ECLI:NL:RBNNE:2024:1778

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
9 mei 2024
Zaaknummer
LEE 24/1633
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens ontbreken connexiteitsvereiste

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 3 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld. De verzoeker heeft geen besluit overgelegd waar hij het niet mee eens is, waardoor niet is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dit vereiste houdt in dat er naast het verzoek om voorlopige voorziening ook een bezwaar- of beroepszaak moet zijn, de zogenaamde hoofdzaak. Het ontbreken van deze connexiteit leidt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft op 8 april 2024 aan de verzoeker bevestigd dat zijn verzoek om een voorlopige voorziening is ontvangen en hem verzocht om binnen een week te onderbouwen welke spoedeisende belangen er zijn en een kopie van het besluit waar hij het niet mee eens is te overleggen. De verzoeker heeft echter niet gereageerd op deze brief, waardoor de voorzieningenrechter concludeert dat de processuele connexiteit ontbreekt.

Gelet op deze overwegingen verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1633

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat er alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dit betekent dat naast het verzoek om voorlopige voorziening er ook sprake moet zijn van een bezwaar- of beroepszaak (de hoofdzaak). Het ontbreken van connexiteit leidt tot een niet-ontvankelijk verzoek om voorlopige voorziening.
3. Bij brief van 8 april 2024 heeft de rechtbank aan verzoeker de ontvangst van zijn verzoek om een voorlopige voorziening bevestigd. Hierbij is verzoeker ook verzocht om zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een week na verzending van die brief te onderbouwen welke spoedeisende belangen het treffen van een voorlopige voorziening vereisen. Daarnaast is verzoeker verzocht om een kopie toe te sturen van het gehele besluit waar verzoeker het niet mee eens is, dan wel een stuk waaruit van dit besluit blijkt.
3.1.
Vervolgens stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoeker op de brief van 8 april 2024 niet heeft gereageerd. Nu verzoeker geen besluit heeft overgelegd ontbreekt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, de processuele connexiteit.

Conclusie en gevolgen

4. Gelet op het bovenstaande is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, omdat er niet wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.