ECLI:NL:RBNNE:2024:1729

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
18.036158.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het versperren van de Rijksweg A7 en het dumpen van afval in het kader van boerenprotesten

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de boerenprotesten. De verdachte werd veroordeeld voor medeplichtigheid aan het versperren van de Rijksweg A7 en het dumpen van afval. De betrokkenheid van de verdachte bestond uit het leveren van afval en asbest aan medeverdachten, die dit vervolgens op de weg dumpen. Dit gebeurde in de nacht van 1 augustus 2022, wat extra gevaar voor de verkeersveiligheid met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan het versperren van de weg, omdat hij opzettelijk middelen had verschaft die door de medeverdachten zijn gebruikt. De vordering van de benadeelde partij, Rijkswaterstaat, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de schade te beoordelen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-036158-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 7 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1971 te [geboorte plaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2024. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 7 mei 2024. De verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer
anderen op of omstreeks 1 augustus 2022 te/nabij [plaats] , althans in de gemeente
[naam] , opzettelijk enige openbare landweg, te weten de toerit van de snelweg [snelweg] richting [plaats] heeft/hebben versperd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of jerrycans en/of papier en/of karton op het wegdek van de oprit gestort en/of deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 28 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte
golfplaten met asbest en/of oud papier en/of autobanden en/of pallets, althans
afval verstrekt/geleverd;
2.
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer anderen op of omstreeks 1 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente [naam] , op de toerit van de snelweg [snelweg] richting [plaats] opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of een jerrycan en/of papier en/of karton heeft/hebben ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 28 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte golfplaten met asbest en/of oud papier en/of autobanden en/of pallets, althans afval verstrekt/geleverd;
3.
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer anderen op of omstreeks 1 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente [naam] ,
op de toerit van de snelweg [snelweg] richting [plaats] opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen met onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of een jerrycan en/of papier en/of karton althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de oprit van de [snelweg] en/of de berm, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 28 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte golfplaten met
asbest en/of oud papier en/of autobanden en/of pallets, althans afval verstrekt/geleverd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3. ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van het opzet op de brandstichting. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 1. ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is geweest van het storten van afval, aangezien het afval niet op of in de bodem is gebracht. Het afval lag slechts op het wegdek van de oprit van de [snelweg] .
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3. ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van opzet op de brandstichting.
Oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen [1]
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 27 juli 2022 vraagt medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) in een chatgesprek aan verdachte of hij nog zand, grind of grofvuil heeft, omdat zij iets nodig hebben voor de actie van de aankomende nacht. Verdachte antwoordt dat hij wel asbestplaten heeft liggen, waarop [medeverdachte 4] aangeeft dat dat akkoord is. [medeverdachte 4] en medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) halen op 29 juli 2022 afval op bij verdachte. [2] Dit afval bestaat uit houten pallets, autobanden [3] , oud papier en asbestplaten. [4]
In de avond van 31 juli 2022 komen medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) samen en maken zij een plan om in het kader van de boerenprotestacties in de aankomende nacht afval te dumpen bij de afslag [plaats] op de [snelweg] . [5] Het plan is om asbest en pallets te dumpen en in de brand te steken. [6] Het doel van de actie is de oprit van de weg te blokkeren. [7] Nadat de afspraken zijn gemaakt, vertrekken [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , en [medeverdachte 2] rond 02.30 uur. [8] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rijden op de scooter vooruit naar de [snelweg] bij [plaats] om te kijken of er geen politie of andere mensen in de buurt zijn. [9] Omstreeks 02.50 uur rijden [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] op de trekker met daarachter een kar met het afval dat zij eerder bij verdachte hebben opgehaald, in de richting van de oprit van de [snelweg] richting [plaats] . [10] [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] halen het afval van de kar en dumpen dit op de weg. [11] [medeverdachte 1] gooit een paar pallets op de afvalbult. [12] Daarna rijden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] weg.
Op 1 augustus 2022 omstreeks 03.00 uur krijgen verbalisanten [naam] en [naam] opdracht zich te begeven naar de oprit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er pallets in de brand staan, dat er autobanden bij de pallets liggen en dat er asbestplaten op het vuur liggen. [13] In de brandende stapel treffen zij een jerrycan aan en een envelop met daarop het adres van de vriendin van verdachte. [14] Verbalisant [naam] komt op 1 augustus 2022 in de loop van de dag ter plaatse bij de oprit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Hij ziet dat de gehele oprit geblokkeerd is door een afvalbult, die bestaat uit meerdere houten pallets, autobanden, papier dan wel karton en asbest gelijkend materiaal in de vorm van golfplaten. [15] Uit nader onderzoek naar het gedumpte afval is gebleken dat er tussen het afval asbest zat. [16]
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de oprit van de [snelweg] in de richting van [plaats] ter hoogte van [plaats] . [17] Door het dumpen van het afval was de [snelweg] te [plaats] op 1 augustus 2022 niet toegankelijk voor de bestemde weggebruikers. Het gevaar op de weg bestond uit de in het donker op de weg liggende obstakels. Doordat het afval verspreid lag over de rijbaan, was de gehele oprit geblokkeerd. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel. [18]
Nadere overwegingen
Ten aanzien van feit 1
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte medeplichtig is geweest aan het versperren van de weg, doordat hij afval aan de medeverdachten heeft verstrekt waarmee zij vervolgens de weg hebben versperd. De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 2
Met betrekking tot het standpunt van de raadsman dat vrijspraak dient te volgen omdat het afval niet op of in de bodem is gebracht maar slechts op het wegdek, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachten het afval dat zij bij verdachte hebben opgehaald, hebben gedumpt op de oprit van de [snelweg] . De Wet milieubeheer stelt strafbaar het storten of het anderszins op of in de bodem brengen of verbranden van afvalstoffen om deze daar te laten. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval sprake van storten, aangezien het afval door de medeverdachten op het wegdek en daarmee op de bodem is gebracht, om dit daar vervolgens te laten. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Net als bij feit 1 bestaat bij dit feit de medeplichtigheidshandeling van verdachte uit het verstrekken van afval aan de medeverdachten.
Ten aanzien van feit 3
Hoewel uit het dossier blijkt dat er brand is gesticht, is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte daaraan medeplichtig is geweest.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet is voldaan aan het vereiste van het “dubbele opzet”, hetgeen vereist is voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een strafbaar feit. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet worden vastgesteld dat verdachte op het moment dat hij het asbest en het afval aan de medeverdachten verstrekte, wetenschap had van het feit dat het afval in de brand zou worden gestoken door de medeverdachten. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3. ten laste gelegde feit.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 1 augustus 2022 te [plaats] , opzettelijk enige openbare landweg, te weten de toerit van de snelweg [snelweg] richting [plaats] hebben versperd, immers hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] houten pallets en vuilniszakken met inhoud en autobanden en golfplaten met asbest en een jerrycan en papier en karton op het wegdek van de oprit gestort, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 28 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te [plaats] , opzettelijk middelen heeft verschaft, immers heeft verdachte golfplaten met asbest en oud papier en autobanden en pallets verstrekt.
2.
dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 1 augustus 2022 te [plaats] , op de toerit van de snelweg [snelweg] richting [plaats] opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten onder meer houten pallets en vuilniszakken met inhoud en autobanden en golfplaten met asbest en een jerrycan en papier en karton hebben ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 28 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te [plaats] , opzettelijk middelen heeft verschaft, immers heeft verdachte golfplaten met asbest en oud papier en autobanden en pallets verstrekt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk een openbare landweg
versperren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is.
2. medeplichtigheid aan het medeplegen van overtreding van een voorschrift
gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met oplegging van een taakstraf, maar dat deze van beperkte omvang dient te zijn gelet op de door hem ingenomen standpunten en de persoon van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 10 juni 2022 heeft het kabinet de stikstofplannen voor de agrarische sector gepresenteerd. De plannen houden in dat in veel delen van Nederland de stikstofuitstoot fors moet worden teruggedrongen. Het gevolg daarvan is dat niet alle boeren door kunnen gaan met hun bedrijf. Naar aanleiding van de stikstofplannen vinden er in de zomer van 2022 in heel Nederland boerenprotesten plaats. Zo worden er onder andere demonstraties gehouden, worden snelwegen en distributiecentra geblokkeerd en worden omgekeerde vlaggen opgehangen.
Verdachte is indirect betrokken geweest bij het boerenprotest op 1 augustus 2022 op de oprit [plaats] van de [snelweg] . De betrokkenheid van verdachte bestaat uit het leveren van afval en asbest aan de medeverdachten. De medeverdachten hebben dit afval en asbest vervolgens gedumpt op de weg. Als gevolg daarvan is de weg versperd en is gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten geweest. Verdachte stond naar eigen zeggen wel achter de boerenprotesten aangezien zijn ouders en grootouders boer waren, maar hij stond niet achter de manier waarop er werd geprotesteerd.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij afval heeft verstrekt aan de medeverdachten, terwijl hij wist dat dit zou worden gebruikt om een weg te versperren. Het versperren van een weg door daar afval op te dumpen is gevaarlijk omdat het de normale verkeersstroom verstoort en kan leiden tot verkeersopstoppingen en verkeersongevallen. Nietsvermoedende weggebruikers kunnen plotseling worden geconfronteerd met obstakels op de weg, wat vervolgens kan leiden tot abrupte manoeuvres en mogelijke aanrijdingen. Bovendien kunnen hulpdiensten belemmerd worden in de uitoefening van hun taak. Wat de bewezen verklaarde actie nog kwalijker maakt, is dat deze onaangekondigd was en ’s nachts plaatsvond. Het behoeft geen uitleg dat ’s nachts het zicht op de weg minder goed is en dat de kans op ongelukken daarmee groter is. Gelukkig hebben er bij dit protest geen ongelukken plaatsgevonden en is er alleen schade aan de weg en de berm geweest. Dit had echter zo maar anders kunnen zijn. Uit het dossier blijkt namelijk dat in de nacht van 28 juli 2022 bij de oprit [plaats] wel ongelukken zijn ontstaan, doordat weggebruikers over het aldaar gedumpte afval heen zijn gereden.
De rechtbank overweegt dat het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op betoging fundamentele rechten betreffen die essentieel zijn in een democratische samenleving. Voornoemde rechten kunnen echter nooit een vrijbrief zijn voor het plegen van strafbare feiten.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 22 februari 2024. Uit die documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het advies van Reclassering Nederland van 26 januari 2024. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. De reclassering signaleert een aantal risicofactoren, zoals de psychische kwetsbaarheid van verdachte, de mogelijk aanwezige cognitieve beperking en het beperkt steunend sociaal netwerk. De reclassering ziet daarentegen ook beschermende factoren, zoals de huisvestiging en de financiële situatie. Daarnaast is er geen sprake van problematisch middelengebruik en heeft verdachte geen pro-criminele houding. Verdachte krijgt begeleiding van Vlot Groningen en hij lijkt daar ontvankelijk voor. De reclassering schat in dat verdachte gevoelig is voor justitiële druk en dat hij in het vervolg goed zal nadenken over zijn handelen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering de zaak af te doen zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. Toezicht en begeleiding vanuit een justitieel kader is volgens de reclassering niet geïndiceerd.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren opleggen, met aftrek van de dagen die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Naar het oordeel van de rechtbank doet voornoemde straf voldoende recht aan zowel de ernst van de feiten als aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Benadeelde partij

Rijkswaterstaat heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 16.925,61 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, onder meer wegens gebrek aan onderbouwing van de vordering dan wel wegens het ontbreken van een machtiging waaruit blijkt dat de indiener van de vordering daartoe namens Rijkswaterstaat bevoegd is. De raadsman heeft aangevoerd dat het op basis van de onderbouwing van de vordering onvoldoende duidelijk is wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en waar deze schade exact uit bestaat. Daarnaast is het onduidelijk of een bedrag aan schade is betaald of nog zal worden betaald.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel het voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van de onder 1. en 2. bewezen verklaarde feiten, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De rechtbank overweegt daartoe dat de vordering niet is onderbouwd met nota’s dan wel facturen, maar slechts met een aangifte en een schadeoverzicht. Op basis van die stukken kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden vastgesteld wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en welke kosten er door de benadeelde partij zijn gemaakt. De vordering en de hoogte daarvan zijn door de verdediging gemotiveerd betwist. Ter zitting is namens de benadeelde partij niemand verschenen om toelichting te geven op de vordering. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van de vordering zou, mede gelet op de betwisting daarvan, een uitgebreide behandeling vereisen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien zij over onvoldoende informatie beschikt om een reële inschatting te kunnen maken van de geleden schade. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op
  • de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 49, 57 en 162 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • artikel 10.2 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Bepaalt dat de benadeelde partij
Rijkswaterstaatniet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat Rijkswaterstaat zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2024.

Eindnoten

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier NNRAB22004 Vors met nummer 2022195382 d.d. 2 januari 2023, doorgenummerd 1 tot en met 1281.
2.Pagina’s 262-A en 758.
3.Pagina 759.
4.Pagina 799.
5.Pagina’s 514 en 515.
6.Pagina 515.
7.Pagina 604.
8.Pagina 515.
9.Pagina 682.
10.Pagina’s 44, 45, 745 en 746.
11.Pagina 747.
12.Pagina 692.
13.Pagina 150.
14.Pagina’s 150 en 799.
15.Pagina 6.
16.Pagina 41.
17.Pagina 496.
18.Pagina 497.