ECLI:NL:RBNNE:2024:1751

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
LEE 23/3328
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de toegekende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de hoogte van de toegekende uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Eiser had een uitkering aangevraagd na een geweldsmisdrijf, maar was het niet eens met de indeling in letselcategorie 2, waarvoor een vergoeding van € 2.500,- was toegekend. Eiser stelde dat hij in letselcategorie 3 had moeten worden ingedeeld, wat een hogere vergoeding van € 5.000,- zou betekenen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 maart 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de verweerder zich afmeldde.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld aan de hand van de overgelegde stukken en de wet- en regelgeving. Eiser voerde aan dat hij door zijn letsel, dat resulteerde in blijvend verlies van reuk- en smaakvermogen, niet meer kon functioneren in zijn werkzaamheden als kok en schoonmaker in een penitentiaire inrichting. De rechtbank concludeerde echter dat eiser niet voldoende objectieve stukken had overgelegd om aan te tonen dat hij in aanmerking kwam voor een hogere letselcategorie. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had besloten dat eiser niet in aanmerking kwam voor een hogere uitkering, omdat hij geen legale verblijfstatus had en geen bewijs had geleverd van zijn beroepsmatige activiteiten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen hogere uitkering ontvangt en ook geen vergoeding van proceskosten krijgt. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

thans verblijvende te [verblijfplaats] ,
(gemachtigde: mr. T.P. Schut),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder,

(gemachtigde: mr. Y. Pieters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de toegekende uitkering.
1.1.
Met het besluit van 2 november 2022 heeft verweerder een uitkering toegekend op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Met het bestreden besluit van
7 juli 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2024 (niet inhoudelijk) en op
27 maart 2024 op zitting behandeld. Op 27 maart 2024 hebben hieraan deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit van verweerder om eiser niet in te delen in een hogere letselschadecategorie met een hogere uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden en de overgelegde stukken van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven gehonoreerd en een vergoeding van € 2.500,- in letselcategorie 2 toegekend. Verweerder vindt het aannemelijk dat het verlies van de reuk- en smaakfuncties van eiser blijvend is. Eiser betoogt dat hij ingedeeld had moeten worden in letselcategorie 3 met een vergoeding van € 5.000,- en heeft op de hoorzitting in de bezwaarfase aangegeven nadere medische stukken over te leggen ter onderbouwing van dit standpunt. Verweerder is in het bestreden besluit bij zijn beslissing gebleven, mede omdat eiser geen nadere stukken heeft toegezonden.
Wettelijk kader
6.1.
De algemene uitgangspunten voor een uitkering in letselcategorie 2 fysiek letsel van de Letsellijst Schadefonds zijn:
 Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en afhankelijkheid, die naar de aard en gevolgen ernstiger zijn dan letselcategorie 1.
 Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met blijvende niet-hinderlijke beperkingen.
 Fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep noodzakelijk is, tenzij anders vermeld in deel 1B van de letsellijst.
6.2.
De algemene uitgangspunten voor een uitkering in letselcategorie 3 fysiek letsel van de Letsellijst Schadefonds zijn:
 Fysiek letsel met blijvende hinderlijke beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit).
 Fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep, ter afwending van direct levensgevaar, noodzakelijk is.
Komt eiser in aanmerking voor een uitkering op basis van letselcategorie 3?
8.1.
Eiser voert aan dat hij daaraan gelijk te stellen activiteiten uitvoerde door in de penitentiaire inrichting te werken als kok en schoonmaker. Vanwege het letsel kan eiser deze activiteiten niet meer uitoefenen. Eiser stelt dat hij is onderzocht door een KNO-arts. Deze heeft geconstateerd dat bij eiser het reuk- en smaakvermogen volledig en blijvend is verdwenen. Ter onderbouwing verwijst de gemachtigde van eiser naar de verklaring van de KNO-arts. Gemachtigde benadrukt dat eiser veel levensvreugde ontbeert nu hij niet meer kan werken. Gelet op deze omstandigheden betoogt eiser dat sprake is van fysiek letsel met blijvende hinderlijke beperkingen in het dagelijks beroeps- en bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit), als bedoeld in letselcategorie 3.
8.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de verklaring van de KNO-arts enkel blijkt dat er bij eiser sprake is van blijvend verlies van reuk- en smaakvermogen. Dat er sprake is van blijvend verlies van reuk- en smaakvermogen, heeft echter ook verweerder aangenomen, nu in het bestreden besluit wordt aangegeven dat verweerder het aannemelijk vindt dat het verlies van de reuk- en smaakfuncties van eiser blijvend is. De rechtbank overweegt verder dat eiser met deze verklaring evenwel niet heeft onderbouwd dat sprake is van letsel als bedoeld in categorie 3. Eiser heeft immers geen legale verblijfstatus in Nederland, waardoor hij niet beroeps- of bedrijfsmatig kan functioneren. Verder heeft eiser geen deugdelijke objectieve stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij activiteiten uitvoerde die gelijk te stellen zijn aan dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich gelet op het voorgaande op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een hogere uitkering op basis van letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond.
10.1.
Dit betekent dat eiser geen uitkering op basis van een hogere letselcategorie krijgt. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Letsellijst Schadefonds
1. Fysiek letsel
1A. Algemene uitgangspunten voor indeling fysiek letsel in letselcategorieën.
Letselcategorie 2
• Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en afhankelijkheid, die naar de aard en gevolgen ernstiger zijn dan letselcategorie 1.
• Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met blijvende niet-hinderlijke beperkingen.
• Fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep noodzakelijk is, tenzij anders vermeld in deel 1B van de letsellijst.
Letselcategorie 3
• Fysiek letsel met blijvende hinderlijke beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit).
• Fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep, ter afwending van direct levensgevaar, noodzakelijk is.