in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan (de naamloze vennootschap) Liander N.V. en/of een (ander) bedrijf/(rechts)persoon, heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben dan wel heeft verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit en/of gas onder hun dan wel zijn bereik hebben dan wel heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
1.
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Leeuwarden een wapen van categorie II, onder 3, te weten een centraalvuur vuurwapen en/of een dubbelloops hagelgeweer, van het merk Elgoibar, type Juxtapose, kaliber .12 Gauge zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2022 te Leeuwarden, een fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten, waarbij de bewezen verklaarde periode van feit 1 (parketnummer 18.091329.23) dient te worden beperkt van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021.
De officier van justitie heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Onder dit feit is sprake van seksuele uitbuiting met inachtneming van de sub varianten 1, 3, 4, 6 en 9 van artikel 273f, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verdachte heeft daarbij met toepassing van de dwangmiddelen misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie, misleiding, geweld, dreiging met geweld en andere feitelijkheden gehandeld ten opzichte van [slachtoffer] (verder: aangeefster).
Het feit is te bewijzen op grond van de verklaringen van aangeefster, die worden ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] en [getuigen] .
Aangeefster heeft verklaard dat haar klanten via een betaalverzoek bij verdachte afrekenden en uit onderzoek naar een Knab-rekening van verdachte is gebleken van dertien betaalverzoeken van in totaal 3.175,00 die mogelijk verband houden met de door aangeefster verleende diensten. Verder is uit financieel onderzoek gebleken dat verdachte meerdere betalingen heeft gedaan aan [naam] , de onderneming achter
[site] .
Uit digitaal onderzoek blijkt verder dat verdachte dames tegen betaling woonruimte aanbood voor het verrichten van sekswerk en gesprekken voerde die zagen op geldbedragen en te verlenen seksuele diensten. Verder was het mailadres van verdachte gekoppeld aan meerdere [site] .
Verdachte heeft onderdak geboden aan de illegaal in Nederland verblijvende prostituees [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Laatstgenoemde dame beschikte evenwel over een Spaanse verblijfsvergunning, maar was naar Nederland gekomen om in de prostitutie te werken, wat haar verblijf hier wederrechtelijk maakte.
Dit feit is te bewijzen op grond van de aangifte van Liander N.V. en de deels bekennende verklaring van verdachte met betrekking tot de diefstal van stroom.
Het feit is te bewijzen op grond van de verklaringen van getuigen [getuigen] en [naam] in combinatie met de bevindingen van verbalisanten ter plaatse en het proces-verbaal van onderzoek wapen. Verder is op de telefoon van verdachte een foto van het betreffende wapen aangetroffen.
Verdachte heeft een kennelijk leugenachtige verklaring afgelegd over het tijdstip van verkrijging van de betreffende fiets. Hij zou de fiets hebben gekocht in mei/juni 2022, terwijl deze pas in augustus 2022 is gestolen. Uit camerabeelden is gebleken dat verdachte de fiets niet heeft gestolen, zodat moet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van opzetheling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de ten laste gelegde feiten samengevat het volgende betoogd.
Verdachte dient van het feit te worden vrijgesproken. Uit berichtenverkeer tussen verdachte en aangeefster blijkt dat aanvankelijk sprake was van een liefdesrelatie tussen hen beiden. Dat zij daarbij ook wel eens ruzie hadden maakt nog niet dat sprake was een situatie waarin verdachte aangeefster seksueel uitbuitte. De verklaringen van aangeefster bevatten verder tegenstrijdigheden, waardoor we niet zonder meer kunnen uitgaan van de juistheid ervan. Zo heeft zij eerst verklaard dat zij naar Nederland is gekomen om in de prostitutie te gaan werken, terwijl zij later verklaarde dat zij er pas in Nederland is achter gekomen dat zij als prostituee aan het werk moest. Daarnaast heeft aangeefster over het vermeende incident met verdachte op de trap maar liefst drie varianten beschreven over hoe, waarom en waar het incident heeft plaatsgevonden. Over het beëindigen van haar zwangerschap heeft aangeefster ook verschillend verklaringen afgelegd; in Barcelona zou zij een abortus hebben ondergaan en aan verdachte heeft zij gezegd dat ze in Ecuador een miskraam heeft gehad.
Verder ontbreekt het wettige bewijs. Dat een getuige blauwe plekken heeft gezien bij aangeefster wil niet zeggen dat die door handelen van verdachte zijn veroorzaakt.
Verdachte heeft verder inderdaad tikkies met betaalverzoeken aan klanten van aangeefster verstuurd, maar dat geld heeft hij haar teruggegeven. Het handelen rond de tikkies kan daarom niet bijdragen aan het bewijs. Ten aanzien van het dreigen met het sturen van fotos naar aangeefsters familie wordt de aangifte niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Verdachte wist niet dat zijn handelen strafbaar was en er was bij hem geen sprake van winstbejag.
Dit feit wordt door verdachte erkend.
Dit feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat hij ten tijde van het verkrijgen van de fiets wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Indien zou kunnen worden vastgesteld dat de verklaring van verdachte over het tijdstip van verkrijging van de fiets niet klopt, zoals door de officier van justitie is betoogd, dan bewijst dat nog niet zijn wetenschap ten tijde van het verkrijgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, onder parketnummer 18.091329.23, niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
De verdenking tegen verdachte komt er - kort gezegd - op neer dat hij zich in de periode 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021, schuldig zou hebben gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub onderdelen 1, 3, 4, 6, en 9 Sr.
Vaststaat dat aangeefster in mei 2021 vanuit haar toenmalige woonplaats Barcelona, naar Nederland is gereisd en daar tot en met 31 december 2021 - met tussenpozen - vanuit de woning van verdachte in Leeuwarden als prostituee heeft gewerkt. Op 20 juni 2022 heeft zij aangifte tegen verdachte gedaan van mensenhandel1. Aangeefster is van mening dat zij door verdachte seksueel is uitgebuit op de wijze als in de tenlastelegging omschreven. Zij heeft onder meer verklaard dat verdachte haar heeft gedwongen als prostituee te werken waarbij hij haar verdiensten heeft ingenomen, dan wel voor zover die via een tikkie door klanten aan hem waren overgemaakt, voor zichzelf heeft gehouden. Zij had daarbij geen kans om zich aan zijn invloedssfeer te onttrekken, omdat hij haar mishandelde als zij niet naar hem luisterde of dreigde haar familie in te lichten over haar prostitutiewerkzaamheden en hen fotos van haar uit seksadvertenties toe te sturen, aldus aangeefster.
Verdachte heeft de aantijgingen van aangeefster met klem betwist. Hij heeft verklaard dat aangeefster en hij aanvankelijk een liefdesrelatie met elkaar hadden en dat hij zich slechts in de marge met haar prostitutiewerkzaamheden heeft bemoeid. Zo heeft hij haar wel eens geholpen met het opstellen van een seksadvertentie, omdat zij zelf de Nederlandse taal niet beheerste, heeft hij een keer een seksadvertentie van haar op de site [site] omhoog geplaatst en heeft hij geld van klanten via tikkies geïnd, maar dat geld heeft hij haar steeds teruggegeven, aldus verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen van aangeefster niet op alle onderdelen consistent zijn en op essentiële onderdelen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In haar aangifte heeft aangeefster - kort gezegd - verklaard dat zij naar Nederland is gekomen om geld te gaan verdienen in de prostitutie en dat zij via een bekend meisje bij verdachte in de woning terecht is gekomen. In haar verklaring van 3 mei 20232 heeft zij echter verklaard dat zij naar Nederland is gereisd met het idee om schoonmaakwerkzaamheden te gaan verrichten en dat haar pas na aankomst in de woning van verdachte is verteld dat het om prostitutiewerkzaamheden ging.
Ook over het tijdstip van de aanvang van haar prostitutiewerkzaamheden heeft aangeefster wisselend verklaard. In haar verklaring van 4 augustus 20223 zou dat dezelfde avond na aankomst in de woning van verdachte zijn geweest via een huurprofiel, in haar verklaring van 3 mei 2023 zou dat zijn geweest op de vierde dag van haar verblijf in de woning van verdachte toen haar eigen profiel geaccepteerd was.
Ook lopen de bedragen uiteen van de kamerhuur die aangeefster aan verdachte moest betalen; 90 euro in haar aangifte en 100 euro in haar verklaring van 4 augustus 2022.
Wat verder opvalt is dat aangeefster, die op 20 juni 2022 aangifte heeft gedaan, en daarna meerdere malen is gehoord, pas in haar verklaring op 3 mei 2023 heeft verklaard dat verdachte haar paspoort heeft afgepakt (p. 176). Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een dergelijke handeling een essentiële vorm van vrijheidsbeperking inhoudt, die als kenmerkend kan worden beschouwd voor mensenhandel waarbij sprake is van een buitenlands slachtoffer. Het had dan ook voor de hand gelegen als aangeefster hier in een eerder stadium over had verklaard.
Verder wordt haar verklaring dat zij de Engelse taal niet sprak en daardoor geen gehoor vond bij de politie (p. 182) weersproken door getuige [getuigen] . Hij is bevriend geraakt met aangeefster en heeft verklaard dat zij vloeiend Engels sprak (p. 232). De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van de verklaring van deze getuige te twijfelen, zodat zij ervan uitgaat dat aangeefster niet in het Nederlands, maar wel in het Engels met andere personen heeft kunnen communiceren.
Dit is voor de rechtbank een belangrijke constatering, omdat het niet beheersen van de taal, buitenlandse slachtoffers van mensenhandel doorgaans in een extra kwetsbare positie brengt.
De verklaring van aangeefster dat ze vaak de politie heeft gebeld als verdachte haar sloeg, maar dat de politie niet wist waar ze naar toe moesten omdat aangeefster het adres niet kon uitspreken (p. 175) acht de rechtbank ongeloofwaardig. De politie is immers in staat om de locatie van een beller te traceren. Ook staat deze verklaring van aangeefster haaks op haar verklaring dat zij bang was dat verdachte haar bij de politie zou aangeven, hetgeen als dreigen met een andere feitelijkheid in de tenlastelegging is opgenomen.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank niet zonder meer uit kan gaan van de inhoud van de verklaringen van aangeefster. Dit betekent dat de rechtbank de verklaringen slechts kan gebruiken voor zover deze op essentiële onderdelen ondersteuning vinden in andere voorhanden zijnde stukken.
Ten aanzien van de vraag of voldoende ondersteuning voorhanden is overweegt de rechtbank als volgt.
Een van de periodes dat aangeefster zich bij verdachte in de woning prostitueerde was in de maanden mei en juni 2021. Aangeefster heeft verklaard dat er voor de door haar verleende seksuele diensten in die periode ongeveer 3.000 euro via tikkies aan verdachte is betaald (p. 126). Uit financieel onderzoek is gebleken dat er in die periode dertien betalingen via tikkies aan verdachte zijn gedaan voor een totaalbedrag van 3.175 euro (p. 1239). De rechtbank stelt vast dat deze twee bedragen dicht bij elkaar liggen, zodat het financieel onderzoek de verklaring van verdachte in zoverre zou kunnen ondersteunen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster het geld deels cash heeft teruggegeven en deels op de rekening van haar zoon heeft gestort. Ofschoon de betalingen die hij cash zou hebben gedaan niet kunnen worden aangetoond, blijkt uit de stukken wel dat hij een bedrag van 1.800 euro naar de rekening van de zoon van aangeefster heeft overgemaakt (p. 1239 jo. p. 12). De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet beoordelen welke verklaring op dit punt moet worden gevolgd.
Overigens acht de rechtbank het in dit kader opmerkelijk dat aangeefster de hiervoor genoemde 3.000 euro zo met nadruk heeft benoemd, terwijl dat bedrag in het niet valt bij de bedragen waarvan aangeefster zelf stelt dat zij dat zou hebben verdiend. Zo heeft zij verklaard dat zij per etmaal ongeveer 2.300 euro verdiende en soms wat minder, dan verdiende zij ongeveer overdag 800 euro (p. 137). Niet veel later stelt aangeefster in een week tussen de 8.000 euro en 12.000 te verdienen en minimaal als het slecht ging was dat 4000 (p. 140). In een maand zou aangeefster dan tussen de 16.000 euro en 48.000 euro hebben verdiend. Van dergelijke hoge inkomsten is evenwel uit het financieel onderzoek weinig tot niets gebleken.
Verder heeft aangeefster verklaard dat zij gedurende een periode in de zomer van 2021 waarin verdachte gedetineerd was, zij van hem haar prostitutiewerkzaamheden moest voortzetten in de woning van de broer van verdachte, [naam] , [adres] in Leeuwarden. Haar verdiensten werden toen door [naam] of andere mannen aan verdachte in de gevangenis overgemaakt. Eén van die mannen noemde ze [naam] , die had ook een huis waar meisjes werkten. De andere man heette [naam] , dat was een Nederlandse man van een jaar of 25, aldus aangeefster.
De rechtbank stelt vast dat [naam] , noch [naam] en [naam] door de politie als medeverdachten of getuigen zijn gehoord, terwijl in ieder geval van [naam] de personalia bij de politie bekend moeten zijn geweest. Nu ook uit andere stukken niet van dergelijke betalingen gedurende die periode aan verdachte is gebleken, moet worden vastgesteld dat de aangifte op dit punt niet door andere stukken wordt ondersteund.
Evenmin biedt het dossier ondersteuning met betrekking tot het afnemen van contante verdiensten van aangeefster door verdachte buiten deze periode.
Ten aanzien van het toegepaste geweld door verdachte, heeft getuige [getuigen] verklaard dat hij blauwe plekken op het lichaam van aangeefster heeft gezien, nadat hij haar bij verdachte had opgehaald omdat ze door hem zou zijn mishandeld (p. 277).
De rechtbank overweegt dat voor zover kan worden bewezen dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ontstaan van dit letsel niet kan worden vastgesteld dat dit geweld hoe kwalijk dat op zichzelf ook moge zijn door verdachte is toegepast als dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr. Het dossier bevat daar naar het oordeel van de rechtbank, naast de verklaringen van aangeefster, onvoldoende concrete aanwijzingen voor.
Getuige [getuigen] heeft verklaard dat hij getuige is geweest van bedreigingen gedaan door verdachte jegens aangeefster. Volgens de getuige belde verdachte haar te pas en te onpas en bedreigde hij haar in verband met geld dat zij aan hem moest betalen (p. 234). Met geen woord wordt daarbij gerept over het voornoemde bedreigen met het inlichten van en sturen van fotos naar haar familie, terwijl deze vorm van bedreigen volgens aangeefster bij uitstek het machtsmiddel van verdachte was om haar seksueel te kunnen uitbuiten. Over de inhoud van de bedreigingen verklaart de getuige niet. Ook het dreigen met de andere feitelijkheden als genoemd in de tenlastelegging blijkt niet uit het dossier
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verklaringen van aangeefster op essentiële onderdelen onvoldoende wordt ondersteund door andere stukken in het dossier. Hoewel verdachte wel hand- en spandiensten heeft verleend met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van aangeefster, kan niet bewezen worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode met toepassing van één of meer dwangmiddelen aangeefster seksueel heeft uitgebuit. Evenmin kan worden bewezen dat hij heeft gehandeld met het oogmerk van uitbuiting.
Hierbij merkt de rechtbank nog op dat voor het aanwerven of medenemen van een prostituee uit een ander land naar Nederland geen dwangmiddel vereist is om tot een eventuele bewezenverklaring te kunnen komen; echter is niet gebleken dat dit het geval is geweest in de zaak van aangeefster.
Dit betekent dat verdachte van het feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank past ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen en zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat het verblijf in Nederland van de vier in de tenlastelegging genoemde dames wederrechtelijk was. Mevrouw [slachtoffer 5] beschikte nog wel over een Spaanse verblijfsvergunning, maar nu zij enkel in Nederland verbleef met het doel om in de prostitutie te werken was van een rechtmatig verblijf geen sprake.
De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte van bedoelde wederrechtelijkheid op de hoogte was dan wel had behoren te zijn. Verdachte stelde kamers in zijn woning tegen betaling beschikbaar aan dames van Zuid-Amerikaanse afkomst voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij niet wist dat de dames in zijn huis prostitutiewerkzaamheden verrichtten schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. In een Whatsappgesprek met [slachtoffer 4] op 23 juli 2022 vertelt verdachte haar over de kamers die hij in zijn woning verhuurt aan dames en dat de dames graag bij hem werken en op zijn vraag of zij van seks houdt antwoordt zij Its a job to do (p. 898).
Tevens vraagt verdachte haar in dat gesprek hoeveel zij voor één uur seks vraagt, waarop zij antwoordt,
150+20 zonder condoom (p. 906). Daarnaast hebben op meerdere momenten door de politie prostitutiecontroles in de woning van verdachte plaatsgevonden. Onder meer op 28 januari 2022 en 9 september 2022 trof de politie vrouw(en) aan gekleed in lingerie en was verdachte in zijn woning aanwezig. Gelet op de kleding en de meerdere prostitutiecontroles op zijn adres moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat de vrouwen prostitutiewerkzaamheden in de woning verrichtten.
Dat verdachte niet wist dat zijn handelen strafbaar was staat een bewezenverklaring voor mensensmokkel niet in de weg, nu een ieder wordt geacht de wet te kennen, ook verdachte.
De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte uit winstbejag heeft gehandeld.
Van winstbejag kan worden gesproken indien het handelen van verdachte is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk behoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel ook daadwerkelijk werd behaald. Verdachte stelde ten behoeve van illegale prostitutie kamers in zijn woning tegen betaling beschikbaar.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte de vier dames uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Verdachte heeft het feit voor wat betreft de diefstal van elektriciteit bekend. Zijn verklaring ter terechtzitting dat hij niet weet of hij zich ook aan diefstal van gas heeft schuldig gemaakt, staat een bewezenverklaring van het feit niet in de weg. De rechtbank heeft daarbij gelet op de inhoud van de aangifte van Linander N.V.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 25 november 2022 met het wapen heeft geschoten en het derhalve voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en overweegt daartoe als volgt.
Vaststaat dat verdachte op 26 november 2022 in het bezit was van een op 27 augustus 2022 gestolen fiets. Uit camerabeelden van de diefstal is gebleken dat verdachte niet de persoon is geweest die de fiets heeft gestolen. Dit betekent dat hij de gestolen fiets, naar alle waarschijnlijkheid, op andere wijze dan door diefstal voorhanden heeft verkregen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de fiets niet heeft gestolen maar in mei/juni van 2022 via Marktplaats of Facebook heeft gekocht. Gelet op de datum waarop de fiets volgens aangever is gestolen - hetgeen bevestigd wordt door camerabeelden waarop is te zien dat de fiets wordt weggenomen op 27 augustus 2022 (p. 130) - kan dit niet waar kan zijn.
Deze verklaring van verdachte merkt de rechtbank aan als kennelijk leugenachtig en alleen afgelegd om de waarheid te bemantelen, te weten dat hij de fiets middels opzetheling onder zich heeft gekregen.
Het verweer van de raadsman dat niet kan worden bewezen dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de fiets wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, wordt verworpen.
De rechtbank acht de feiten 2 en 3, onder parketnummer 18.091329.23, en de feiten 1 en 2, onder parketnummer 18.054359.23, wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 28 januari 2022 tot en met 6 juni 2023 te Leeuwarden, anderen, te weten: