open vuur in aanraking te brengen met die goederen althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5. primair en 6. primair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat verdachte geen goederen heeft gedumpt of in de brand heeft gestoken. Verdachte is slechts behulpzaam geweest bij het verzamelen van afval en het vervoeren van afval naar de locatie van de dumpingen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat bij de situatie op de afrit van de [snelweg] gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. Aangezien de brand al vanaf een afstand duidelijk zichtbaar was, zal elke automobilist afstand hebben gehouden van een brandend voorwerp in de buurt van de weg.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het medeplegen niet bewezen kan worden, aangezien verdachte geen goederen heeft gestort of in de brand heeft gestoken. Met betrekking tot het onder 2. subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen, met uitzondering van het dumpen van asbest en het verbranden van het afval.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen goederen heeft gedumpt of in de brand heeft gestoken.
Ten aanzien van feit 4
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4. primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat betwistbaar is dat verdachte een voldoende significante bijdrage aan het feit heeft geleverd. Met betrekking tot het onder 4.
subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen.
Ten aanzien van feit 5
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5. primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat betwistbaar is dat verdachte een voldoende significante bijdrage aan het feit heeft geleverd. Met betrekking tot het onder 5.
subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen.
Ten aanzien van feit 6
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6. primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat betwistbaar is dat verdachte een voldoende significante bijdrage aan het feit heeft geleverd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de brand door het toedoen van verdachte is ontstaan. Met betrekking tot het onder 6. subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van [plaats] , feiten 1, 2 en 3 Bewijsmiddelen1
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Algemeen
In de ochtend van 27 juli 2022 stuurt medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) in diverse WhatsAppgroepen de volgende berichten: Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan. Word niet een rondje rijden en gezellig zwaaien wil gaat er mee? We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij kiepers, wagens, tanken, mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, VOL MEE EN LEEG TERUG. In de loop van nacht, dichtbij huis! Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de wereld kan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien van onze beste kant! Samen zijn we sterker dan alleen.2
[medeverdachten] vindt dat zij een statement moeten maken door iets te doen bij de op- en afritten.3
Ten aanzien van [snelweg] : Afrit [plaats] rijrichting Groningen
Op 27 juli 2022 stuurt [medeverdachten] via WhatsApp aan medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) de volgende berichten: Ga je ook mee? Vannacht. Ik denk tussen 3 en 6. Een kieper vol mee hé. Wordt geen toer de trekker. Wagen of een stronttank. Je bent voor 7 uur sowieso weer thuis. Reken op je.4 [medeverdachten] antwoordt in het gesprek onder meer dat het moet lukken, dat hij nog even een paar gaat bellen en dat hij de anderen op de hoogte houdt.5 [medeverdachten] stuurt de berichten van [medeverdachten] over de actie door in een andere WhatsAppgroep en naar verdachte.6 Verdachte zegt in een chatgesprek met medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) dat hij vannacht even zijn karretje gaat wegbrengen met een kan diesel.7 Daarop vraagt
[medeverdachten] aan verdachte waar hij dat in brand wil steken.8 Verdachte stuurt daarop het bericht van [medeverdachten] over de actie door.9 [medeverdachten] vraagt vervolgens of ze vuur willen fikken10, waarop verdachte antwoordt onder meer.11 In een Whatsappgesprek met [medeverdachten] zegt verdachte dat [medeverdachten] en hij een aanhanger met grofvuil en autobanden hebben die zij graag willen opbranden die nacht. Ook vraagt verdachte aan [medeverdachten] of hij het goed vindt dat hij zijn spul in de brand steekt.12 [medeverdachten] antwoordt daarop dat dat wel kan.13
In de avond van 27 juli 2022 komen [medeverdachten] , [medeverdachten] en een ander persoon samen en bespreken zij de actie van de komende nacht.14 Gedurende de nacht van 27 juli 2022 op 28 juli 2022 houden [medeverdachten] en [medeverdachten] via WhatsApp contact met elkaar. [medeverdachten] zegt dat er klokslag 02.30 uur trekkers naar [plaats] moeten.15 Daarop geeft [medeverdachten] aan dat zij inmiddels met 10 trekkers zijn en dat zij bij [plaats] gaan dumpen in de rijrichting naar Groningen.16
In de nacht van 28 juli 2022 treffen verdachte, [medeverdachten] , [medeverdachten] en anderen elkaar bij een carpoolplaats nabij [plaats] en spreken zij af om het afval te gaan dumpen.17 Verdachte en [medeverdachten] rijden op een trekker met daar achter de kar van verdachte met daarin zakken met huishoudelijk afval, autobanden, plastic speelgoed18 en ijzer.19 [medeverdachten] rijdt op een trekker met daar achter een kieper vol met takken en snoeiafval.20 [medeverdachten] is op dat moment ook ter plaatse en zegt dat de lampen uitmoeten en dat ze niet op hun telefoons mogen.21 Vlak voordat de groep gaat dumpen hoort [medeverdachten] tegen de groep roepen of ze nog gaan dumpen of hier voor niets staan en dat ze anders de rotzooi weer mee naar huis moeten nemen.22 Verdachte en [medeverdachten] dumpen het afval uit de kar op de afrit.23 [medeverdachten] dumpt het afval op de middenberm.24 Op het moment dat [medeverdachten] het afval dumpt staan er al mensen klaar om de bulten aan te steken en staat de eerste afvalbult al in brand.25 Na de afvaldumpingen stuurt [medeverdachten] om 02.50 uur naar [medeverdachten] een foto van brandende spullen, waarop [medeverdachten] lachend reageert en zegt dat ze nog was gebleven en het had gezien.26
Omstreeks 03.40 uur krijgen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] opdracht zich te begeven naar de afrit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er afval, jerrycans, autobanden en ander vuilnis in de brand staat.27 De brand bevindt zich deels in de berm tussen de afrit en de snelweg en bedekt daarnaast de gehele afrit, waardoor deze niet meer toegankelijk is voor het verkeer.28 Door het vuilnis kunnen er geen voertuigen meer passeren. In een van de in de brand gestoken vuilniszakken wordt een brief aangetroffen met daarop naar later blijkt het adres van verdachte.29 Uit nader onderzoek naar het gedumpte afval op de afrit is gebleken dat er tussen het afval asbest zat.30
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de afrit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Op de afrit werden onder andere autobanden, huisvuil, oud ijzer, hooi, plastic en asbest gedumpt.31 Door het gedumpte afval en de brand op de afrit kon het verkeer niet meer veilig gebruikmaken van de rijbanen. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel.32
Nadere overwegingen
Onder feiten 1. primair, 2. primair en 3. primair wordt verdachte verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk versperren van de afrit [plaats] van de [snelweg] , het dumpen en het verbranden van afval op de afrit en het opzettelijk stichten van brand op de afrit. Subsidiair is dat telkens ten laste gelegd als de medeplichtigheid daaraan.
Ten aanzien van feit 1
Met betrekking tot het verweer dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het versperren van de [snelweg] , overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat onder het versperren van een weg in de zin van artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden verstaan het op een weg aanbrengen van een zodanige belemmering dat die weg niet toegankelijk is voor het bestemde gebruik. Onder het versperren valt niet alleen de handeling waardoor de belemmering ontstaat, maar ook het niet opheffen of laten voortduren van die belemmering.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat op de [snelweg] afval is gedumpt en in de brand is gestoken. Door het afval en de brand was de afrit naar [plaats] niet meer toegankelijk voor het bestemde gebruik. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank in zoverre vast dat sprake was van het versperren van de afrit van de [snelweg] , zoals bedoeld in de zin van artikel 162 Sr.
De rechtbank stelt voorts voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, gericht op het versperren van de [snelweg] . Verdachte en de medeverdachten hadden het gezamenlijke doel om de weg te versperren, door middel van het dumpen van afval en het verbranden daarvan. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook op de hoogte was van het feit dat brandstichting onderdeel was van het opgevatte plan. Verdachte en de medeverdachten hebben het plan gezamenlijk uitgevoerd. Verdachte en de medeverdachten hebben afgesproken om afval mee te nemen. In de nacht van 28 juli 2022 hebben zij elkaar getroffen bij de carpoolplaats, waarbij is afgesproken om het afval te dumpen. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachten gezamenlijk het afval gedumpt en in de brand gestoken, zodat de weg ook feitelijk versperd kon worden. Vanwege deze nauwe en bewuste samenwerking kan naar het oordeel van de rechtbank verdachte ook verantwoordelijk worden gehouden voor de feitelijke handelingen gepleegd door de medeplegers. Derhalve is verdachte niet alleen verantwoordelijk voor het afval dat hij zelf heeft gedumpt, maar ook voor het afval, waaronder het asbest, dat door de medeverdachten is gedumpt en voor het door de medeverdachten verbranden van het afval. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen dan ook bewezen en verwerpt het verweer van de raadsman hieromtrent.
Voor een bewezenverklaring van artikel 162 Sr is verder vereist dat door de versperring van de weg gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is geweest. De veiligheid van het verkeer is gewaarborgd indien het verkeer zonder ongevallen kan plaatsvinden. Artikel 162 Sr vereist niet dat er daadwerkelijk gevaar voor de veiligheid van het verkeer is ontstaan, maar dergelijk gevaar moet ten tijde van de versperring naar algemene ervaringsregels voorzienbaar geweest. Daarbij is irrelevant of verdachte het gevaar zelf heeft voorzien. Er dient een reële mogelijkheid te hebben bestaan dat het gevaar voor de verkeersveiligheid zich zou verwezenlijken. Het behoeft daarbij niet te gaan om levensgevaar of gevaar voor (ernstig) letsel, maar het kan ook gaan om gevaar voor schade aan voertuigen. Tot slot geldt dat het opzet op het te duchten gevaar niet bewezen hoeft te worden, aangezien dit gevolg aan het opzet is onttrokken.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat door het moedwillige handelen van verdachte en de medeverdachten de overige weggebruikers niet meer veilig gebruik konden maken van de rijbanen van de [snelweg] en dat het gevaar bestond dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden rijden. De rechtbank stelt voorop dat op een snelweg in beginsel altijd verkeer met hoge snelheid kan rijden, ongeacht het tijdstip. Uit het dossier is bovendien gebleken dat in de nacht van 28 juli 2022 aan de overkant van de afrit van [plaats] autos reden. Aan die kant van de weg zijn immers in die nacht ongelukken ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten een plotselinge belemmering van het verkeer in het leven geroepen die voor de weggebruikers niet te verwachten viel en waar zij geen rekening mee hoefden te houden. Daartoe overweegt de rechtbank dat het ging om een onverwachte en niet aangekondigde beperking of belemmering van de doorstroming van het verkeer. Daarnaast is van belang dat de afvaldumpingen en de brandstichting midden in de nacht plaatsvonden. Het dumpen van afval en het stichten van brand op de weg levert per definitie gevaar op voor de verkeersveiligheid, maar in de nacht is dat extra gevaarlijk aangezien het zicht op de weg aanzienlijk minder goed is dan overdag. De rechtbank overweegt daarnaast dat vuur in de nabijheid van de weg geen heldere verlichting geeft zoals betoogd door de verdediging, maar juist zorgt voor afleiding en het zicht op de weg ontneemt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ten tijde van de versperring van de [snelweg] gevaar voor de veiligheid van het verkeer naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was en dat een reële mogelijkheid bestond dat dit gevaar zich zou verwezenlijken. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. ten laste gelegde medeplegen van het versperren van de weg, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Nu feiten 2 en 3 met elkaar samenhangen en het verweer van de raadsman betrekking heeft op beide feiten, bespreekt de rechtbank deze feiten tezamen.
Onder verwijzing naar hetgeen bij feit 1. primair is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat ook bij de onder 2. primair en 3. primair ten laste gelegde feiten, het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen. Dit oordeel komt er kort gezegd op neer dat verdachte en de medeverdachten het gezamenlijke doel hadden om de weg te versperren, door middel van het dumpen van afval en het verbranden daarvan. Verdachte was ook op de hoogte van het feit dat brandstichting onderdeel was van het opgevatte plan en heeft meegewerkt aan de uitvoering daarvan. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Vanwege die nauwe en bewuste samenwerking kan verdachte, naast het afval dat hij zelf heeft gedumpt, ook verantwoordelijk worden gehouden voor het afval dat door de medeplegers is gedumpt en in brand is gestoken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2. primair ten laste gelegde medeplegen van het dumpen en verbranden van afval en het onder 3. primair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van [plaats] feiten 4, 5 en 6 De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 27 juli 2022 vraagt verdachte in een chatgesprek aan medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) of hij nog zand, grind of grofvuil heeft, omdat zij iets nodig hebben voor de actie van de aankomende nacht. [medeverdachten] antwoordt dat hij wel asbestplaten heeft liggen, waarop verdachte aangeeft dat dat akkoord is. Verdachte en medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) halen op 29 juli 2022 afval op bij [medeverdachten] .33 Dit afval bestaat uit houten pallets, autobanden34, oud papier en asbestplaten.35
In de avond van 31 juli 2022 komen verdachte, [medeverdachten] , medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) en medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) samen en maken zij een plan om in het kader van de boerenprotestacties in de aankomende nacht afval te dumpen bij de afslag [plaats] op de [snelweg] .36 Het plan is om asbest en pallets te dumpen en in de brand te steken.37 Het doel van de actie is de oprit van de weg te blokkeren.38 Nadat de afspraken zijn gemaakt, vertrekken verdachte, [medeverdachten] , [medeverdachten] en [medeverdachten] rond 02.30 uur.39 [medeverdachten] en [medeverdachten] rijden op de scooter vooruit naar de [snelweg] bij [plaats] om te kijken of er geen politie of andere mensen in de buurt zijn.40 Omstreeks 02.50 uur rijden verdachte en [medeverdachten] op de trekker met daarachter een kar met het afval dat zij eerder bij [medeverdachten] hebben opgehaald, in de richting van de oprit van de [snelweg] richting Drachten.41 Verdachte en [medeverdachten] halen het afval van de kar en dumpen dit op de weg.42 [medeverdachten] gooit een paar pallets op de afvalbult.43 Vervolgens gooit verdachte een kan met brandbare vloeistof over deze bult heen.44 Daarna steekt [medeverdachten] de afvalbult aan. 45 [medeverdachten] rent weg wanneer de bult in brand staat.46 [medeverdachten] gooit vervolgens een pallet op de afvalbult.47 Daarna rijden verdachte, [medeverdachten] , [medeverdachten] en [medeverdachten] weg.
Op 1 augustus 2022 omstreeks 03.00 uur krijgen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] opdracht zich te begeven naar de oprit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er pallets in de brand staan, dat er autobanden bij de pallets liggen en dat er asbestplaten op het vuur liggen.48 In de brandende stapel treffen zij een jerrycan aan en een envelop met daarop het adres van de vriendin van [medeverdachten] .49 Verbalisant [verbalisant] komt op 1 augustus 2022 in de loop van de dag ter plaatse bij de oprit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Hij ziet dat de gehele oprit geblokkeerd is door een afvalbult, die bestaat uit meerdere houten pallets, autobanden, papier dan wel karton en asbest gelijkend materiaal in de vorm van golfplaten.50 Verder ziet verbalisant [verbalisant] dat het materiaal op de afvalbult deels verbrand is en dat er op het wegdek van de [snelweg] roetplekken zijn en dat er gesmolten materiaal ligt.51 Uit nader onderzoek naar het gedumpte afval is gebleken dat er tussen het afval asbest zat.52
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de oprit van de [snelweg] in de richting van Drachten ter hoogte van [plaats] .53 Door het dumpen van het afval was de [snelweg] te [plaats] op 1 augustus 2022 niet toegankelijk voor de bestemde weggebruikers. Het gevaar op de weg bestond uit de in het donker op de weg liggende obstakels. Doordat het afval verspreid lag over de rijbaan, was de gehele oprit geblokkeerd. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel.54