ECLI:NL:RBNNE:2024:1855

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
18.328491.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, mishandeling en verlaten plaats ongeval met ernstige gevolgen

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere strafbare feiten. De zaak betreft onder andere een poging tot doodslag, mishandeling en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De verdachte, geboren in 1989, was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, was wel aanwezig. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

De tenlastelegging omvatte onder andere dat de verdachte op 2 april 2022 in Groningen opzettelijk een slachtoffer met zijn auto heeft aangereden, met de intentie om deze van het leven te beroven. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van mishandeling van een ander slachtoffer op 13 maart 2023 in Winschoten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar achtte de poging tot doodslag en de mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, en legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 6 maanden. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de verdachte niet was verschenen op de zitting. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/328491-22
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/073095-23, 18/098207-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1989 te [geboorte plaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024.
Verdachte is niet verschenen. Wel verschenen is zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/098207-23:
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer] heeft aangereden en/of over (de benen van) die [slachtoffer] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer] heeft aangereden en/of over (de benen van) die [slachtoffer] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Groningen, [slachtoffer] heeft mishandeld door als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer] aan te rijden en/of over (de benen van) die [slachtoffer] heen te rijden.
in de zaak met parketnummer 18/328491-22:
1
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te of nabij Zuidbroek, gemeente Midden-Groningen,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een personenauto (gele terreinwagen, [kenteken] ) van het [bedrijf] en/of [medeverdachte] , voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Zuidbroek op/aan de kruising [adres] , op of omstreeks 30 juli 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [bedrijf] en/of [medeverdachte] ) schade was toegebracht.
in de zaak met parketnummer 18/073095-23:
hij op of omstreeks 13 maart 2023 te Winschoten, althans in de gemeente Oldambt, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] naar de grond te duwen en/of die [slachtoffer 2] zijn keel dicht te knijpen en/of die [slachtoffer 2] (meermalen) met gebalde vuist op het hoofd/gezicht te slaan/stompen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/098207-23 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/328491-22 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/073095-23 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/098207-23 en het onder parketnummer 18/328491-22 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder parketnummer 18/073095-23 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/098207-23 ten laste gelegde: Verdachte heeft het slachtoffer met de openstaande portier van zijn auto geraakt, maar is niet over zijn benen gereden. Verdachte had ook niet het doel om het slachtoffer aan te rijden, maar om zo snel mogelijk weg te komen. Er was daarmee geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op het beroven van het leven van het slachtoffer. De raadsman acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde, een poging tot zware mishandeling, dan wel het meer subsidiair ten laste gelegde, een mishandeling.
Ten aanzien van feit 1 onder het onder parketnummer 18/328491-22 ten laste gelegde: de raadsman is van mening dat er onvoldoende bewijs is om aan te nemen dat verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de auto wist of redelijkerwijze had moeten vermoeden dat de auto gestolen is. Het enige wat er mogelijk op wijst dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de auto gestolen was, is de waarneming van een getuige dat verdachte bang om zich heen keek. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat verdachte wist dat het een gestolen auto betrof. Ten aanzien van feit 2 onder het onder parketnummer 18/328491-22 ten laste gelegde: uit meerdere getuigenverklaringen blijkt dat medeverdachte de bestuurder van de auto was en dat verklaart verdachte ook. Als bijrijder heeft verdachte zich dusdanig gedistantieerd van het rijgedrag dat het ongeval heeft veroorzaakt, dat niet kan worden gezegd dat hij betrokken was bij het verkeersongeval.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/328491-22 feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet kon weten dat de auto gestolen was, omdat de sleutel in het contactslot zat. Het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting hebben geen aanknopingspunten opgeleverd die het oordeel rechtvaardigen dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de auto wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was.
Parketnummer 18/098207-23
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/098207-23 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 april 2022, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022082220 en 2022082718 d.d. 31 mei 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van poging tot doodslag.
Ik ben eigenaar van [bedrijf] gelegen aan de [adres] te Groningen. Op zaterdag 2 april 2022 was ik werkzaam in de kroeg. Toen ik buiten kwam hoorde ik dat er geschreeuwd werd. Toen ik verder liep zag ik dat een aantal van mijn klanten aan het schreeuwen was richting een Antilliaanse man. Toen ik buiten stond zag ik dat man 1 richting een kleine grijze auto liep. Deze auto stond geparkeerd ter hoogte van de nabij gelegen [bedrijf] . Ik zag dat de auto met zijn neus in de richting van de [adres] stond. Ik zag dat man 1 in zijn auto stapte waarvan op dat moment de motor al draaide. Man 1 nam plaats achter het stuur. Ik liep vervolgens in de richting van man 1. Op het moment dat ik richting man 1 liep zag ik dat een voor mij onbekende man ook richting de auto liep en de confrontatie met man 1 wilde aangaan. Ik zag dat deze onbekende man werd tegengehouden door een aantal van mijn klanten. Ik ben toen tussen deze onbekende man en man 1 in gaan staan. Ik heb toen de onbekende man en wat klanten van mij weg gestuurd zodat zij niet meer richting man 1 zouden lopen. Terwijl ik dit deed stond ik naast de auto van man 1. Het bestuurdersportier van de auto stond op het moment dat ik bij man 1 stond nog open. Op het moment dat ik bij man 1 stond heb ik nog tegen hem gezegd dat ik er voor ging zorgen dat niemand aan hem zou komen. Ik heb hem nog gezegd dat als hij nu wegreed dan het dan wel goed zou komen en dat niemand hem meer zou aanvallen. Terwijl ik dat deed stond ik schuin naast man 1. Niet veel later hoorde ik dat het toerental van de auto omhoog ging. Ik was eerst nog in de veronderstelling dat man 1 vooruit zou rijden de [adres] in. Op een gegeven moment hoorde ik het toerental van de motor nogmaals omhoog gaan en zag ik dat het bestuurdersportier op mij af kwam met hoge snelheid. Ik voelde dat de deur mij hard en met kracht raakte op mijn bovenlichaam. Ik zag dat de deur mij zo hard raakte dat de deur door schoot in de richting van de motorkap. Door de klap van de autodeur viel ik hard achterover op de straat. Toen ik op de grond was gevallen voelde ik hevige pijn in mijn bovenlichaam. Dit ten gevolge van de klap van het bestuurdersportier. Toen ik op de grond lag draaide ik mijn hoofd om te zien waar man 1 met zijn auto heen was gereden. Ik zag dat de auto achteruit was gereden in de richting van de [adres] . Ik lag op de grond met mijn hoofd aan de kant van de [adres] en mijn voeten in de richting van de [adres] . Terwijl ik op de grond lag hoorde ik dat het toerental van de motor weer omhoog ging. Ik zag toen dat de auto met man 1 achter het stuur ongeveer vijf à zes meter van mij af stond. Terwijl ik hoorde dat het toerental van de motor weer omhoog ging zag dat ik het voertuig vooruit reed. Ik zag dat het voertuig op mij af kwam. Gelukkig was ik nog zo scherp van geest dat ik mezelf negentig graden heb weten te draaien terwijl man 1 op mij af kwam rijden. Door mijzelf negentig graden te draaien lag ik met mijn hoofd richting mijn kroeg en mijn voeten richting de [bedrijf] . Toen ik net negentig graden was gedraaid zag ik dat man 1 met zijn auto over mijn benen heen reed. Ten gevolge hiervan voelde ik enorme en hevige pijn in mijn benen. Ik zag dat man 1 eerst met zijn linker voorband over mij heen reed en vervolgens nog met zijn linker achterband. Nadat ik de linker achterband over mijn benen heen zag rijden voelde ik nog veel meer pijn in mijn lichaam. Ik kan deze pijn echt als hels beschrijven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 april 2022, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verbalisant] :
V: [slachtoffer] is met hem in gesprek en dan?
A: Hij hield hem rustig en kalm en er was niets aan de hand en in een keer uit het niets rijdt hij achteruit. En dan raakt hij [slachtoffer] en die wordt meegesleurd. De deur van de auto stond nog open, daardoor werd [slachtoffer] geraakt. En ik stond erachter dus ik werd ook geraakt maar ik viel de goeie kant op.
V: Jullie vallen beide op de grond?
A: Ja, en toen klapte de deur helemaal de verkeerde kant op richting de motorkant, zo kon [slachtoffer] loskomen. Toen reed hij achteruit in een bocht en toen de stoep op. En toen reed hij weer vooruit en toen reed hij over [slachtoffer] zijn been. Dat heb ik gezien.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 april 2022, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V. Toen jij in de auto zat, en de baas van het café je aansprak. Waar stond hij precies?
A. Naast de deur van de auto. Ik zat in de auto.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 april 2022, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
A: Ik wilde weg van de situatie. lk ben echt maar een klein stukje naar achter gereden en dan naar voren gereden. Ik hoorde wel heel veel geluid en ik wilde weg van de situatie.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat aangever naast de auto van verdachte stond, terwijl de bestuurdersportier open was. Verdachte is vervolgens hard achteruit gereden, waardoor hij met de portier tegen aangever aan reed en aangever op de grond viel. Daarna is verdachte vooruit over de benen van aangever gereden. Het in een drukke straat plotseling achteruit rijden met open portier brengt een aanmerkelijke kans met zich op een aanrijding met een voetganger. Ook is de kans dat een voetganger hierbij komt te overlijden aanmerkelijk te achten. Een aanrijding met een auto, zijnde een zwaar object, over vitale delen van het lichaam kan immers potentieel dodelijk zijn. Uit de uiterlijke verschijningsvorm is af te leiden dat verdachte deze aanmerkelijke kans op de dood ook heeft aanvaard. Verdachte wist immers dat aangever naast hem stond toen hij achteruit reed. Hij had aangever vlak daarvoor namelijk nog gesproken. Daarna reed hij vooruit, terwijl hij had moeten weten dat aangever door de portier geraakt was en op de grond lag en hij eveneens wist dat er veel voetgangers rondom zijn auto stonden. Hij heeft hiermee de kans op een potentieel fatale aanrijding met een meer kwetsbare verkeersdeelnemer bewust op de koop toegenomen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 18/328491-22
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/328491-22 feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2022, opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022197573 d.d. 24 november 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 30 juli 2022 reden wij, verbalisanten te Hoogezand. Toen wij over de [adres] reden zagen wij een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] voor ons rijden. Wij zagen dat het linker achterlicht van het voertuig defect was en dat het voertuig slingerde. Wij, verbalisanten, wilden de bestuurder onderwerpen aan een alcoholtest. Ik, verbalisant [verbalisant] , gaf de bestuurder een stopteken middels het politiestoptransparant. Wij zagen dat de bestuurder van bovengenoemd voertuig hier geen gehoor aan gaf. Hierop hebben wij de achtervolging in gezet. Wij zagen ter hoogte van de kruising [adres] ter hoogte van [adres] dat het voertuig gecrasht was. Wij zagen dat de voorkant van het voertuig tegen de buitenmuur tot stilstand was gekomen. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat er twee personen bij het gecrashte voertuig wegrenden. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag nadat ik ons dienstvoertuig tot stilstand had gebracht, één persoon wegrennen. Hierop hebben wij rennend de achtervolging ingezet en verdachte, naar later bleek [verdachte] , staande gehouden. Wij hoorden dat verdachte [verdachte] direct riep dat hij niet de bestuurder maar de bijrijder was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 juli 2022, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Waar reden jullie toen de politie achter jullie reed?
A: Sappemeer, die [naam] , vluchtte in de richting van Zuidbroek, het ging zo hard, dat we op een gegeven moment met een muur in aanraking kwamen. Ik zag dat die [naam] weg was, ik zag hem niet meer. Ik was zelf ook zo geschrokken dat ik ook weg ben gelopen.
3. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2022.08.19.136 (aanvraag 001), d.d. 21 september 2022 opgemaakt door drs. C. van Kooten, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving bemonstering
AAOO4175NL#0l
ster voorruit bestuurderszijde
AAOO4176NL#0l
ster voorruit bijrijderszijde
Tabel2 DNA-profielen van personen betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Naam
Geboortedatum
RAAQ4648NL
verdachte [verdachte]
[geboorte datum] 1989
RABG0405NL
verdachte [naam]
[geboorte datum] 1998
RAAA5394NL
verdachte [naam]
[geboorte datum] 1991
Tabel3 Resultaten interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN (
omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAOO4175NL#0l (
ster voorruit bestuurderszijde)
één manverdachte [verdachte]
meer dan 1 miljard
AAOO4176NL#0l (
ster voorruit bijrijderszijde)
geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt DNA-profiel verkregen
niet van toepassing
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 30 augustus 2022, later bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
In het midden van de beschadiging, ter hoogte van bestuurdersstoel aan de binnenzijde
van het voertuig, zagen wij korte donkergekleurde krullende haren. Wij zagen dat deze
haren circa 1 tot 1,5 centimeter lang waren. In het midden van de beschadiging ter hoogte van de bijrijdersstoel, aan de binnenzijde van het voertuig, zagen wij korte blonde haren, Wij zagen dat deze haren circa 2 tot 3 centimeter lang waren.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 30 juli 2022 te Hoogezand een auto, na een achtervolging, tot stilstand is gekomen tegen een gevel van een pand op de kruising tussen de [adres] en [adres] . De politie zag twee personen wegrennen van de auto, waarvan verdachte er één was. Op een ster in de voorruit, ter hoogte van de bestuurderskant, is een DNA-spoor aangetroffen waarvan het profiel overeenkomt met dat van de verdachte en waarvan de kans dat een willekeurig ander persoon dat DNA-profiel heeft, kleiner is dan één op een miljard. Tevens zijn er op de bestuurdersstoel donkergekleurde, krullende haren aangetroffen, terwijl er aan de passagierszijde blonde haren zijn aangetroffen. Uit het aangetroffen DNA aan de bestuurderszijde in combinatie met het haar dat op de bestuurdersstoel is aangetroffen en overeenkomt met het haar van verdachte blijkt dan ook dat verdachte de bestuurder van de Fiat Punto is geweest ten tijde van het ongeval. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verlaten van de plaats van het ongeval, terwijl hij daar als bestuurder bij betrokken was.
Parketnummer 18/073095-23
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/073095-23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0l00-2023065113 d.d. 14 maart 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 13 maart 2023 bevond ik mij aan de [adres] , Winschoten. De kamer waarin wij ons bevonden is de woning op de bovenverdieping van het pand. [verdachte] woont op de eerste woonlaag van hetzelfde pand. Die dag zag ik dat [verdachte] met zijn rechterhand achter mijn rug langsging en [naam] over haar been wreef. Ik zei tegen [verdachte] dat hij zijn handen thuis moest houden en dat hij dit niet kon maken. Ik kwam toen met hem in worsteling, omdat hij mij wilde slaan en ik deze wilde afweren. Ik viel vervolgens achterover op de grond. Ik zag dat [verdachte] vervolgens op mij ging zitten. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij gericht bij mijn keel beetpakte met zijn beide handen en mijn keel dichtkneep. Ik voelde dat ik geen lucht kreeg en begon te gorgelen. Ik dacht dat ik doodging. Vervolgens zag en voelde ik dat [verdachte] mij meerdere keren met beide handen op mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat [verdachte] mij minimaal 30 keer op mijn gezicht raakte. Ik zag dat [verdachte] om één van beide handen een ring droeg en mij met deze ring raakte.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 maart 2023, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verbalisant] :
Ik was vandaag bij vrienden aan de [adres] te Winschoten. Op een gegeven moment kwam er een zevende persoon bij. De rest van het groepje noemde hem [verdachte] . Hij woont ook in hetzelfde kamerverhuur pand. Ik zag dat [verdachte] steeds aan [naam] bleef zitten. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer 2] zei dat hij van hem af moest blijven. Ik zag en hoorde dat [verdachte] heel boos werd, hij begon te schreeuwen en te duwen en te trekken aan [slachtoffer 2] . Het leek alsof [slachtoffer 2] en [verdachte] verstrengeld waren. Ik zag dat [verdachte] zijn armen om [slachtoffer 2] deed en hem op de grond voor de bank gooide. Ik zag dat [verdachte] boven op [slachtoffer 2] zat. Ik zag dat [verdachte] met zijn linkerhand de keel van [slachtoffer 2] dichtkneep. Het leek alsof hij echt heel hard kneep. Uit het niets ineens begon [verdachte] vol op [slachtoffer 2] zijn gezicht in te stompen. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechtervuist met kracht op [slachtoffer 2] gezicht stompte. Ik zag dat hij maar bleef slaan. Ik dacht echt nog even en hij slaat hem dood.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 maart 2023, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Hoe noemen ze jou ook wel?
A: De mensen in het pand noemen me [verdachte] .
V: Bij wie zat je gisteravond in de woning?
A: Ik zat in een kamer boven mij met de buren van boven mij.
V: Je bent aangehouden in verband met een mishandeling. Wat is er volgens jou gebeurd?
A: We waren in een gesprek. Er zat een jongen naast me. Ik heb me verweerd. Diezelfde man is eerst bij me geweest en heeft me uitgenodigd om iets te komen drinken. Ik ben daar heengegaan en we hebben gedronken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/098207-23 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/328491-22 feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/073095-23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/098207-23:
hij op 2 april 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer] heeft aangereden en over de benen van die [slachtoffer] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 18/328491-22:
2
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Zuidbroek op de kruising [adres] , op 30 juli 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [bedrijf] en [medeverdachte] ) schade was toegebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18/073095-23:
hij op 13 maart 2023 te Winschoten, althans in de gemeente Oldambt, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] naar de grond te duwen en die [slachtoffer 2] zijn keel dicht te knijpen en die [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuist op het gezicht te slaan/stompen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18/098207-23:
primair poging tot doodslag
Ten aanzien van parketnummer 18/328491-22:
2. overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van parketnummer 18/073095-23:
mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, ten aanzien van het onder parketnummer 18/098207-23 ten laste gelegde, een beroep gedaan op psychische overmacht bij verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte was omringd door een grote groep mensen die zich zeer dreigend jegens hem opstelde. Verdachte werd geschopt en er werden flesjes naar hem gegooid. Hierdoor raakte verdachte in paniek en wilde hij zo snel mogelijk weg. Er is hiermee sprake geweest van een zodanige druk dat de wilsvrijheid van verdachte was aangetast. Daarnaast kon niet van verdachte worden gevergd dat hij weerstand bood aan de druk van de omstandigheden en heeft verdachte door weg te rijden proportioneel gehandeld. Er is ook voldaan aan het vereiste van subsidiariteit. Er waren voor verdachte geen andere mogelijkheden dan het wegrijden en zichzelf op die manier uit de situatie te verwijderen. Er is geen sprake van culpa in causa. Verdachte heeft niet vrijwillig meegedaan aan een gevecht met de groep.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er wellicht sprake is geweest van een situatie waarin verdachte zich door de groep onder druk gezet voelde maar dat verdachte zich ook op andere wijze aan die druk had kunnen onttrekken. Bovendien heeft verdachte zelf ook een bijdrage gehad aan de situatie en had hij eerder weg kunnen gaan.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet aannemelijk gemaakt zijn dat verdachte zich ten tijde van het ten laste gelegde feit in zodanig bedreigende omstandigheden bevond, dat gelet op de daardoor bij hem ontstane gemoedstoestand van hem in redelijkheid niet gevergd kon worden dat hij anders handelde dan hij heeft gedaan. In het onderhavige geval zouden de bedreigende omstandigheden, het betoog van de verdediging volgend, hebben bestaan uit een grote groep mensen die zich dreigend jegens verdachte opstelde, geweld gebruikte jegens verdachte en flesjes naar hem gooide.
De rechtbank acht het op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk geworden dat verdachte mishandeld is door de groep op straat, maar ook is gebleken dat hij zich voorafgaand aan deze mishandeling opstandig en impulsief heeft gedragen. Hierdoor is het mede aan verdachte te wijten dat hij in deze situatie terecht is gekomen, zodat sprake is van culpa in causa. Onder die omstandigheden komt verdachte een beroep op psychische overmacht niet toe.
Er is eveneens geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De rechtbank acht verdachte dan ook strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/098207-23 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/328491-22 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/073095-23 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden. Tot slot heeft de officier van justitie opheffing gevorderd van het geschorste bevel voorlopige hechtenis, omdat één van de schorsingsvoorwaarden was dat verdachte op iedere oproep van politie en justitie moest verschijnen en verdachte niet ter terechtzitting is verschenen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een taakstraf, in het geval de rechtbank het verweer van de raadsman over de psychische overmacht niet zal volgen. De raadsman heeft ook gepleit voor het verminderd toerekeningsvatbaar achten van verdachte. De raadsman is van mening dat een terbeschikkingstelling, die door het NIFP wordt geadviseerd, een te zwaar kader is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport d.d. 8 november 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, het verlaten van de plaats van het ongeval en een mishandeling. Met het plegen van deze feiten blijkt dat verdachte weinig respect toont voor de eigendommen en de persoonlijke integriteit van anderen. Hij heeft met zijn handelen schade, overlast, pijn en letsel veroorzaakt bij de aangevers en hun gevoel van veiligheid aangetast. Verwerpelijke gedragingen als deze tasten ook het gevoel van veiligheid in de samenleving aan. Verdachte neemt daarnaast geen enkele verantwoordelijkheid voor de feiten en was tevens niet aanwezig ter terechtzitting. Dit alles rekent de rechtbank hem aan.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 8 november 2023 blijkt dat er bij verdachte een verstandelijke beperking aanwezig is, maar er is geen informatie bekend in hoeverre deze verstandelijke beperking het gedrag van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten heeft beïnvloed. Verdachte heeft ook niet mee willen werken aan het Pro Justitia rapport. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank heeft wel rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De voorlopige hechtenis van verdachte is op 15 maart 2023 geschorst, onder andere onder de voorwaarde dat verdachte op iedere oproep van politie en justitie zal verschijnen. Nu verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, heeft verdachte deze voorwaarde overtreden. Dit leidt tot de conclusie dat de schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven. De rechtbank zal de schorsing opheffen met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis wordt gewezen. Hierdoor herleeft de voorlopige hechtenis vanaf dat tijdstip.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de Fiat Punto, vatbaar voor verbeurdverklaring nu het onder parketnummer 18/098207-23 ten laste is gelegd is begaan met dit voorwerp en deze toebehoort aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 63, 287, 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/328491-22 feit 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder het onder parketnummer 18/098207-23 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/328491-22 feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/073095-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 6 maanden.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, met ingang van heden.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen Fiat Punto.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2024.
Mr. H.J. Schuth en mr. L.W. Janssen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.