereid, en/of bewerkt, en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
(een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of metamfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van bovengenoemd(e) misdrijven/misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12maart2021 te [adres] , gemeente
Westerwolde, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door (telkens) opzettelijk
- werkzaamheden te verrichten in en om de ruimte op het perceel aan de [adres] waarin de drugs werd geproduceerd, waaronder:
het verplaatsen van gasflessen en/of jerrycans en/of slangen en/of balken en/of het toelaten van leveranciers door het openen van het toegangshek en/of
het betalen van de huur;
2.
hij op één of meerdere tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] , gemeente Westenvolde, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een pand gelegen aan of bij
de [adres] ,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal
bevattende amfetamine en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of metamfetamine, (telkens) (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders:
- een loods (aan de [adres] ) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gesteld en/of ter beschikking laten stellen en/of
- een of meer ruimtes van voornoemde loods ingericht als opslagruimte voor chemicaliën en/of grondstoffen en/of als productieruimte en/of
- - - één of meerdere vervoermiddel(en) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gesteld en/of ter beschikking laten stellen en/of voorhanden gehad en/of
- toezicht gehouden en/of laten houden op die loods en/of op de personen die dat perceel betrad(en) en/of
- aanpassingen en/of verbouwingen in/aan die loods aangebracht en/of laten aanbrengen en/of verricht en/of laten verrichten en/of toegestaan ten behoeve van de opslag van chemicaliën en/of
grondstoffen en/of ten behoeve van de productie van BMK en/of amfetamine en/of
  • ( een groot aantal) chemicaliën, waaronder BenzylmethylKeton (BMK) en/of
  • 800 liter fosforzuur en/of
  • 350 liter mierenzuur en/of
  • 100 liter formamide en/of
  • 85 kilogram caustic soda en/of
  • 175 liter ongezuiverde amfetamine olie en/of
  • 140 liter destillatie vloeistof (amfetamine bevattend) en/of
  • 7,3 liter gezuiverde amfetamine olie en/of
  • 870 liter vloeibaar afval pH 7 en/of
  • 11.625 liter vloeibaar zuur afval en/of
  • 11.747 liter vloeibaar basisch afval en/of
  • 3 zakken BMK-glycide zuur en Methyl-alpha-acetylphenylacetaat (MAPA) en/of
  • 3 RVS Au bain-marie bakken en/of
  • 1 reactie-destillatieketel en/of
  • 2 stoomgeneratoren en/of
  • 1 reactieketel en/of
  • 1 koelbuis en/of
  • 24 koolstoffilters en/of
  • 4 luchtafzuig kasten en/of
  • 6 vloeistofpompen en/of
  • Meerdere gasflessen en/of
  • andere apparatuur ten behoeve van de productie van synthetische drugs
besteld en/of laten maken en/of gekocht en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachte's mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12maart2021 te [adres] , gemeente Westerwolde, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) met afvalstoffen heeft verricht waarvan hij, verdachte, en! of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet aan zijn/haar verplichting heeft voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en/of zijn mededader(s) konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
een IBC/vat (van 1000 liter) met (restanten) van (gevaarlijke) afvalstoffen, althans afval afkomstig van de vervaardiging van amfetamine uit BMK, gestort en/of achtergelaten en/of anderszins op of in de bodem gebracht aan of nabij de [adres] te [adres] ;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 te [adres] , gemeente Westerwolde, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
op en/of in de bodem een handeling als bedoeld in artikel 6 tot en met 11 van de Wet bodembescherming heeft verricht, bestaande uit het storten en/of neerleggen en/of het opslaan van afvalstoffen afkomstig van de productie van drugs,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) aan en/of nabij de [adres] , één 1000 liter IBC- vat (zijnde afval afkomstig uit een drugsiaboratorium), althans (een) (gevaarlijke) afvalstof(fen), gestort en/of achtergelaten en/of in/op de bodem gebracht,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs had/hadden kunnen vermoeden, dat door die handeling de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, en al dan niet opzettelijk niet aan zijn verplichting heeft/hebben voldaan alle
maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) konden worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen dan wel, terwijl die verontreiniging en/of aantasting zich voordeed, de verontreiniging of de aantasting en de
directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
-
Bijlage II
De rechtbank past ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en het feit 2 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (rapport LFO) d.d. 13 maart 2021, opgenomen op pagina 67 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRAA21004 d.d. 3 juni 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 12 maart 2021 werd door het arrestatieteam een instap gedaan in een woning en een schuur op het perceel [adres] te [adres] . In de schuur werd een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen waar drie manspersonen aan het werk waren. In de schuur waren met behulp van zogenaamde sandwichpanelen, ook wel isolatiepanelen genoemd, diverse ruimtes aangelegd. Ten behoeve van de voorlopige identificatie van de
chemicaliën is gebruik gemaakt van een elektronisch identificatieapparaat, de First Defender. Weergave in het proces-verbaal is FD.
Ruimte D - destillatieruimte:In een hoek van de destillatieruimte werden drie plastic zakje aangetroffen met wit/beige poeder. FD = BMK-glycide zuur en Methyl-alpha-acetylphenylacetaat (MAPA). Beide stoffen
zijn pre-precursoren welke worden gebruikt voor de vervaardiging van Bezyl Methyl Keton (BMK). Dit is de grondstof voor amfetamine.
Ruimte E productieruimte:In het midden van de productieruimte stond een reactieketel. Naast de reactieketel stonden 7 gasflessen welke elk waren verbonden met een gasbrander.
Overzicht:Aangetroffen is:
800 liter fosforzuur;
350 liter mierenzuur;
100 liter formamide;
85 kg caustic soda;
175 liter ongezuiverde amfetamine olie;
140 liter destillatie vloeistof amfetamine bevattend; 7,3 gezuiverde amfetamine olie;
870 liter vloeibaar afval pH 7; 11.625 liter vloeibaar zuur afval; 11.747 liter vloeibaar basisch afval; 3 RVS Au bain-marie bakken;
1. reactie-destillatieketel;
2 stoomgeneratoren;
1. reactieketel;
1. koelbuis;
24 koolstoffilters;
4 luchtafzuigkasten;
6 vloeistofpompen;
en diverse gebruiksvoorwerpen.
De chemicaliën kunnen worden gebruikt voor de grootschalige vervaardiging van benzylmethylketon (BMK = grondstof voor amfetamine) en amfetamine.
Geconstateerd is dat:
in diverse ruimtes in een schuur op het perceel aan de [adres] te [adres] goederen, apparatuur en chemicaliën aanwezig waren welke kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van BMK en amfetamine;
voor de productie gebruik werd gemaakt van professionele productie apparatuur;
de elektriciteit en het (koel-warm) water afkomstig was van de aansluitingen voor de woning op het perceel;
er bewust vloeibaar afval in de bodem is geloosd;
3.900 liter formamide is verbruikt, wat kan worden gebruikt om 2.600 liter BMK om te zetten naar 4.680 kg tot 6.240 kg amfetaminepasta;
er in totaal 24.242 liter vloeibaar proces gerelateerd afval is aan getroffen; hier sprake is van grootschalige productie.
2. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.04.07.070, d.d. 19 mei 2021, opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door A.B.M. van Esch de Bruin, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Vraagstelling
In het aanvraagformulier zijn de volgende vraagstellingen vermeld:
Vraagstelling 1
Bevat het onderzoeksmateriaal Opiumwetsubstanties of stoffen vermeld op de bijlagen behorende bij de in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc) genoemde verordeningen?
Vraagstelling 2
Bevat het onderzoeksmateriaal hulpstoffen/tussenproducten voor de vervaardiging en/of bewerking van synthetische drugs?
Conclusie
Vraagstelling 1
In het onderzoeksmateriaal is amfetamine aangetoond.
Het onderzoeksmateriaal bevat een zout van BMK-glycidezuur.
Het onderzoeksmateriaal bevat MAPA (methyl-d/fd-fenylacetoacetaat).
Vraagstelling 2
Fosforzuur wordt in de chemische industrie veelvuldig toegepast. In relatie tot drugs kan fosforzuur als hulpstof worden gebruikt bij de omzetting van MAPA en (zouten van) BMK-glycidezuur in BMK.
MAPA en zouten van BMK-glycidezuur worden gebruikt voor het vervaardigen van BMK, een grondstof voor amfetamine of metamfetamine.
In relatie tot drugs is formamide een grondstof en mierenzuur een hulpstof voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode.
V-formylamfetamine is het tussenproduct in dit vervaardigingsproces.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2021, opgenomen als aanvullend proces-verbaal (met proces-verbaalnummer AH-002-08) bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Wij zagen in een ruimte, genoemd in het proces-verbaal van bevindingen van het LFO, Ruimte C Afvalopslag, een groot aantal lege verpakkingen. In de rechterhoek van die afvalopslag zagen wij dat de klinkerbestrating was verwijderd en dat een gat in het zand was gegraven. In dit gat was een 1.000 liter IBC geplaatst. Deze IBC was niet gevuld. Door de opening zagen wij dat er gaten in de bodem van de kunststoffen IBC waren gemaakt. Na het uitgraven van de IBC bleek dat zowel in de bodem als in de zijkant van deze IBC een aantal gaten was gemaakt waardoor de inhoud van de IBC in de bodem terecht kwam.
Bovendien ontbrak de afsluitdop aan de onderzijde. Na het verwijderen van de IBC bleek het onder de IBC aanwezige zand verkleurd. Door LFO is een pH meting gedaan van aan de onderzijde van de IBC plakkend zand. Hierbij werd een pH 14 waarde gemeten. Volgens gespecialiseerde medewerkers van het LFO had het zand de geur van BenzylMethylKeton (BMK). De grondstof BMK wordt gekookt om amfetamine-olie te maken.
Er is hier sprake van een opzettelijke bodemverontreinigende handeling. Het gaat om stoffen die bodemvreemd zijn en/of om stoffen die van nature alleen in lage concentraties voorkomen. Daarnaast kunnen vloeistoffen zijn geloosd met een zeer hoge pH (> 11,5) of een zeer lage pH (<2). De Nederlandse bodem heeft over het algemeen een neutrale (pH=7) tot licht zure (pH<7) zuurgraad. Het lozen kan het evenwicht in de bodem lokaal ernstig verstoren en schadelijke effecten veroorzaken.
4. Een schriftelijk bescheid d.d. 17 maart 2021, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend een overzicht van huurbetalingen aan de [adres] te [adres] , waaruit volgt dat de huur voor de maanden januari, februari en maart 2021 is overgemaakt vanaf de rekening van verdachte.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2021, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Bij de aanhouding werd bij de fouillering van [verdachte] een GSM toestel aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het toestel in de navolgende periode gebruik heeft gemaakt van een zendmast gelegen in [adres] aan de [adres] en [adres] aan de [adres] ,
zijnde in directe nabijheid van het perceel [adres] te [adres] . 10 februari 2021 te 2.27 uur;
15 februari 2021 tussen 08.31 uur en 08.32 uur;
15 februari 2021 tussen 14.00 uur en 17.55 uur;
16 februari 2021 tussen 08.34 uur en 17.25 uur;
17 februari 2021 tussen 08.25 uur en 18.01 uur;
18 februari 2021 tussen 10.52 uur en 16.53 uur;
19 februari 2021 tussen 08.38 uur en 16.29 uur;
5 maart 2021 tussen 08.27 uur en 13.52 uur;
6 maart 2021 tussen 11.10 uur en 14.59 uur;
8 maart 2021 tussen 08.40 uur en 15.52 uur;
9 maart 2021 tussen 08.33 uur en 18.37 uur;
10 maart 2021 tussen 08.55 uur en 18.42 uur;
11 maart 2021 tussen 09.23 uur en 17.02 uur;
12 maart 2021 tussen 08.20 uur en 11.51 uur.
6. De door verdachte ter zitting van 9 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: U vraagt mij of ik ten tijde van mijn aanhouding een waadpak aanhad. Dat klopt.
U vraagt mij of mijn stiefvader en ik elke keer dat we naar [adres] reden, onderweg meneer [naam]
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] )oppikten. Ja. U vraagt mij waar hij naartoe ging als we in [adres] aankwamen. Naar de loods. Ik zag hem dan de hele dag niet.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 maart 2023, opgenomen op pagina 455 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Jouw stiefvader [medeverdachte 1] heeft verklaard dat jij sowieso op vrijdag 12 maart 2021 hem in het drugslaboratorium hebt geholpen met gasflessen. Hoe ging dat precies?
A: Naar de voorkant brengen.
V: Waar kwamen de gasflessen vandaan? A: Uit die grijze bus. Een Mercedes.
V: Heb jij die bestuurder van de Mercedes gezien of gesproken? A: Ik heb hem wel gezien.
V: Hoe vaak heb je hem gezien? A: Ook een paar keer.
V: Wat kwam hij dan doen?
A: Spullen afleveren gok ik dan, omdat hij ook met die gasflessen aan kwam.
V: Had jij een telefoon bij je? A: Ja, die is afgepakt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 augustus 2021, los gevoegd (proces-verbaalnummer JM327) bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wat deed jij tijdens de inval in de schuur/loods?
A: [medeverdachte 1] vroeg aan mij om even een slang naar binnen te trekken.
V: Jij hebt verklaard dat je wel gezien hebt dat er een busje kwam en dat er jerrycans werden uitgeladen (2e verklaring blad 3). Maar jij hebt niet geholpen met uitladen?
A: Alleen maar die gasflessen. Jerrycans en gasflessen kwamen er uit en ik heb geholpen met de gasflessen.
V: Heb je helemaal geen jerrycans uitgeladen of heb je toch één of meerdere jerrycans uitgeladen? A: Misschien aangegeven. Ik heb ze aangegeven sowieso. Ik stond in de bus.
V: Aan wie heb je ze dan allemaal aangegeven?
A: [medeverdachte 1] . Ik stond in de bus [medeverdachte 1] pakte het aan en gaf het door aan iemand in het voorportaal van de loods.
V: Waar werden ze voor gebruikt? A: Zag ze onder de ketel staan.
V: [medeverdachte 1] heeft verklaard dat jij hem hebt geholpen in het drugslaboratorium met gasflessen. Jij hebt verklaard dat je gasflessen naar voren hebt gebracht (verklaring 3 blad 3). Waar stonden die flessen en waar heb je die neergezet?
A: De voorzijde van het voorportaal had nog een halletje. Van het halletje heb ik ze in het voorportaal gezet.
V: Wij hebben het net over de gasflessen gehad. In verklaring 4 blad 3, zeg je dat je de gasflessen vanuit de loods in de bus moest zetten? Hoe zit dit.
A: Ja, lege.
V: Waar stonden die gasflessen nu?
A: Ze stonden daar. Toen heb ik ze in de bus gezet. De oude gingen er in en de nieuwe er weer uit. V: Wat bedoel je met: ze stonden daar?
A: Het voorportaal van de loods. V: Met wie heb je dit gedaan dan?
A: Met [medeverdachte 1] en de man van de bus.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 maart 2021, opgenomen op pagina 346 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: Hoe ben je daar gisteren, 12 maart 2021, gekomen in [adres] ? A: Met de auto.
V: Wat voor een auto?
A: De Opel Vivaro.
V: Van wie is deze auto?
A: Van een verhuurbedrijf?
V: Welk bedrijf?
A: [bedrijf] .
V: Heb jij bij [bedrijf] een huurcontract getekend voor de voertuigen?
A: Ik heb alleen het huurcontract van de Ford getekend. Die van de Opel heeft iemand anders getekend. V: Wie heeft voor de Opel getekend?
A: Dat weet ik niet. Ik moest wel een auto hebben. Ik moet iedere dag naar [adres] voor hun!
V: Gisteren ben je in de loods aangehouden. Wat deed op dat moment jouw stiefzoon [verdachte] daar in de loods?
A: Hij was mij aan het helpen met de gasflessen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 maart 2021, opgenomen op pagina 361 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: Hoe kwam de huur van de woning tot stand? A: Dat is via via gegaan.
A: Ik moest elke maand huur overmaken naar de rekening van [naam] , 1750 euro.
A: Ik kreeg contant geld van die partij en daarmee moest ik het geld naar [naam] overmaken. V: Hoe werd het overgemaakt?
A: Het is één keer overgemaakt via de rekening van mijn vrouw en twee keer via de rekening van [verdachte] .
V: Je hebt de woning gehuurd en vertelt nu over de loods, dat daar ineens mensen waren. Kun je dit verder uitleggen?
A: Ik heb de woning gehuurd met behulp van die partij. Zij zouden dan de loods gebruiken en in ruil daarvoor zouden zij de kosten dekken voor de huur.
V: Met die partij bedoel je?
A: Ja die van [adres] , die dat doen enzo.
V: In een eerder verhoor verklaarde je dat je denkt dat het drugslaboratorium sinds eind januari 2021 in bedrijf is. Waarom denk je dat het eind januari was?
A: Omdat er meer bezigheid was. Het heen- en weer rijden begon een beetje na dit tijdstip.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 mei 2021, opgenomen op pagina 372 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: Van wie kreeg je de opdrachten om het hek te openen om de persoon met de bus binnen te laten.
A: Die kreeg ik van [medeverdachte 2] .