ECLI:NL:RBNNE:2024:1839

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
18-020796-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van burgemeester en buurvrouw met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van de burgemeester van Emmen en een buurvrouw. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte is vrijgesproken van de bedreiging van een derde persoon en de mishandeling van diens hond, omdat niet voldaan was aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de burgemeester en een verbod om zich binnen een straal van 100 meter van het gemeentehuis te bevinden.

De zaak kwam aan het licht na meerdere aangiften van bedreiging door de burgemeester en getuigenverklaringen van medewerkers van een begeleid wonen instelling waar de verdachte verbleef. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen ernstige bedreigingen had geuit, die bij de burgemeester en zijn gezin redelijke vrees konden opwekken. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld wegens bedreiging en dat er aanwijzingen waren voor psychische problemen en problematisch gedrag. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf, maar besloot om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met als doel de verdachte te begeleiden in zijn problematiek.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.020796.24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.325084.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [adres] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 mei 2024.
Verdachte is niet verschenen. Wel verschenen zijn mr. M. Pater, advocaat te Assen en
mr. P.C. Menick, advocaat te Amsterdam. Mr. Pater heeft verdachte vertegenwoordigd in de zaak met parketnummer 18.020796.24 en mr. Menick heeft verdachte vertegenwoordigd in de zaak met parketnummer 18.325084.23. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

18.020796.24
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2023 tot en met 18 januari 2024 te [adres] en/of te [adres] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] (burgemeester te [adres] ) en/of zijn gezin heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte meermalen tegen de medewerkers van het [instelling] te [adres] (telkens) teksten van een dreigende aard en dreigende strekking uitgesproken en/of geuit, door die [slachtoffer 1] en/of zijn gezin dreigend de woorden toe te voegen
" - Ik schiet hem dood, maakt niet uit of ik daar 20 jaar voor moet zitten ik heb toch niets te verliezen.
  • Ik schiet zijn familie dood, dan weet de burgermeester ook hoe het is als alles hem afgenomen wordt.
  • Ik trek zijn kop er af.
  • Ik maak iedereen van de gemeente [adres] af.
  • Ik heb nog wel ergens een wapen verstopt liggen, dus ik schiet hem dood.
  • Ik huur wel een auto en rijdt naar [adres] en ik pak hem.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
18.325084.23
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 november 2023 te [adres] [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je vriend tegenkom
en, dan krijgt hij de kogel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 2 november 2023 te [adres] [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je nog wel pakken. Je bent nog niet van mij af'' en/of ''Ik weet waar je ouders wonen. Ik steek (bij) jou alles in de brand. Of hier beneden bij je ouders", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 2 november 2023 te [adres] opzettelijk en wederrechtelijk een hond, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd en/of mishandeld, door deze hond te trappen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2023 te [adres] zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond (van [slachtoffer 2] ), pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond te trappen/schoppen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder parketnummer 18.325084.23 onder 1 en 3 ten laste gelegde en heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18.020796.24 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.325084.23 onder 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
18.020796.24
De raadsvrouw mr. Pater heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde bedreiging. Daartoe heeft zij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten minste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de burgemeester op de hoogte zou raken van de bedreiging en bij hem de vereiste redelijke vrees zou ontstaan. Immers, in het kader van de hulpverlenging die hij kreeg in het [instelling] werd hem juist geleerd om zijn emoties te uiten en niet op te kroppen en dat is wat hij heeft gedaan in een vertrouwelijke omgeving tijdens vertrouwelijke gesprekken met zijn begeleiders.
18.325084.23
De raadsvrouw mr. Menick heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feiten 1 en 3 heeft de raadsvrouw zich, net als de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Ten aanzien van feit 2 heeft zij aangevoerd dat de aangifte en de getuigenverklaringen te ver uiteenlopen zodat de getuigenverklaringen de aangifte onvoldoende ondersteunen om te kunnen bewijzen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 en 3 in parketnummer 18.325084.23
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw mr. Menick van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring van feiten 1 en 3 te kunnen komen. Nu hiervoor geen ander bewijsmiddel voorhanden is dan de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] wordt niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder parketnummer 18.325084.23 onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring parketnummer 18.020796.24
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2024, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024015633 d.d. 19 januari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben burgemeester van de gemeente [adres] . Ik doe aangifte van bedreiging tegen de heer [verdachte] . Ik heb gehoord dat de heer [verdachte] de volgende bedreigingen heeft geuit tegen mij en mijn gezin:
- " "Ik schiet hem dood, maakt niet uit of ik daar 20 jaar voor moet zitten. Ik heb toch niets te verliezen."
  • "Ik schiet zijn familie dood. Dan weet de burgermeester ook hoe het is als alles hem afgenomen wordt."
  • "Ik trek zijn kop er af."
  • "Ik maak iedereen van de gemeente [adres] af."
  • "Ik heb nog wel ergens een wapen verstopt liggen, dus ik schiet hem dood."
  • "Ik huur wel een auto en rijd naar [adres] en ik pak hem."
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 januari 2024, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik ben werkzaam als persoonlijk begeleider bij het [instelling] te [adres] . Dit betreft een begeleid wonen locatie. Sinds 7 december 2023 is de heer [verdachte] bij ons geplaatst. [verdachte] uitte vanaf het begin dat hij bij ons zat al meerdere dreigende uitspraken aan het adres van de burgemeester van de gemeente [adres] , de heer [slachtoffer 1] . Ik heb [verdachte] onderstaande uitspraken meerdere keren horen doen:
  • Ik schiet hem dood, het maakt me niet uit of ik daar twintig (20) jaar voor vast moet zitten.
  • Ik schiet zijn familie dood, dan weet hij ook hoe het voelt om alles kwijt te raken.
  • Ik trek zijn kop eraf.
  • Ik maak iedereen van de gemeente af.
  • Ik heb nog wel ergens een wapen verstopt liggen, dus ik schiet hem dood.
  • Ik regel wel een huurauto en rij naar [adres] en dan pak ik hem.
Bovenstaande uitspraken deed [verdachte] bijna dagelijks. Voornamelijk sinds de jaarwisseling werd het gedrag van [verdachte] extremer. Deze uitspraken heeft hij gedaan in het bijzijn van meerdere collega's en cliënten. Ik heb meerdere keren contact gehad met [naam] , woonoverlast regisseur van de gemeente [adres] . Na de laatste uitspraak van [verdachte] , dat hij een huurauto zou regelen en richting [adres] zou gaan, hebben wij concreet actie ondernomen en contact gezocht.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
19 januari 2024, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam]:
Ik ben werkzaam als persoonlijk begeleider bij het [instelling] te [adres] . Sinds
7 december 2023 is de heer [verdachte] bij ons geplaatst. [verdachte] uitte vanaf het begin dat hij bij ons zat al meerdere dreigende uitspraken aan het adres van de burgemeester van de gemeente [adres] , de heer [slachtoffer 1] . Ik heb [verdachte] onderstaande uitspraken meerdere keren horen doen:
  • Ik schiet hem dood, het maakt me niet uit of ik daar twintig (20) jaar voor vast moet zitten.
  • Ik schiet zijn familie dood, dan weet hij ook hoe het voelt om alles kwijt te raken.
  • Ik trek zijn kop eraf.
  • Ik maak iedereen van de gemeente af.
  • Ik heb nog wel ergens een wapen verstopt liggen, dus ik schiet hem dood.
  • Ik regel wel een huurauto en rij naar [adres] en dan pak ik hem.
Bovenstaande uitspraken deed [verdachte] bijna dagelijks. Deze uitspraken heeft hij gedaan in het bijzijn van meerdere collega's en cliënten.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2024, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [naam] :
Op 18 januari 2024 werd ik, verbalisant, gebeld door [naam] , werkzaam als woonoverlast regisseur bij de gemeente [adres] . Ik hoorde dat ze zei dat de onze bekende [verdachte] ernstige bedreigingen had geuit richting burgemeester [slachtoffer 1] van de gemeente [adres] . [verdachte] had deze bedreigingen geuit
in het opvangcentrum [instelling] te [adres] . Meteen hierna heb ik telefonisch contact gehad met [naam] , ambtenaar Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente [adres] . Zij was op de hoogte van genoemde bedreigingen. Ik hoorde dat zij zei dat de burgemeester aangifte wilde doen, omdat hij bang was voor de veiligheid van hem en zijn gezin.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Vaststaat dat de door verdachte geuite bedreigingen van dien aard en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. In gevallen als de onderhavige, waarbij de bedreiging niet rechtstreeks tegen de bedreigde zelf is geuit maar de bedreigde langs indirecte weg heeft bereikt, is voor een veroordeling voorts vereist dat het opzet van verdachte erop gericht was dat de bedreiging de bedreigde zou bereiken. Voorwaardelijk opzet volstaat.
Bij beoordeling van de vraag of sprake is van voornoemd opzet zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Verdachte heeft zeer aanhoudend te weten gedurende een periode van meer dan een maand ten overstaan van zijn begeleiders in het [instelling] zeer concrete en ernstige bedreigingen geuit in de richting van de burgemeester van [adres] . Bovendien heeft verdachte op enig moment concrete stappen genoemd die hij zou gaan nemen om zijn bedreigingen uit te voeren, te weten het huren van een auto om naar [adres] te rijden. Onder deze omstandigheden had verdachte er rekening mee moeten houden dat zijn begeleiders van het [instelling] de gemeente uit veiligheidsoverwegingen zouden inlichten over de door verdachte geuite bedreigingen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de bedreigingen waren gericht tegen een burgemeester die in die hoedanigheid een openbaar ambt bekleed. Algemeen bekend is dat het bekleden van een openbaar ambt in het huidige tijdsgewricht veiligheidsrisicos met zich mee kan brengen. Naar het oordeel van de rechtbank was geen sprake van een dusdanige vertrouwensband tussen verdachte en zijn begeleiders van het [instelling] tegenover wie hij de bedreigingen heeft geuit, dat verdachte erop mocht vertrouwen dat zijn uitlatingen niet naar buiten toe kenbaar zouden worden, zoals aangevoerd door de raadsvrouw. Dit geldt temeer nu verdachte de bedreigingen niet heeft geuit in vertrouwelijke gesprekken met zijn behandelaars of begeleiders, maar in het openbaar in het bijzijn van meerdere medewerkers en andere bewoners van de begeleide woonvorm.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem geuite bedreigingen de burgemeester zouden bereiken en daarmee op het teweegbrengen van redelijke vrees, zodat de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Bewezenverklaring parketnummer 18.325084.23 feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 november 2023, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023297605 d.d. 8 december 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 2 november 2023 tussen 14:30 uur en 15:00 uur was ik in de portiek van de flat aan de [adres] in [adres] . Mevrouw [naam] en de heer [naam] stonden bij mij. Toen [verdachte] de lift uit kwam, hoorde ik dat hij zei: "Ik ga je nog wel pakken. Je bent nog niet van mij af." Ik hoorde dat hij verder zei: "Ik weet
waar je ouders wonen. Ik steek jou alles in de brand. Of hier beneden of bij je ouders." Ik heb al langere tijd problemen met [verdachte] . Ik ben erg bang voor hem. Ik denk dat hij het echt zou kunnen doen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 november 2023, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 2 november 2023 bevond ik mij in de portiek van de flat aan de [adres] in [adres] . We stonden beneden te praten met zn drieën: [slachtoffer 4] [
de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 4]], [naam] en ik. En toen kam [verdachte] uit de lift. Hij zei tegen [slachtoffer 4] dat hij haar af ging maken. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik maak je af, ik krijg je nog wel". En ik hoorde [verdachte] ook zeggen "Ik weet ook waar je ouders wonen, ik maak ze allemaal kapot". Ik hoorde hem schreeuwen en ik zag dat hij vlak voor [slachtoffer 4] stond.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam] . Getuige [naam] heeft gehoord en gezien dat verdachte allerlei dreigementen uitte tegen aangeefster [slachtoffer 4] . Dat getuige [naam] niet exact dezelfde woorden heeft gehoord als aangeefster, betekent niet dat de ten laste gelegde bedreiging niet bewezen kan worden. De door getuige [naam] waargenomen dreigementen komen wat betreft de bewoordingen, aard en strekking in voldoende mate overeen met de dreigementen waar aangeefster over heeft verklaard om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting. Met betrekking tot de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht gaat de rechtbank er gelet op de verklaring van getuige [naam] vanuit dat verdachte ook de woorden ik maak je af in de richting van aangeefster heeft geuit en dat de ten laste gelegde woorden ik ga je nog wel pakken in dat licht moeten worden bezien.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18.020796.24 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.325084.23 onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18.020796.24
hij in de periode van 7 december 2023 tot en met 18 januari 2024 te [adres] , [slachtoffer 1] (burgemeester te [adres] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte meermalen tegen de medewerkers van het [instelling] te [adres] telkens teksten van een dreigende aard en dreigende strekking uitgesproken, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
  • Ik schiet hem dood, maakt niet uit of ik daar 20 jaar voor moet zitten ik heb toch niets te verliezen.
  • Ik schiet zijn familie dood, dan weet de burgermeester ook hoe het is als alles hem afgenomen wordt.
  • Ik trek zijn kop er af.
  • Ik maak iedereen van de gemeente [adres] af.
  • Ik heb nog wel ergens een wapen verstopt liggen, dus ik schiet hem dood.
  • Ik huur wel een auto en rijdt naar [adres] en ik pak hem;
18.325084.23
2.
hij op 2 november 2023 te [adres] [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je nog wel pakken. Je bent nog niet van mij af'' en ''Ik weet waar je ouders wonen. Ik steek jou alles in de brand. Of hier beneden bij je ouders", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18.020796.24
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Parketnummer 18.325084.23
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.020796.24 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.325084.23 onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede dat aan verdachte de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met de burgemeester van [adres] en een verbod om zich binnen een straal van 100 meter van het gemeentehuis in [adres] te bevinden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw mr. Pater heeft indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een locatie- en contactverbod.
De raadsvrouw mr. Menick heeft geen strafmaatverweer gevoerd in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en de pleidooien van de beide raadsvrouwen.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in eerste instantie schuldig gemaakt aan bedreiging van een buurvrouw. Verdachte heeft allerlei dreigende uitlatingen gedaan tegenover deze buurvrouw toen hij haar tegenkwam in de portiek van de flat waar beiden woonachtig zijn. Aangeefster was bang dat verdachte de dreigementen zou uitvoeren en is haar woning die middag ontvlucht. Door zijn handelen heeft verdachte bij aangeefster sterke gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht en een inbreuk gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Deze bedreiging moet bovendien worden bezien in het licht van de jarenlange overlast die verdachte veroorzaakte in de portiekflat waardoor een onveilige situatie voor medebewoners is ontstaan die er uiteindelijk toe heeft geleid dat verdachte uit zijn woning is gezet door de gemeente, waarna hij in het [instelling] in [adres] kwam te wonen.
Tijdens zijn verblijf bij het [instelling] heeft verdachte zich vervolgens schuldig gemaakt aan bedreiging van de burgemeester van [adres] . Hij heeft gedurende enkele weken zeer ernstige dreigementen tegen de burgemeester en zijn gezin geuit tegenover zijn begeleiders van het [instelling] . Toen verdachte concrete voornemens uitte om de bedreigingen uit te gaan voeren door een auto te huren en naar [adres] te rijden, hebben de begeleiders zich genoodzaakt gezien om in te grijpen en de gemeente in te lichten. De bedreigingen zijn bijzonder ingrijpend en hebben een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de burgemeester. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk. Dat er bij verdachte sprake was van wellicht begrijpelijke negatieve emoties rondom het handelen van de gemeente met betrekking tot zijn hond en zijn woning, is op geen enkele manier een rechtvaardiging voor het handelen van verdachte. Een burgemeester moet zijn openbare ambt in alle vrijheid en zonder mogelijke consequenties voor zijn persoonlijke veiligheid kunnen uitoefenen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt bovendien dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens bedreiging.
Voorts blijkt uit de verschillende reclasseringsrapporten die over verdachte zijn opgemaakt dat verdachte te kampen heeft met veel problemen. Er zijn aanwijzingen voor ADHD, PTSS en een persoonlijkheidsstoornis en er is sprake van problematisch middelengebruik, psychotische kwetsbaarheid en een gebrek aan ziekte inzicht. Daarnaast maakt verdachte gebruik van een rolstoel in verband met fysieke klachten aan zijn voet en zijn er problemen op diverse praktische leefgebieden, zoals het gebrek
aan dagbesteding en huisvesting. Eerdere hulp en begeleiding door de reclassering heeft echter niet geleid tot gedragsverandering. De reclassering acht daarom een klinische forensische behandeling nodig, maar verdachte heeft aangegeven daar niet aan mee te willen werken. Verdachte is niet responsief voor reclasseringsinterventies en is enkel gemotiveerd om mee te werken aan hulpverlening als dit op zijn eigen voorwaarden plaatsvindt. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden voor begeleiding en behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. Hoewel het van groot van belang is dat verdachte (verdiepings)diagnostiek, hulp en begeleiding krijgt voor zijn psychische problematiek alsmede op het gebied van dagbesteding en huisvesting, acht de rechtbank het gelet op vorenstaande niet opportuun om deze hulpverlening op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden. Daar komt bij dat er inmiddels een hulpverleningstraject is opgestart en verdachte is aangemeld bij [instelling] om daar begeleid te gaan wonen en te gaan werken aan zijn psychische problematiek.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het gelet op het hoge recidiverisico en het conflict rondom de hond en de woning van verdachte ter bescherming van de burgemeester aangewezen is om een contact- en locatieverbod aan verdachte op te leggen. De rechtbank zal dat echter doen in de vorm van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden in plaats van in de vorm van een GVM, nu voor het opleggen van een GVM onder meer is vereist dat verdachte wordt veroordeeld voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Daarvan is geen sprake. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de burgemeester van [adres] en het verbod om zich binnen een straal van 100 meter binnen het gemeentehuis van [adres] te bevinden. De rechtbank begrijpt dat het gelet op zijn inschrijving in de gemeente [adres] voor verdachte van belang is contact op te kunnen nemen met de gemeente, maar dat staat niet in de weg aan het opleggen van voornoemde bijzondere voorwaarden. Er bestaan immers verschillende alternatieven voor verdachte om zijn zaken bij de gemeente te regelen. Zo zijn veel zaken doorgaans online dan wel telefonisch te regelen en kan verdachte aan iemand in zijn omgeving een volmacht verlenen om namens hem zijn belangen bij de gemeente te behartigen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de hiervoor omschreven bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Benadeelde partij

Parketnummer 18.325084.23 feit 1 en 3
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering nu het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw mr. Menick heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit, waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.325084.23 onder 1 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18.020796.24 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.325084.23 onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 1 maand, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze direct of indirect contact met de burgemeester van [adres] , [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1961, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
veroordeelde bevindt zich niet in een straal van 100 meter rondom het gemeentehuis van [adres] (adres: [adres] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Benadeelde partij
Ten aanzien van parketnummer 18.325084.23 feit 1 en 3
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. J.R. Koning, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2024.
Mr. Koning is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.