ECLI:NL:RBNNE:2024:1720

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
18.196999.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het medeplegen van het versperren van de Rijksweg A7 en het stichten van brand tijdens boerenprotesten

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de boerenprotesten. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van het versperren van de Rijksweg A7, het dumpen en verbranden van afval, en het stichten van brand. De feiten vonden plaats in de nacht van 28 juli 2022 en 1 augustus 2022, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de weg versperde door grote hoeveelheden afval, waaronder asbest, te dumpen en in brand te steken. Dit leidde tot gevaar voor de verkeersveiligheid en goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten, vooral omdat de acties onaangekondigd en 's nachts plaatsvonden, wat het risico op ongelukken vergrootte. De vorderingen van de benadeelde partij Rijkswaterstaat werden niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank legde een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van 240 dagen op, met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank benadrukte dat het recht op vrijheid van meningsuiting en betoging niet kan leiden tot het plegen van strafbare feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-196999-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 7 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboorte datum] 1990 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2024 en 5 april
2024. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 7 mei 2024. De verdachte is verschenen op 4 april 2024, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek. Op 5 april 2024 is verdachte niet verschenen, wel is verschenen mr. H.C.L. Crozier. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten heeft versperd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders, onder meer een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, op een of meer plaatsen van het wegdek en/of in de berm van de afrit gestort en/of (een deel van) deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken en/of waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] , althans in Nederland, [medeverdachten] en/of een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de afrit [plaats] komende vanuit de richting Drachten van de [snelweg] heeft/hebben versperd, immers heeft/hebben die [medeverdachten] en/of een of meer anderen onder meer een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, op een of meer plaatsen van het wegdek en/of in de berm van de afrit gestort en/of (een deel van) deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaats] en/of nabij [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte, bij verschillende personen geïnformeerd naar afval en/of dit verzameld en/of vervolgens ter plaatse gebracht en/of op de uitkijk gestaan teneinde te waarschuwen als de politie in de buurt zou zijn;
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2022 nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten en/of in de berm althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, opzettelijk, zich heeft ontdaan van afvalstoffen te weten een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten waarin asbest was verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten en/of in de berm althans in Nederland, [medeverdachten] en/of een of meer anderen, opzettelijk, zich heeft/hebben ontdaan van afvalstoffen te weten een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten waarin asbest was verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaats] en/of nabij [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte, bij verschillende personen geïnformeerd naar afval en/of dit verzameld en/of vervolgens ter plaatse gebracht en/of op de uitkijk gestaan teneinde te waarschuwen als de politie in de buurt zou zijn;
3.
hij op of omstreeks 28 juli 2022 nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten met daarin asbest verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de afrit [plaats] van de [snelweg] en/of de zich aldaar bevindende berm, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaats] althans in de gemeente Opsterland en/of [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten, althans in Nederland,
[medeverdachten] en/of een of meer anderenopzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten met daarin asbest verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de afrit [plaats] van de [snelweg] en/of de zich aldaar bevindende berm, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaats] en/of nabij [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte, bij verschillende personen geïnformeerd naar afval en/of dit verzameld en/of vervolgens ter plaatse gebracht en/of op de uitkijk gestaan teneinde te waarschuwen als de politie in de buurt zou zijn;
4. hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te/nabij [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten heeft/hebben versperd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders, onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten en/of een jerrycan en/of papier en/of karton, althans een grote hoeveelheid afval, op een of meer plaatsen van het wegdek van de oprit en/of op de vluchtstrook gestort en/of deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachten] en/of een of meer anderen op of omstreeks 1 augustus 2022 te/nabij
[plaats] ,althans in de gemeente Westerkwartier, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten heeft/hebben versperd, immers heeft/hebben die
[medeverdachten] houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of jerrycans en/of papier en/of karton op het wegdek van de oprit gestort en/of deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 31 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte, afval verzameld en/of vervoerd en/of ter plaatse gebracht en/of op de uitkijk gestaan teneinde te waarschuwen als politie in de buurt zou zijn;
5. hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of jerrycans en/of papier en/of karton heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachten] en/of een of meer anderen op of omstreeks 1 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, op de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of een jerrycan en/of papier en/of karton heeft/hebben ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 31 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte, afval verzameld en/of vervoerd en/of ter plaatse gebracht en/of op de uitkijk gestaan teneinde te waarschuwen als politie in de buurt zou zijn;
6. hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of een jerrycan en/of papier en/of karton althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de oprit van de
[snelweg] en/of de berm in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachten] en/of een of meer anderen op of omstreeks 1 augustus 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, op de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen met onder meer houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of een jerrycan en/of papier en/of karton althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de oprit van de [snelweg] en/of de berm, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 31 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te [plaats] en/of [plaats] althans in Nederland, opzettelijke behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte, afval verzameld en/of vervoerd en/of ter plaatse gebracht en/of op de uitkijk gestaan teneinde te waarschuwen als politie in de buurt zou zijn;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te/nabij [plaats] , althans in de gemeente Westerkwartier, openlijk, te weten op (de oprit van) de snelweg [snelweg] richting Drachten, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een goed, althans meerdere goederen, te weten:
- houten pallets en/of vuilniszakken met inhoud en/of autobanden en/of golfplaten met asbest en/of een jerrycan en/of papier en/of karton; door:
open vuur in aanraking te brengen met die goederen althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5. primair en 6. primair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat verdachte geen goederen heeft gedumpt of in de brand heeft gestoken. Verdachte is slechts behulpzaam geweest bij het verzamelen van afval en het vervoeren van afval naar de locatie van de dumpingen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat bij de situatie op de afrit van de [snelweg] gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. Aangezien de brand al vanaf een afstand duidelijk zichtbaar was, zal elke automobilist afstand hebben gehouden van een brandend voorwerp in de buurt van de weg.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het medeplegen niet bewezen kan worden, aangezien verdachte geen goederen heeft gestort of in de brand heeft gestoken. Met betrekking tot het onder 2. subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen, met uitzondering van het dumpen van asbest en het verbranden van het afval.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen goederen heeft gedumpt of in de brand heeft gestoken.
Ten aanzien van feit 4
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4. primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat betwistbaar is dat verdachte een voldoende significante bijdrage aan het feit heeft geleverd. Met betrekking tot het onder 4.
subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen.
Ten aanzien van feit 5
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5. primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat betwistbaar is dat verdachte een voldoende significante bijdrage aan het feit heeft geleverd. Met betrekking tot het onder 5.
subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen.
Ten aanzien van feit 6
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6. primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat betwistbaar is dat verdachte een voldoende significante bijdrage aan het feit heeft geleverd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de brand door het toedoen van verdachte is ontstaan. Met betrekking tot het onder 6. subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van [plaats] , feiten 1, 2 en 3 Bewijsmiddelen1
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Algemeen
In de ochtend van 27 juli 2022 stuurt medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) in diverse WhatsAppgroepen de volgende berichten: Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan. Word niet een rondje rijden en gezellig zwaaien wil gaat er mee? We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij kiepers, wagens, tanken, mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, VOL MEE EN LEEG TERUG. In de loop van nacht, dichtbij huis! Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de wereld kan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien van onze beste kant! Samen zijn we sterker dan alleen.2
[medeverdachten] vindt dat zij een statement moeten maken door iets te doen bij de op- en afritten.3
Ten aanzien van [snelweg] : Afrit [plaats] rijrichting Groningen
Op 27 juli 2022 stuurt [medeverdachten] via WhatsApp aan medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) de volgende berichten: Ga je ook mee? Vannacht. Ik denk tussen 3 en 6. Een kieper vol mee hé. Wordt geen toer de trekker. Wagen of een stronttank. Je bent voor 7 uur sowieso weer thuis. Reken op je.4 [medeverdachten] antwoordt in het gesprek onder meer dat het moet lukken, dat hij nog even een paar gaat bellen en dat hij de anderen op de hoogte houdt.5 [medeverdachten] stuurt de berichten van [medeverdachten] over de actie door in een andere WhatsAppgroep en naar verdachte.6 Verdachte zegt in een chatgesprek met medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) dat hij vannacht even zijn karretje gaat wegbrengen met een kan diesel.7 Daarop vraagt
[medeverdachten] aan verdachte waar hij dat in brand wil steken.8 Verdachte stuurt daarop het bericht van [medeverdachten] over de actie door.9 [medeverdachten] vraagt vervolgens of ze vuur willen fikken10, waarop verdachte antwoordt onder meer.11 In een Whatsappgesprek met [medeverdachten] zegt verdachte dat [medeverdachten] en hij een aanhanger met grofvuil en autobanden hebben die zij graag willen opbranden die nacht. Ook vraagt verdachte aan [medeverdachten] of hij het goed vindt dat hij zijn spul in de brand steekt.12 [medeverdachten] antwoordt daarop dat dat wel kan.13
In de avond van 27 juli 2022 komen [medeverdachten] , [medeverdachten] en een ander persoon samen en bespreken zij de actie van de komende nacht.14 Gedurende de nacht van 27 juli 2022 op 28 juli 2022 houden [medeverdachten] en [medeverdachten] via WhatsApp contact met elkaar. [medeverdachten] zegt dat er klokslag 02.30 uur trekkers naar [plaats] moeten.15 Daarop geeft [medeverdachten] aan dat zij inmiddels met 10 trekkers zijn en dat zij bij [plaats] gaan dumpen in de rijrichting naar Groningen.16
In de nacht van 28 juli 2022 treffen verdachte, [medeverdachten] , [medeverdachten] en anderen elkaar bij een carpoolplaats nabij [plaats] en spreken zij af om het afval te gaan dumpen.17 Verdachte en [medeverdachten] rijden op een trekker met daar achter de kar van verdachte met daarin zakken met huishoudelijk afval, autobanden, plastic speelgoed18 en ijzer.19 [medeverdachten] rijdt op een trekker met daar achter een kieper vol met takken en snoeiafval.20 [medeverdachten] is op dat moment ook ter plaatse en zegt dat de lampen uitmoeten en dat ze niet op hun telefoons mogen.21 Vlak voordat de groep gaat dumpen hoort [medeverdachten] tegen de groep roepen of ze nog gaan dumpen of hier voor niets staan en dat ze anders de rotzooi weer mee naar huis moeten nemen.22 Verdachte en [medeverdachten] dumpen het afval uit de kar op de afrit.23 [medeverdachten] dumpt het afval op de middenberm.24 Op het moment dat [medeverdachten] het afval dumpt staan er al mensen klaar om de bulten aan te steken en staat de eerste afvalbult al in brand.25 Na de afvaldumpingen stuurt [medeverdachten] om 02.50 uur naar [medeverdachten] een foto van brandende spullen, waarop [medeverdachten] lachend reageert en zegt dat ze nog was gebleven en het had gezien.26
Omstreeks 03.40 uur krijgen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] opdracht zich te begeven naar de afrit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er afval, jerrycans, autobanden en ander vuilnis in de brand staat.27 De brand bevindt zich deels in de berm tussen de afrit en de snelweg en bedekt daarnaast de gehele afrit, waardoor deze niet meer toegankelijk is voor het verkeer.28 Door het vuilnis kunnen er geen voertuigen meer passeren. In een van de in de brand gestoken vuilniszakken wordt een brief aangetroffen met daarop naar later blijkt het adres van verdachte.29 Uit nader onderzoek naar het gedumpte afval op de afrit is gebleken dat er tussen het afval asbest zat.30
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de afrit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Op de afrit werden onder andere autobanden, huisvuil, oud ijzer, hooi, plastic en asbest gedumpt.31 Door het gedumpte afval en de brand op de afrit kon het verkeer niet meer veilig gebruikmaken van de rijbanen. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel.32
Nadere overwegingen
Onder feiten 1. primair, 2. primair en 3. primair wordt verdachte verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk versperren van de afrit [plaats] van de [snelweg] , het dumpen en het verbranden van afval op de afrit en het opzettelijk stichten van brand op de afrit. Subsidiair is dat telkens ten laste gelegd als de medeplichtigheid daaraan.
Ten aanzien van feit 1
Met betrekking tot het verweer dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het versperren van de [snelweg] , overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat onder het versperren van een weg in de zin van artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden verstaan het op een weg aanbrengen van een zodanige belemmering dat die weg niet toegankelijk is voor het bestemde gebruik. Onder het versperren valt niet alleen de handeling waardoor de belemmering ontstaat, maar ook het niet opheffen of laten voortduren van die belemmering.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat op de [snelweg] afval is gedumpt en in de brand is gestoken. Door het afval en de brand was de afrit naar [plaats] niet meer toegankelijk voor het bestemde gebruik. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank in zoverre vast dat sprake was van het versperren van de afrit van de [snelweg] , zoals bedoeld in de zin van artikel 162 Sr.
De rechtbank stelt voorts voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, gericht op het versperren van de [snelweg] . Verdachte en de medeverdachten hadden het gezamenlijke doel om de weg te versperren, door middel van het dumpen van afval en het verbranden daarvan. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook op de hoogte was van het feit dat brandstichting onderdeel was van het opgevatte plan. Verdachte en de medeverdachten hebben het plan gezamenlijk uitgevoerd. Verdachte en de medeverdachten hebben afgesproken om afval mee te nemen. In de nacht van 28 juli 2022 hebben zij elkaar getroffen bij de carpoolplaats, waarbij is afgesproken om het afval te dumpen. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachten gezamenlijk het afval gedumpt en in de brand gestoken, zodat de weg ook feitelijk versperd kon worden. Vanwege deze nauwe en bewuste samenwerking kan naar het oordeel van de rechtbank verdachte ook verantwoordelijk worden gehouden voor de feitelijke handelingen gepleegd door de medeplegers. Derhalve is verdachte niet alleen verantwoordelijk voor het afval dat hij zelf heeft gedumpt, maar ook voor het afval, waaronder het asbest, dat door de medeverdachten is gedumpt en voor het door de medeverdachten verbranden van het afval. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen dan ook bewezen en verwerpt het verweer van de raadsman hieromtrent.
Voor een bewezenverklaring van artikel 162 Sr is verder vereist dat door de versperring van de weg gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is geweest. De veiligheid van het verkeer is gewaarborgd indien het verkeer zonder ongevallen kan plaatsvinden. Artikel 162 Sr vereist niet dat er daadwerkelijk gevaar voor de veiligheid van het verkeer is ontstaan, maar dergelijk gevaar moet ten tijde van de versperring naar algemene ervaringsregels voorzienbaar geweest. Daarbij is irrelevant of verdachte het gevaar zelf heeft voorzien. Er dient een reële mogelijkheid te hebben bestaan dat het gevaar voor de verkeersveiligheid zich zou verwezenlijken. Het behoeft daarbij niet te gaan om levensgevaar of gevaar voor (ernstig) letsel, maar het kan ook gaan om gevaar voor schade aan voertuigen. Tot slot geldt dat het opzet op het te duchten gevaar niet bewezen hoeft te worden, aangezien dit gevolg aan het opzet is onttrokken.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat door het moedwillige handelen van verdachte en de medeverdachten de overige weggebruikers niet meer veilig gebruik konden maken van de rijbanen van de [snelweg] en dat het gevaar bestond dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden rijden. De rechtbank stelt voorop dat op een snelweg in beginsel altijd verkeer met hoge snelheid kan rijden, ongeacht het tijdstip. Uit het dossier is bovendien gebleken dat in de nacht van 28 juli 2022 aan de overkant van de afrit van [plaats] autos reden. Aan die kant van de weg zijn immers in die nacht ongelukken ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten een plotselinge belemmering van het verkeer in het leven geroepen die voor de weggebruikers niet te verwachten viel en waar zij geen rekening mee hoefden te houden. Daartoe overweegt de rechtbank dat het ging om een onverwachte en niet aangekondigde beperking of belemmering van de doorstroming van het verkeer. Daarnaast is van belang dat de afvaldumpingen en de brandstichting midden in de nacht plaatsvonden. Het dumpen van afval en het stichten van brand op de weg levert per definitie gevaar op voor de verkeersveiligheid, maar in de nacht is dat extra gevaarlijk aangezien het zicht op de weg aanzienlijk minder goed is dan overdag. De rechtbank overweegt daarnaast dat vuur in de nabijheid van de weg geen heldere verlichting geeft zoals betoogd door de verdediging, maar juist zorgt voor afleiding en het zicht op de weg ontneemt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ten tijde van de versperring van de [snelweg] gevaar voor de veiligheid van het verkeer naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was en dat een reële mogelijkheid bestond dat dit gevaar zich zou verwezenlijken. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. ten laste gelegde medeplegen van het versperren van de weg, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Nu feiten 2 en 3 met elkaar samenhangen en het verweer van de raadsman betrekking heeft op beide feiten, bespreekt de rechtbank deze feiten tezamen.
Onder verwijzing naar hetgeen bij feit 1. primair is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat ook bij de onder 2. primair en 3. primair ten laste gelegde feiten, het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen. Dit oordeel komt er kort gezegd op neer dat verdachte en de medeverdachten het gezamenlijke doel hadden om de weg te versperren, door middel van het dumpen van afval en het verbranden daarvan. Verdachte was ook op de hoogte van het feit dat brandstichting onderdeel was van het opgevatte plan en heeft meegewerkt aan de uitvoering daarvan. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Vanwege die nauwe en bewuste samenwerking kan verdachte, naast het afval dat hij zelf heeft gedumpt, ook verantwoordelijk worden gehouden voor het afval dat door de medeplegers is gedumpt en in brand is gestoken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2. primair ten laste gelegde medeplegen van het dumpen en verbranden van afval en het onder 3. primair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van [plaats] feiten 4, 5 en 6 De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 27 juli 2022 vraagt verdachte in een chatgesprek aan medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) of hij nog zand, grind of grofvuil heeft, omdat zij iets nodig hebben voor de actie van de aankomende nacht. [medeverdachten] antwoordt dat hij wel asbestplaten heeft liggen, waarop verdachte aangeeft dat dat akkoord is. Verdachte en medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) halen op 29 juli 2022 afval op bij [medeverdachten] .33 Dit afval bestaat uit houten pallets, autobanden34, oud papier en asbestplaten.35
In de avond van 31 juli 2022 komen verdachte, [medeverdachten] , medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) en medeverdachte [medeverdachten] (hierna: [medeverdachten] ) samen en maken zij een plan om in het kader van de boerenprotestacties in de aankomende nacht afval te dumpen bij de afslag [plaats] op de [snelweg] .36 Het plan is om asbest en pallets te dumpen en in de brand te steken.37 Het doel van de actie is de oprit van de weg te blokkeren.38 Nadat de afspraken zijn gemaakt, vertrekken verdachte, [medeverdachten] , [medeverdachten] en [medeverdachten] rond 02.30 uur.39 [medeverdachten] en [medeverdachten] rijden op de scooter vooruit naar de [snelweg] bij [plaats] om te kijken of er geen politie of andere mensen in de buurt zijn.40 Omstreeks 02.50 uur rijden verdachte en [medeverdachten] op de trekker met daarachter een kar met het afval dat zij eerder bij [medeverdachten] hebben opgehaald, in de richting van de oprit van de [snelweg] richting Drachten.41 Verdachte en [medeverdachten] halen het afval van de kar en dumpen dit op de weg.42 [medeverdachten] gooit een paar pallets op de afvalbult.43 Vervolgens gooit verdachte een kan met brandbare vloeistof over deze bult heen.44 Daarna steekt [medeverdachten] de afvalbult aan. 45 [medeverdachten] rent weg wanneer de bult in brand staat.46 [medeverdachten] gooit vervolgens een pallet op de afvalbult.47 Daarna rijden verdachte, [medeverdachten] , [medeverdachten] en [medeverdachten] weg.
Op 1 augustus 2022 omstreeks 03.00 uur krijgen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] opdracht zich te begeven naar de oprit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er pallets in de brand staan, dat er autobanden bij de pallets liggen en dat er asbestplaten op het vuur liggen.48 In de brandende stapel treffen zij een jerrycan aan en een envelop met daarop het adres van de vriendin van [medeverdachten] .49 Verbalisant [verbalisant] komt op 1 augustus 2022 in de loop van de dag ter plaatse bij de oprit van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Hij ziet dat de gehele oprit geblokkeerd is door een afvalbult, die bestaat uit meerdere houten pallets, autobanden, papier dan wel karton en asbest gelijkend materiaal in de vorm van golfplaten.50 Verder ziet verbalisant [verbalisant] dat het materiaal op de afvalbult deels verbrand is en dat er op het wegdek van de [snelweg] roetplekken zijn en dat er gesmolten materiaal ligt.51 Uit nader onderzoek naar het gedumpte afval is gebleken dat er tussen het afval asbest zat.52
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de oprit van de [snelweg] in de richting van Drachten ter hoogte van [plaats] .53 Door het dumpen van het afval was de [snelweg] te [plaats] op 1 augustus 2022 niet toegankelijk voor de bestemde weggebruikers. Het gevaar op de weg bestond uit de in het donker op de weg liggende obstakels. Doordat het afval verspreid lag over de rijbaan, was de gehele oprit geblokkeerd. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel.54
Onder feiten 4. primair, 5. primair en 6. primair wordt verdachte verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk versperren van de [snelweg] bij [plaats] , het medeplegen van het dumpen en verbranden van afval en het medeplegen van het stichten van brand. Subsidiair is dat telkens ten laste gelegd als de medeplichtigheid daaraan. Onder feit 6. meer subsidiair wordt verdachte het openlijk plegen van geweld tegen goederen verweten.
Met betrekking tot het verweer dat het medeplegen niet bewezen kan worden, overweegt de rechtbank als volgt.
Ook hier stelt de rechtbank voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt vast dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat op de oprit [plaats] van de [snelweg] afval is gedumpt en dat dit afval in de brand is gestoken. Als gevolg daarvan was de [snelweg] niet meer afdoende toegankelijk voor het bestemde gebruik en was er gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten. Het gevaar bestond daarbij uit het risico dat de weggebruikers tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat sprake was van het versperren van de oprit van de [snelweg] , zoals bedoeld in de zin van artikel 162 Sr.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten gericht op het versperren van de [snelweg] . De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en de medeverdachten het gezamenlijke doel hadden om de weg te versperren, door middel van het dumpen van afval, waaronder asbest, en het verbranden daarvan. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook op de hoogte was van het feit dat brandstichting onderdeel was van het opgevatte plan. Verdachte en de medeverdachten hebben gezamenlijk het afval gedumpt en in brand gestoken, zodat de weg ook feitelijk versperd kon worden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het feit en dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4. primair ten laste gelegde medeplegen van het versperren van de weg, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Nu feiten 5 en 6 met elkaar samenhangen en het verweer van de raadsman betrekking heeft op beide feiten, bespreekt de rechtbank deze feiten tezamen.
Met betrekking tot het verweer dat het medeplegen niet bewezen kan worden, overweegt de rechtbank als volgt.
Onder verwijzing naar hetgeen bij feit 4. primair is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat ook bij de onder 5. primair en 6. primair ten laste gelegde feiten, het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen. Dit oordeel komt er kort gezegd op neer dat verdachte en de medeverdachten het gezamenlijke doel hadden om de weg te versperren, door middel van het dumpen van afval en het verbranden daarvan.
Verdachte was ook op de hoogte van het feit dat brandstichting onderdeel was van het opgevatte plan. Verdachte en de medeverdachten hebben gezamenlijk het afval gedumpt en in de brand gestoken, zodat de weg ook feitelijk versperd kon worden. Door het afval en de brand was de oprit naar [plaats] niet meer toegankelijk voor het bestemde gebruik en was er gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten.
Door de brandstichting was er gemeen gevaar voor het wegdek en de berm te duchten.
Met betrekking tot het verweer dat niet bewezen kan worden dat de brand door het toedoen van verdachte is ontstaan, overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen genoegzaam dat verdachte en zijn medeverdachten het gedumpte afval hebben aangestoken, wat als gevolg daarvan heeft gebrand. Daartoe overweegt de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachten] heeft verklaard dat toen de bult in de brand stond, medeverdachte [medeverdachten] erbij wegrende. De verbalisanten die niet veel later ter plaatse zijn gekomen, hebben vervolgens gezien dat er pallets in de brand stonden en dat er asbestplaten op het vuur lagen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5. ten laste gelegde medeplegen van het dumpen van afval en het verbranden daarvan en aan het onder 6. primair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De rechtbank acht de onder 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5. primair en 6. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primairhij op 28 juli 2022, nabij [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten heeft versperd, immers hebben verdachte zijn mededaders, onder meer een hoeveelheid vuilniszakken met afval en jerrycans en autobanden en golfplaten en plastic en oud ijzer en takken en tuinafval en hooi, op een of meer plaatsen van het wegdek en in de berm van de afrit gestort en een deel van deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
primair
hij op 28 juli 2022 nabij [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten en in de berm, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk zich heeft ontdaan van afvalstoffen te weten een hoeveelheid vuilniszakken met afval en jerrycans en autobanden en golfplaten waarin asbest was verwerkt en plastic en oud ijzer en takken en tuinafval en hooi, door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten en te verbranden.
3. primairhij op 28 juli 2022 nabij [plaats] op de afrit [plaats] van de [snelweg] komende vanuit de richting Drachten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een hoeveelheid vuilniszakken met afval en jerrycans en autobanden en golfplaten met daarin asbest verwerkt en plastic en oud ijzer en takken en tuinafval en hooi, ten gevolge waarvan voormelde goederen gedeeltelijk zijn verbrand en brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de afrit [plaats] van de [snelweg] en de zich aldaar bevindende berm te duchten was.
4. primairhij op 1 augustus 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten heeft versperd, immers hebben verdachte en zijn mededaders onder meer houten pallets en vuilniszakken met inhoud en autobanden en golfplaten en een jerrycan en papier en karton, op een of meer plaatsen van het wegdek van de oprit gestort en deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
5. primairhij op 1 augustus 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, op de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten onder meer houten pallets en vuilniszakken met inhoud en autobanden en golfplaten met asbest en een jerrycan en papier en karton heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten en te verbranden.
6. primairhij op 1 augustus 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, op de toerit van de snelweg [snelweg] richting Drachten opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met onder meer houten pallets en vuilniszakken met inhoud en autobanden en golfplaten met asbest en een jerrycan en papier en karton, ten gevolge waarvan voormelde goederen gedeeltelijk zijn verbrand en brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de oprit van de [snelweg] en de berm te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, voor zover zij tot een bewezenverklaring komt, eendaadse samenloop aan te nemen met betrekking tot de onder 1., 2. en 3 ten laste gelegde feiten en met betrekking tot de onder 4., 5. en 6. ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop en overweegt daartoe als volgt.
Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
Hoewel de bewezen verklaarde gedragingen een zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank overweegt daartoe dat de strekkingen van de betreffende strafbepalingen aanzienlijk uiteenlopen. Zo beoogt artikel 162 Sr de veiligheid van het wegverkeer tegen gevaarlijke handelingen van personen te beschermen, terwijl artikel 10.2 Wet Milieubeheer het milieu beoogt te beschermen tegen ongewenste vormen van het beheer van afvalstoffen. Artikel 157 Sr beoogt personen en goederen te beschermen tegen concreet gevaar dat door brandstichting ontstaat. Naar het oordeel van de rechtbank houden de bewezen verklaarde feiten daarentegen wel meerdaadse samenloop in.
De rechtbank kwalificeert de bewezen verklaarde feiten als volgt:
primair medeplegen van opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor deveiligheid van het verkeer te duchten is.
primair medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wetmilieubeheer, opzettelijk begaan.
primair medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen teduchten is.
primair medeplegen van opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor deveiligheid van het verkeer te duchten is.
primair medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wetmilieubeheer, opzettelijk begaan.
primair medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen teduchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1. primair, 2. primair, 3.
primair, 4. primair, 5. primair en 6. primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 191 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen, gelet op de door hem ingenomen standpunten, het tijdsverloop en het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 10 juni 2022 heeft het kabinet de stikstofplannen voor de agrarische sector gepresenteerd. De plannen houden in dat in veel delen van Nederland de stikstofuitstoot fors moet worden teruggedrongen. Het gevolg daarvan is dat niet alle boeren door kunnen gaan met hun bedrijf. Naar aanleiding van de stikstofplannen vinden er in de zomer van 2022 in heel Nederland boerenprotesten plaats. Zo worden er onder andere demonstraties gehouden, worden snelwegen en distributiecentra geblokkeerd en worden omgekeerde vlaggen opgehangen.
Verdachte is in de nacht van 28 juli 2022 bij de afrit [plaats] van de [snelweg] en in de nacht van 1 augustus 2022 bij de oprit [plaats] van de [snelweg] betrokken geweest bij boerenprotesten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de weg versperd door daarop grote hoeveelheden afval, waaronder asbest, te dumpen en in de brand te steken. Als gevolg daarvan is er gevaar voor het verkeer en voor goederen te duchten geweest. Verdachte heeft naar eigen zeggen meegedaan aan de acties uit onvrede over het beleid van de overheid.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Het dumpen en verbranden van afval, waaronder asbest, buiten een daarvoor bestemde inrichting levert niet alleen gevaar op voor de volksgezondheid, maar is daarnaast gevaarlijk voor het milieu. Het versperren van een weg door daar afval op te dumpen en te verbranden is gevaarlijk omdat het de normale verkeersstroom verstoort en kan leiden tot verkeersopstoppingen en verkeersongevallen.
Nietsvermoedende weggebruikers kunnen plotseling worden geconfronteerd met obstakels op de weg, wat vervolgens kan leiden tot abrupte manoeuvres en mogelijke aanrijdingen. Bovendien kunnen hulpdiensten belemmerd worden in de uitoefening van hun taak. Wat deze bewezen verklaarde feiten nog kwalijker maakt, is dat ze onaangekondigd waren en s nachts plaatsvonden. Het behoeft geen uitleg dat s nachts het zicht op de weg minder goed is en dat de kans op ongelukken daarmee groter is. Gelukkig hebben er naar aanleiding van de door verdachte gepleegde feiten geen ongelukken plaatsgevonden en is er alleen schade aan de weg en de berm geweest. Dit had echter zo maar anders kunnen zijn. Uit het dossier blijkt namelijk dat in de nacht van 28 juli 2022 bij de oprit [plaats] wel ongelukken zijn ontstaan, doordat weggebruikers over het aldaar gedumpte afval heen zijn gereden.
De rechtbank overweegt dat het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op betoging fundamentele rechten betreffen die essentieel zijn in een democratische samenleving. Voornoemde rechten kunnen echter nooit een vrijbrief zijn voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelen de wettelijke grenzen fors overschreden. Als gevolg van dit handelen zijn er levensgevaarlijke situaties in het leven geroepen voor andere nietsvermoedende weggebruikers, die overigens ook niet verantwoordelijk zijn voor de plannen van het kabinet waartegen verdachte protesteerde. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van 22 februari 2024. Uit die documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het advies van Reclassering Nederland van 8 maart 2024. Uit het advies blijkt dat verdachte van 5 augustus 2022 tot en met 22 september 2022 gedetineerd is geweest, waarna zijn voorlopige hechtenis is geschorst onder een aantal voorwaarden, waaronder een reclasseringstoezicht. De schorsingsperiode is positief verlopen en verdachte heeft zich sinds het begin daarvan ontvankelijk opgesteld voor de aangeboden hulp en begeleiding. De reclassering schat het risico op recidive in als laag tot gemiddeld. De reclassering ziet het gezin van verdachte en zijn intrinsieke motivatie voor gedragsverandering als beschermende factoren. Daarentegen ziet de reclassering ook risicofactoren, deze zijn gelegen op het gebied van het psychosociaal functioneren van verdachte en zijn houding. Verdachte heeft een gebrekkige impulsbeheersing en heeft de neiging om dingen te bagatelliseren. Inmiddels is verdachte in behandeling bij De Waag waarbij met EMDR-therapie wordt gewerkt aan het verwerken van traumatische gebeurtenissen en waarbij aandacht is voor impulsbeheersing, het leren omgaan met stress en het anders leren denken. Omdat de reclassering het van belang acht dat de behandeling wordt voortgezet, adviseert zij bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en het hebben van dagbesteding.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ondanks de ernst van de feiten, zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 49 dagen. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke detentie niet meer opportuun is, gelet op het positieve verloop van het lange schorsingstoezicht en het reeds ingezette zorgtraject.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om deze straf te matigen en zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan 191 dagen voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden verbinden, waaraan verdachte zich gedurende een proeftijd van twee jaren moet houden. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank naast de gevangenisstraf een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uren opleggen.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Rijkswaterstaat met betrekking tot [plaats] (feiten 1, 2 en 3), tot een bedrag van 28.453,59 ter zakevan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Rijkswaterstaat met betrekking tot [plaats] (feiten 4, 5 en 6), tot een bedrag van 16.925,61 ter zakevan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie

Rijkswaterstaat

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels, namelijk tot een bedrag van 18.403,13, hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging

Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing van de vorderingen dan wel wegens het ontbreken van een machtiging waaruit blijkt dat de indiener van de vordering daartoe namens Rijkswaterstaat bevoegd is. De raadsman heeft aangevoerd dat het op basis van de onderbouwing van de vorderingen onvoldoende duidelijk is wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en waar deze schade exact uit bestaat. Daarnaast is het onduidelijk of een bedrag aan schade is betaald of nog zal worden betaald.
Oordeel van de rechtbank

Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat
Hoewel het voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van de onder 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5. primair en 6. primair bewezen verklaarde feiten, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De rechtbank overweegt daartoe dat de vorderingen niet zijn onderbouwd met notas dan wel facturen, maar slechts met een aangifte en een schadeoverzicht. Op basis van die stukken kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden vastgesteld wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en welke kosten er door de benadeelde partij zijn gemaakt. De vorderingen en de hoogte daarvan zijn door de verdediging gemotiveerd betwist. Ter zitting is namens de benadeelde partij niemand verschenen om toelichting te geven op de vordering. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van de vorderingen zou, mede gelet op de betwisting daarvan, een uitgebreide behandeling vereisen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), aangezien zij over onvoldoende informatie beschikt om een reële inschatting te kunnen maken van de geleden schade. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank heeft gelet op
  • de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 157 en 162 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten; - artikel 10.2 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5. primair en 6. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 191 dagenniet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bijReclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, en dat hij zich daarna gedurende de proeftijd zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat noodzakelijkacht, onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat noodzakelijkacht, inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur, zulks ter beoordeling van de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
  • een taakstraf voor de duur van 200 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat Rijkswaterstaat zijn eigen proceskosten draagt.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat Rijkswaterstaat zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2024.
Eindnoten
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier NNRAB22004 Vors met nummer 2022195382 d.d. 2 januari 2023, doorgenummerd 1 tot en met 1281.
Paginas 974 tot en met 976.
Pagina 972
Paginas 372 tot en met 374.
Paginas 373 tot en met 375.
Pagina 262-A.
Pagina 262-A.
Pagina 262-A.
Pagina 262-A.
Pagina 262-A.
Pagina 262-A. 12 Paginas 105 en 106
13. Pagina 107.
14. Pagina 972.
15. Paginas 380 en 381.
16. Paginas 386 en 387.
17. Paginas 744 en 884.
18. Pagina 745.
19. Pagina 643.
20. Pagina 883.
21. Pagina 641.
22. Pagina 943.
23. Paginas 755 en 944.
24. Pagina 884.
25. Pagina 883.
26. Pagina 389.
27. Pagina 141.
28. Pagina 145.
29. Pagina 141.
30. Pagina 16
31. Pagina 522.
32. Pagina 522.
33. Paginas 262-A en 758.
34. Pagina 759.
35. Pagina 799.
36. Paginas 514 en 515.
37. Pagina 515.
38. Pagina 604.
39. Pagina 515.
40. Pagina 682.
41. Paginas 44, 45, 745 en 746.
42. Pagina 747.
43. Pagina 692.
44. Pagina 682.
45. Pagina 747
46. Pagina 693.
47. Pagina 747.
48. Pagina 150.
49. Paginas 150 en 799.
50. Pagina 6.
51. Pagina 6.
52. Pagina 41.
53. Pagina 496.
54. Pagina 497.