ECLI:NL:RBNNE:2024:1721

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
18-200459-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte in het kader van boerenprotesten wegens het versperren van de Rijksweg A7 en stichten van brand

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de boerenprotesten. De verdachte is veroordeeld tot een grotendeels voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf van 80 uren. De zaak betreft de gebeurtenissen van 28 juli en 1 augustus 2022, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de Rijksweg A7 heeft versperd door grote hoeveelheden afval, waaronder asbest, te dumpen en in brand te steken. Dit leidde tot gevaar voor de verkeersveiligheid en goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten, waarbij de onaangekondigde en nachtelijke uitvoering van de protesten de situatie verergerde. De vorderingen van de benadeelde partij, Rijkswaterstaat, zijn niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en de positieve afloop van zijn schorsingsperiode.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-200459-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 7 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2024. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 7 mei 2024. De verdachte is verschenen op 4 april 2024, bijgestaan door mr. N.D. Spijker, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de afrit [plaats] van de [snelweg]
komende vanuit de richting Drachten heeft versperd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders, onder meer een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, op een of meer plaatsen van het wegdek en/of in de berm van de afrit gestort en/of (een deel van) deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken en/of waardoor er geen voertuigen meer konden passeren,
terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2022 nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten en/of in de berm althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, opzettelijk, zich heeft ontdaan van afvalstoffen te weten een hoeveelheid
vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten waarin asbest was verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden;
3.
hij op of omstreeks 28 juli 2022 nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten met daarin asbest verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de afrit [plaats] van de [snelweg] en/of de zich aldaar bevindende berm, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten, althans in Nederland, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen
met een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten met daarin asbest verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de afrit [plaats] van de [snelweg] en/of de zich aldaar bevindende berm, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaats] en/of nabij [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte onder meer afval en/of takken en/of hooi verzameld en/of vervolgens ter plaatse gebracht en/of van de kar gehaald;
4.
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te/nabij [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten heeft/hebben versperd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders, onder meer
houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten en/of een jerrycan en/of papier en/of karton, althans een grote hoeveelheid afval, op een of meer plaatsen van het wegdek van de oprit en/of op de vluchtstrook gestort en/of deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren,
terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was
5.
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de toerit van
de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of jerrycans en/of papier en/of karton heeft ontdaan door deze - al dan niet in
verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden;
6.
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de toerit van
de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of een jerrycan en/of papier en/of karton
althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de oprit van de [snelweg] en/of de berm in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te/nabij [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, openlijk, te weten op (de oprit van) de snelweg [snelweg] richting Drachten, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een goed, althans meerdere goederen, te weten:
- houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of een jerrycan en/of papier en/of karton; door:
open vuur in aanraking te brengen met die goederen althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1., 2., 3. primair, 4., 5. en 6. primair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder
1. ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder
2. ten laste gelegde feit, met uitzondering van het dumpen van asbest en het verbranden van het afval.
Ten aanzien van feit 3
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde brandstichting. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten gericht op het stichten van brand geen sprake is. Verdachte heeft zelf geen brand gesticht en had ook geen wetenschap van de brandstichting. Om voornoemde redenen kan van medeplichtigheid aan de brandstichting evenmin sprake zijn.
Ten aanzien van feit 4
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder
4. ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 5
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder
5. ten laste gelegde feit, met uitzondering van het dumpen van asbest en het verbranden van het afval.
Ten aanzien van feit 6
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 6. primair en 6. subsidiair ten laste gelegde brandstichting en het openlijk geweld plegen tegen goederen. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij heeft gepoogd de afvalbult in de brand te steken, maar dat dit niet goed fikte. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard dat het niet goed brandde. Na de poging is verdachte weggegaan zonder dat hij heeft gezien of de bult in de brand heeft gestaan. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de brand door het toedoen van verdachte is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van [plaats] , feiten 1, 2 en 3 Bewijsmiddelen1
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Algemeen
In de ochtend van 27 juli 2022 stuurt medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) in diverse WhatsAppgroepen de volgende berichten: Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan. Word niet een rondje rijden en gezellig zwaaien wil gaat er mee? We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij kiepers, wagens, tanken, mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, VOL MEE EN LEEG TERUG. In de loop van nacht, dichtbij huis! Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de wereld kan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien van onze beste kant! Samen zijn we sterker dan alleen.2
[medeverdachte 3] vindt dat zij een statement moeten maken door iets te doen bij de op- en afritten.3
Ten aanzien van [snelweg] : Afrit [plaats] rijrichting Groningen
Op 27 juli 2022 stuurt [medeverdachte 3] via WhatsApp aan medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) de volgende berichten: Ga je ook mee? Vannacht. Ik denk tussen 3 en 6. Een kieper vol mee hé. Wordt geen toer de trekker. Wagen of een stronttank. Je bent voor 7 uur sowieso weer thuis. Reken op je.4 [medeverdachte 2] antwoordt in het gesprek onder meer dat het moet lukken, dat hij nog even een paar gaat bellen en dat hij de anderen op de hoogte houdt.5 [medeverdachte 2] stuurt de berichten van [medeverdachte 3] over de actie door in een andere WhatsAppgroep en naar medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ).6 [medeverdachte 1] zegt in een chatgesprek met verdachte dat hij vannacht even zijn karretje gaat wegbrengen met een kan diesel.7 Daarop vraagt verdachte aan [medeverdachte 1] waar hij dat in brand wil steken.8 [medeverdachte 1] stuurt daarop het bericht van [medeverdachte 2] over de actie door.9 Verdachte vraagt vervolgens of ze vuur willen fikken10, waarop [medeverdachte 1] antwoordt onder meer.11 In een Whatsappgesprek met [medeverdachte 2] zegt [medeverdachte 1] dat verdachte en hij een aanhanger met grofvuil en autobanden hebben die zij graag willen opbranden die nacht. Ook vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of hij het goed vindt dat hij zijn spul in de brand steekt.12 [medeverdachte 2] antwoordt daarop dat dat wel kan.13
In de avond van 27 juli 2022 komen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en een ander persoon samen en bespreken zij de actie van de komende nacht.14 Gedurende de nacht van 27 juli 2022 op 28juli 2022 houden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] via WhatsApp contact met elkaar. [medeverdachte 3]
zegt dat er klokslag 02.30 uur trekkers naar [plaats] moeten.15 Daarop geeft [medeverdachte 2] aan dat zij inmiddels met 10 trekkers zijn en dat zij bij [plaats] gaan dumpen in de rijrichting naar Groningen.16
In de nacht van 28 juli 2022 treffen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en anderen elkaar bij een carpoolplaats nabij [plaats] en spreken zij af om het afval te gaan dumpen.17 Verdachte en [medeverdachte 1] rijden op een trekker met daar achter de kar van [medeverdachte 1] met daarin zakken met huishoudelijk afval, autobanden, plastic speelgoed18 en ijzer.19 [medeverdachte 2] rijdt op een trekker met daar achter een kieper vol met takken en snoeiafval.20 [medeverdachte 3] is op dat moment ook ter plaatse en zegt dat de lampen uitmoeten en dat ze niet op hun telefoons mogen.21 Vlak voordat de groep gaat dumpen hoort [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] tegen de groep roepen of ze nog gaan dumpen of hier voor niets staan en dat ze anders de rotzooi weer mee naar huis moeten nemen.22 Verdachte en [medeverdachte 1] dumpen het afval uit de kar op de afrit.23 [medeverdachte 2] dumpt het afval op de middenberm.24 Op het moment dat [medeverdachte 2] het afval dumpt staan er al mensen klaar om de bulten aan te steken en staat de eerste afvalbult al in brand.25 Na de afvaldumpingen stuurt [medeverdachte 2] om 02.50 uur naar [medeverdachte 3] een foto van brandende spullen, waarop [medeverdachte 3] lachend reageert en zegt dat ze nog was gebleven en het had gezien.26
Omstreeks 03.40 uur krijgen verbalisanten Bijl en Van der Veen opdracht zich te begeven naar de afrit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er afval, jerrycans, autobanden en ander vuilnis in de brand staat.27 De brand bevindt zich deels in de berm tussen de afrit en de snelweg en bedekt daarnaast de gehele afrit, waardoor deze niet meer toegankelijk is voor het verkeer.28 Door het vuilnis kunnen er geen voertuigen meer passeren. In een van de in de brand gestoken vuilniszakken wordt een brief aangetroffen met daarop naar later blijkt het adres van [medeverdachte 1] .29 Uit nader onderzoek naar het gedumpte afval op de afrit is gebleken dat er tussen het afval asbest zat.30
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de afrit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Op de afrit werd onder andere autobanden, huisvuil, oud ijzer, hooi, plastic en asbest gedumpt.31 Door het gedumpte afval en de brand op de afrit kon het verkeer niet meer veilig gebruikmaken van de rijbanen. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel.32
Nadere overwegingen
Onder feiten 1., 2. en 3. primair wordt verdachte verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk versperren van de afrit [plaats] van de [snelweg] , het dumpen en het verbranden van afval op de afrit en het opzettelijk stichten van brand op de afrit. Onder feit 3. subsidiair wordt verdachte verweten dat hij medeplichtig is geweest aan het opzettelijk stichten van brand.
Ten aanzien van feit 1
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het versperren van de [snelweg] bij [plaats] , terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
Nu feiten 2 en 3 met elkaar samenhangen en het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van de brandstichting betrekking heeft op beide feiten, bespreekt de rechtbank deze feiten tezamen.
Met betrekking tot het verweer dat niet bewezen kan worden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten gericht op het opzettelijk stichten van brand, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat op de [snelweg] afval is gedumpt en in de brand is gestoken. Door het afval en de brand was de afrit naar [plaats] niet meer toegankelijk voor het bestemde gebruik en was er gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten. Door de brandstichting was er gemeen gevaar voor het wegdek en de berm te duchten. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat sprake was van het dumpen en het verbranden van afval en het stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten gericht op het versperren van de [snelweg] . Verdachte en de medeverdachten hadden het gezamenlijke doel om de weg te versperren, door middel van het dumpen van afval en het verbranden daarvan. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook op de hoogte was van het feit dat brandstichting onderdeel was van het opgevatte plan. Verdachte en de medeverdachten hebben het plan gezamenlijk uitgevoerd. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen wetenschap had van de brandstichting wordt dan ook verworpen. Op dezelfde grond wordt ook het verweer verworpen dat verdachte geen opzet had op het stichten van brand.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte en de medeverdachten hebben afgesproken om afval mee te nemen. In de nacht van 28 juli 2022 hebben zij elkaar getroffen bij de carpoolplaats, waarbij is afgesproken om het afval te dumpen. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachten het afval gedumpt en is het afval in de brand gestoken, zodat de weg ook feitelijk versperd kon worden. Gelet op deze nauwe en bewuste samenwerking kan verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook verantwoordelijk worden gehouden voor de feitelijke handelingen gepleegd door de medeplegers. Derhalve is verdachte niet alleen verantwoordelijk voor het afval dat hij zelf heeft gedumpt, maar ook voor het afval, waaronder het asbest, dat door de medeverdachten is gedumpt en voor het door de medeverdachten verbranden van het afval. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2. ten laste gelegde medeplegen van het dumpen van afval en het verbanden daarvan en aan het onder 3. primair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van [plaats] , feiten 4, 5 en 6 De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 27 juli 2022 vraagt medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) in een chatgesprek aan medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) of hij nog zand, grind of grofvuil heeft, omdat zij iets nodig hebben voor de actie van de aankomende nacht. [medeverdachte 5] antwoordt dat hij wel asbestplaten heeft liggen, waarop [medeverdachte 1] aangeeft dat dat akkoord is.
Verdachte en [medeverdachte 1] halen op 29 juli 2022 afval op bij [medeverdachte 5] .33 Dit afval bestaat uit houten pallets, autobanden34, oud papier en asbestplaten.35
In de avond van 31 juli 2022 komen verdachte, [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) en medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) samen en maken zij een plan om in het kader van de boerenprotestacties in de aankomende nacht afval te dumpen bij de afslag [plaats] op de [snelweg] .36 Het plan is om asbest en pallets te dumpen en in de brand te steken.37 Het doel van de actie is de oprit van de weg te blokkeren.38 Nadat de afspraken zijn gemaakt, vertrekken verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] rond
2.3
uur.39 [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] rijden op de scooter vooruit naar de [snelweg] bij [plaats] om te kijken of er geen politie of andere mensen in de buurt zijn.40 Omstreeks 02.50 uur rijden verdachte en [medeverdachte 1] op de trekker met daarachter een kar met het afval dat zij eerder bij [medeverdachte 5] hebben opgehaald, in de richting van de oprit van de [snelweg] richting Drachten.41 Verdachte en [medeverdachte 1] halen het afval van de kar en dumpen dit op de weg.42 [medeverdachte 4] gooit een paar pallets op de afvalbult.43 Vervolgens gooit [medeverdachte 1] een kan met brandbare vloeistof over de deze bult heen.44 Daarna steekt verdachte de afvalbult aan.45 Verdachte rent weg wanneer de bult in de brand staat.46 [medeverdachte 4] gooit vervolgens een pallet op de afvalbult.47 Daarna rijden verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] weg.
Op 1 augustus 2022 omstreeks 03.00 uur krijgen verbalisanten [naam] en [naam] opdracht zich te begeven naar de oprit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er pallets in de brand staan, dat er autobanden bij de pallets liggen en dat er asbestplaten op het vuur liggen.48 In de brandende stapel treffen zij een jerrycan aan en een envelop met daarop het adres van de vriendin van [medeverdachte 5] .49 Verbalisant [naam] komt op 1 augustus 2022 in de loop van de dag ter plaatse bij de oprit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Hij ziet dat de gehele oprit geblokkeerd is door een afvalbult, die bestaat uit meerdere houten pallets, autobanden, papier dan wel karton en asbest gelijkend materiaal in de vorm van golfplaten.50 Verder ziet verbalisant [naam] dat het materiaal op de afvalbult deels verbrand is en dat er op het wegdek van de [snelweg] roetplekken zijn en dat er gesmolten materiaal ligt.51 Uit nader onderzoek naar het gedumpte afval is gebleken dat er tussen het afval asbest zat.52
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de oprit van de [snelweg] in de richting van Drachten ter hoogte van [plaats] .53 Door het dumpen van het afval was de [snelweg] te [plaats] op 1 augustus 2022 niet toegankelijk voor de bestemde weggebruikers. Het gevaar op de weg bestond uit de in het donker op de weg liggende obstakels. Doordat het afval verspreid lag over de rijbaan, was de gehele oprit geblokkeerd. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel.54
Nadere overwegingen
Onder feiten 4., 5. en 6. primair wordt verdachte verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk versperren van de [snelweg] bij [plaats] , het medeplegen van het dumpen en verbranden van afval en het medeplegen van het stichten van brand. Onder feit 6. subsidiair wordt verdachte het openlijk plegen van geweld tegen goederen verweten.
Ten aanzien van feit 4
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het versperren van de [snelweg] bij [plaats] , terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Ten aanzien van feiten 5 en 6
Nu feiten 5 en 6 met elkaar samenhangen en het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van de brandstichting betrekking heeft op beide feiten, bespreekt de rechtbank deze feiten tezamen.
Met betrekking tot het verweer dat niet bewezen kan worden dat de brand door het toedoen van verdachte is ontstaan, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten op de oprit naar [plaats] van de [snelweg] afval hebben gedumpt en dat zij dit afval in de brand hebben gestoken. Door het afval en de brand was de oprit naar [plaats] niet meer toegankelijk voor het bestemde gebruik en was er gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten. Door de brandstichting was er gemeen gevaar voor het wegdek en de berm te duchten. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat sprake was van het dumpen en het verbranden van afval en het stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen genoegzaam dat verdachte en zijn medeverdachten het gedumpte afval hebben aangestoken, wat als gevolg daarvan heeft gebrand. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat toen de bult in de brand stond, verdachte erbij wegrende. De verbalisanten die niet veel later ter plaatse zijn gekomen, hebben vervolgens gezien dat er pallets in brand stonden en dat er asbestplaten op het vuur lagen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van het verweer dat het dumpen van asbest niet bewezen kan worden, overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten het plan hadden opgevat om asbest te dumpen en dat zij dit plan vervolgens hebben uitgevoerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5. ten laste gelegde medeplegen van het dumpen van afval en het verbranden daarvan en aan het onder 6. primair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de onder 1., 2., 3. primair, 4., 5. en 6. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij op 28 juli 2022, nabij [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten heeft versperd, immers hebben verdachte zijn mededaders, onder meer een hoeveelheid vuilniszakken met afval en jerrycans en autobanden en golfplaten en plastic en oud ijzer en takken en tuinafval en hooi, op een of meer plaatsen van het wegdek en in de berm van de afrit gestort en een deel van deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
hij op 28 juli 2022 nabij [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten en in de berm, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk zich heeft ontdaan van afvalstoffen te weten een hoeveelheid
vuilniszakken met afval en jerrycans en autobanden en golfplaten waarin asbest was verwerkt en plastic en oud ijzer en takken en tuinafval en hooi, door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten en te verbranden.
3. primair
hij op 28 juli 2022 nabij [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een hoeveelheid vuilniszakken met afval en jerrycans en autobanden en golfplaten met daarin asbest verwerkt en plastic en oud ijzer en takken en tuinafval en hooi, ten gevolge waarvan voormelde goederen gedeeltelijk zijn verbrand en brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de afrit [plaats] van de [snelweg] en de zich aldaar bevindende berm te duchten was.
hij op 1 augustus 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten heeft versperd, immers hebben verdachte en zijn mededaders onder meer houten pallets en vuilniszakken met inhoud en autobanden en golfplaten en een jerrycan en papier en karton, op een of meer plaatsen van het wegdek van de oprit gestort en deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
hij op 1 augustus 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, op de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten onder meer houten pallets en vuilniszakken met inhoud en autobanden en golfplaten met asbest en een jerrycan en papier en karton heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten en te verbranden.
6. primair
hij op 1 augustus 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, op de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met onder meer houten pallets en vuilniszakken met inhoud en autobanden en golfplaten met asbest en een jerrycan en papier en karton, ten gevolge waarvan voormelde goederen gedeeltelijk zijn verbrand en brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de oprit van de [snelweg] en de berm te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht eendaadse samenloop aan te nemen met betrekking tot de onder 1. en 2 ten laste gelegde feiten en de onder 4. en 5. ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop en overweegt daartoe als volgt.
Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
Hoewel de bewezen verklaarde gedragingen een zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank overweegt daartoe dat de strekkingen van de betreffende strafbepalingen aanzienlijk uiteenlopen. Zo beoogt artikel 162 Sr de veiligheid van het wegverkeer tegen gevaarlijke handelingen van personen te beschermen, terwijl artikel 10.2 Wet Milieubeheer het milieu beoogt te beschermen tegen ongewenste vormen van het beheer van afvalstoffen. Naar het oordeel van de rechtbank houden de bewezen verklaarde feiten daarentegen wel meerdaadse samenloop in.
De rechtbank kwalificeert de bewezen verklaarde feiten als volgt:
1. medeplegen van opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is.
2. medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
3. primair medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
4. medeplegen van opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is.
5. medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
6. primair medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat toepassing wordt gegeven aan het jeugdstrafrecht en dat verdachte ter zake van de onder 1., 2., 3. primair, 4., 5. en 6. primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een onvoorwaardelijke werkstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit dat toepassing wordt gegeven aan het jeugdstrafrecht. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit om geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan het reeds ondergane voorarrest, gelet op de door haar ingenomen standpunten, de persoon van verdachte en de langdurige schorsingsperiode. Tot slot heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke jeugddetentie gelet op het reclasseringsadvies geen toegevoegde waarde heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 10 juni 2022 heeft het kabinet de stikstofplannen voor de agrarische sector gepresenteerd. De plannen houden in dat in veel delen van Nederland de stikstofuitstoot fors moet worden teruggedrongen. Het gevolg daarvan is dat niet alle boeren door kunnen gaan met hun bedrijf. Naar aanleiding van de stikstofplannen vinden er in de zomer van 2022 in heel Nederland boerenprotesten plaats. Zo worden er onder andere demonstraties gehouden, worden snelwegen en distributiecentra geblokkeerd en worden omgekeerde vlaggen opgehangen.
Verdachte is in de nacht van 28 juli 2022 bij de afrit [plaats] van de [snelweg] en in de nacht van 1 augustus 2022 bij de oprit [plaats] van de [snelweg] betrokken geweest bij boerenprotesten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de weg versperd door daarop grote hoeveelheden afval, waaronder asbest, te dumpen en in de brand te steken. Als gevolg daarvan is er gevaar voor het verkeer en voor goederen te duchten geweest. Verdachte heeft zich naar eigen zeggen laten meeslepen door een medeverdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Het dumpen en verbranden van afval, waaronder asbest, buiten een daarvoor bestemde inrichting levert niet alleen gevaar op voor de volksgezondheid, maar is daarnaast gevaarlijk voor het milieu. Het versperren van een weg door daar afval op te dumpen en te verbranden is gevaarlijk omdat het de normale verkeersstroom verstoort en kan leiden tot verkeersopstoppingen en verkeersongevallen.
Nietsvermoedende weggebruikers kunnen plotseling worden geconfronteerd met obstakels op de weg, wat vervolgens kan leiden tot abrupte manoeuvres en mogelijke aanrijdingen. Bovendien kunnen hulpdiensten belemmerd worden in de uitoefening van hun taak. Wat deze bewezen verklaarde feiten nog kwalijker maakt, is dat ze onaangekondigd waren en s nachts plaatsvonden. Het behoeft geen uitleg dat s nachts het zicht op de weg minder goed is en dat de kans op ongelukken daarmee groter is. Gelukkig hebben er naar aanleiding van de door verdachte gepleegde feiten geen ongelukken plaatsgevonden en is er alleen schade aan de weg en de berm geweest. Dit had echter zo maar anders kunnen zijn. Uit het dossier blijkt namelijk dat in de nacht van 28 juli 2022 bij de oprit [plaats] wel ongelukken zijn ontstaan, doordat weggebruikers over het aldaar gedumpte afval heen zijn gereden.
De rechtbank overweegt dat het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op betoging fundamentele rechten betreffen die essentieel zijn in een democratische samenleving. Voornoemde rechten kunnen echter nooit een vrijbrief zijn voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelen de wettelijke grenzen fors overschreden. Als gevolg van dit handelen zijn er levensgevaarlijke situaties in het leven geroepen voor andere nietsvermoedende weggebruikers, die overigens ook niet verantwoordelijk zijn voor de plannen van het kabinet. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 22 februari 2024. Uit die documentatie blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het advies van Reclassering Nederland van 5 maart 2024. Uit het advies blijkt dat verdachte van 9 augustus 2022 tot en met 1 september 2022 gedetineerd is geweest, waarna zijn voorlopige hechtenis is geschorst onder een aantal voorwaarden, waaronder een reclasseringstoezicht. De schorsingsperiode is positief verlopen en verdachte heeft sinds het begin daarvan goed meegewerkt aan de naleving van de voorwaarden. Bij de ambulante behandeling is aandacht besteed aan het netwerk van verdachte in combinatie met zijn beïnvloedbaarheid. Daarnaast is op initiatief van
verdachte aandacht besteed aan de bij hem aanwezige dwanghandelingen. Volgens de reclassering waren de beïnvloedbaarheid van verdachte, zijn beperkte zelfredzaamheid alsmede het gegeven dat hij moeite heeft met het overzien van de gevolgen, kenmerkend voor het gedrag van verdachte tijdens het begaan van de feiten. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. De reclassering ziet op dit moment vooral beschermende factoren bij verdachte, zoals de dagbesteding en het contact dat hij met zijn ouders heeft, die bovendien betrokken zijn bij hem. Daarnaast is beschermend dat verdachte zich positief heeft opgesteld ten aanzien van het hulpverleningscontact en dat hij volledig is gestopt met het gebruik van verdovende middelen. De reclassering signaleert geen noemenswaardige problemen die zouden kunnen leiden tot een verhoging van het recidiverisico. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Toezicht en begeleiding is volgens de reclassering niet geïndiceerd, gelet op het positief verlopen schorsingstoezicht en de reeds behaalde doelen.
Tot slot heeft de rechtbank gelet op de ter zitting gegeven toelichting van de jeugdreclassering. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat zij zich kunnen vinden in het reclasseringsadvies. De jeugdreclassering heeft er vertrouwen in dat het goed gaat komen met verdachte. Sinds de schorsingsperiode zijn er geen incidenten meer geweest en verdachte krijgt ondersteuning van zijn ouders en zij weten, indien nodig, de weg naar hulp te vinden.
Toepassing volwassenstrafrecht of jeugdstrafrecht
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd toen hij 19 jaar oud was. Het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van de strafbare feiten meerderjarig is, volgens het volwassenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten voor jongvolwassenen met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, jeugdsancties toe te passen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering is verdachte nog volop in ontwikkeling richting volwassenheid. Er is sprake van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast komt verdachte jonger over dan zijn kalenderleeftijd. Daar komt bij dat verdachte nog naar school gaat en nog bij zijn ouders woont. Verdachte is op alle gebieden nog afhankelijk van zijn ouders.
De rechtbank neemt gelet op het voorgaande het advies van de reclassering over en zal het jeugdstrafrecht toepassen. Daarbij heeft de rechtbank enerzijds in aanmerking genomen dat verdachte nog kan profiteren van een pedagogische aanpak en anderzijds dat contra-indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht niet aan de orde zijn.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Ondanks de ernst van de feiten, zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 24 dagen. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet meer opportuun is, gelet op het positieve verloop van het lange schorsingstoezicht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 60 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Gelet op het reclasseringsadvies ziet de rechtbank geen reden tot opleggen van bijzondere voorwaarden. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank naast de jeugddetentie een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren opleggen. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen. Dit vanwege de jeugdigheid van verdachte, de persoon van verdachte en de bij de rechtbank ontstane indruk dat verdachte zich inderdaad heeft laten meeslepen door een medeverdachte.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Rijkswaterstaat met betrekking tot [plaats] (feiten 1, 2 en 3), tot een bedrag van 28.453,59 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Rijkswaterstaat met betrekking tot [plaats] (feiten 4, 5 en 6), tot een bedrag van 16.925,61 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaats] (feiten 1, 2 en 3)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels, namelijk tot een bedrag van 18.403,13, hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.

Ten aanzien van Rijkswaterstaat, met betrekking tot [plaats] (feiten 4, 5 en 6)

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaats] feiten (1, 2, en 3) & ten aanzien van
Rijkswaterstaat, met betrekking tot [plaats] (feiten 4, 5 en 6)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing van de vorderingen dan wel wegens het ontbreken van een machtiging waaruit blijkt dat de indiener van de vordering daartoe namens Rijkswaterstaat bevoegd is. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het op basis van de onderbouwing van de vordering onvoldoende duidelijk is wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en waar deze schade exact uit bestaat. Daarnaast is het onduidelijk of een bedrag aan schade is betaald of nog zal worden betaald.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaats] feiten (1, 2, en 3) & ten aanzien van
Rijkswaterstaat, met betrekking tot [plaats] (feiten 4, 5 en 6)
Hoewel het voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van de onder 1., 2., 3. primair, 4., 5. en 6. primair bewezen verklaarde feiten, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De rechtbank
overweegt daartoe dat de vorderingen niet zijn onderbouwd met notas dan wel facturen, maar slechts met een aangifte en een schadeoverzicht. Op basis van die stukken kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden vastgesteld wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en welke kosten er door de benadeelde partij zijn gemaakt. De vorderingen en de hoogte daarvan zijn door de verdediging gemotiveerd betwist. Ter zitting is namens de benadeelde partij niemand verschenen om toelichting te geven op de vordering. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van de vorderingen zou, mede gelet op de betwisting daarvan, een uitgebreide behandeling vereisen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), aangezien zij over onvoldoende informatie beschikt om een reële inschatting te kunnen maken van de geleden schade. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op
- de artikelen 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 157 en 162 van het Wetboek van
Strafrecht;
  • de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • artikel 10.2 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2., 3. primair, 4., 5. en 6. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 36 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
40 dagenzal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaats] (feiten 1, 2 en 3)
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat Rijkswaterstaat zijn eigen proceskosten draagt.

Ten aanzien van Rijkswaterstaat, met betrekking tot [plaats] (feiten 4, 5 en 6)

Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat Rijkswaterstaat zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. K. Bunk en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2024.
Eindnoten
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier NNRAB22004 Vors met nummer 2022195382
d.d. 2 januari 2023, doorgenummerd 1 tot en met 1281.
2 Paginas 974 tot en met 976.
3 Pagina 972
4 Pagina 372 tot en met 374.
5 Paginas 373 tot en met 375.
6 Pagina 262-A.
7 Pagina 262-A.
8 Pagina 262-A.
9 Pagina 262-A.
10 Pagina 262-A.
11 Pagina 262-A.
12 Paginas 105 en 106.
13 Pagina 107.
14 Pagina 972.
15 Paginas 380 en 381.
16 Paginas 386 en 387.
17 Paginas 744 en 884.
18 Pagina 745.
19 Pagina 643.
20 Pagina 883.
21 Pagina 641.
22 Pagina 943.
23 Paginas 755 en 944.
24 Pagina 884.
25 Pagina 883.
26 Pagina 389.
27 Pagina 141.
28 Pagina 145.
29 Pagina 141.
30 Pagina 16.
31 Pagina 522.
32 Pagina 522.
33 Paginas 262-A en 758.
34 Pagina 759.
35 Pagina 799.
36 Paginas 514 en 515.
37 Pagina 515.
38 Pagina 604.
39 Pagina 515.
40 Pagina 682.
41 Paginas 44, 45, 745 en 746.
42 Pagina 747.
43 Pagina 692.
44 Pagina 682.
45 Pagina 747.
46 Pagina 693.
47 Pagina 747.
48 Pagina 150.
49 Paginas 150 en 799.
50 Pagina 6.
51 Pagina 6.
52 Pagina 41.
53 Pagina 496.
54 Pagina 497.