ECLI:NL:RBNNE:2024:1718

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
18-233602-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het medeplegen van het versperren van de Rijksweg A7 en het dumpen van afval in het kader van boerenprotesten

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de boerenprotesten op de Rijksweg A7. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van 240 dagen en een taakstraf van 200 uren. De verdachte was op 28 juli 2022 betrokken bij het versperren van de weg en het dumpen van afval, waarbij zij een belangrijke rol speelde in de organisatie van de actie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die gevaar voor de verkeersveiligheid met zich meebrachten. De verdachte had voorafgaand aan de actie mensen opgeroepen om deel te nemen aan de actie en had instructies gegeven over het dumpen van afval. De rechtbank benadrukte dat het dumpen van afval, waaronder asbest, niet alleen gevaarlijk was voor de volksgezondheid, maar ook voor het milieu. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen, waaronder Rijkswaterstaat, deels toegewezen en deels niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk stichten van brand, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op dit feit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als moeder van twee jonge kinderen en het lage recidiverisico.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-233602-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 7 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2024 en 8 april 2024. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 7 mei 2024. De verdachte is verschenen op 4 april 2024 en 8 april 2024, telkens bijgestaan door mr. A. de Haan , advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg]
komende vanuit de richting [plaatsnaam] heeft versperd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van haar mededaders, onder meer een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, op een of meer plaatsen van het wegdek en/of in de berm van de afrit gestort en/of (een deel van) deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken en/of waardoor er geen voertuigen meer konden passeren,
terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] , althans in Nederland, [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of een of meer anderen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de afrit [plaatsnaam] komende
vanuit de richting [plaatsnaam] van de [snelweg] heeft/hebben versperd, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of een of meer anderen ondermeer een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, op een of meer plaatsen van het wegdek en/of in de berm van de afrit gestort en/of (een deel van) deze voorwerpen vervolgens in de brand gestoken, waardoor er geen voertuigen meer
konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaatsnaam] , althans in Nederland, door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt, immers heeft verdachte, in een of meer WhatsAppgroepen berichten verspreid met de volgende inhoud:
"Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? " en/of
"We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan"
en/of
"Wordt niet een rondje rijden en gezellig zwaaien.. wie gaat er mee?" en/of
"We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij kiepers,wagens,tanken,mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, vol
mee en leeg terug. In de loop van nacht, dichtbij huis!
Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de
wereld kan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien
van onze beste kant Samen zijn we sterker dan alleen." en/of
aan [medeverdachte] WhatsApp berichten verzonden met de volgende inhoud (zakelijk weergegeven):
"of hij vannacht meegaat, denkt dat het tussen 3 en 6 gaat plaatsvinden en dat er een volle kieper mee moet en/of een wagen of een stronttank mee je bent voor 7 uur sowieso weer thuis en/of reken op je en/of dat er meer bij moeten";
2.
zij op of omstreeks 28 juli 2022 nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] op de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] komende vanuit de richting [plaatsnaam] en/of in de berm althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, opzettelijk, zich heeft ontdaan van afvalstoffen te weten een hoeveelheid
vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten waarin asbest was verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] op de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] komende vanuit de richting [plaatsnaam] en/of in de berm, althans in Nederland, [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of een of meer anderen, opzettelijk, zich heeft/hebben ontdaan van afvalstoffen te weten een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten waarin asbest was verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of
hooi, althans een grote hoeveelheid afval, door deze - al dan niet in verpakking - buiten
een inrichting te storten, anderszins op en/of in de bodem te brengen en/of te verbranden,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaatsnaam] , althans in Nederland, door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt immers heeft verdachte, in een of meer WhatsAppgroepen berichten verspreid met de volgende inhoud:
"Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? " en/of
"We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan" en/of
"Wordt niet een rondje rijden en gezellig zwaaien.. wie gaat er mee?" en/of
"We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij
kiepers,wagens,tanken,mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, VOL
MEE ENLEEG TERUG. In de loop van nacht, dichtbij huis!
Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de
Wereld kan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien van onze beste kant Samen zijn we sterker dan alleen." en/of
aan [medeverdachte] WhatsApp berichten verzonden met de volgende inhoud (zakelijk weergegeven):
"of hij vannacht meegaat, denkt dat het tussen 3 en 6 gaat plaatsvinden en dat er een volle kieper mee moet en/of een wagen of een stronttank mee je bent voor 7 uur sowieso weer thuis en/of reken op je en/of dat er meer bij moeten";
3.
zij op of omstreeks 28 juli 2022 nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] op de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] komende vanuit de richting [plaatsnaam] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten met daarin asbest verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi, althans een grote hoeveelheid afval, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] en/of de zich aldaar bevindende berm, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat op of omstreeks 28 juli 2022, nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] op de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] komende vanuit de richting [plaatsnaam] , althans in Nederland, [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of een of meer anderen opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen
met een hoeveelheid vuilniszakken met afval en/of jerrycans en/of autobanden en/of golfplaten met daarin asbest verwerkt en/of plastic en/of oud ijzer en/of takken en/of tuinafval en/of hooi ten gevolge waarvan voormelde goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek van de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] en/of de zich aldaar bevindende berm, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaatsnaam] , althans in Nederland, door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt immers heeft verdachte, in een of meer WhatsAppgroepen berichten verspreid met de volgende inhoud:
"Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? " en/of
"We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan" en/of
"Wordt niet een rondje rijden en gezellig zwaaien.. wie gaat er mee?" en/of
"We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij
kiepers,wagens,tanken,mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, vol
mee en leeg terug. In de loop van nacht, dichtbij huis!
Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de
wereldkan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien van onze beste kant Samen zijn we sterker dan alleen." en/of
aan [medeverdachte] whatsapp berichten verzonden met de volgende inhoud (zakelijk
weergegeven):
"of hij vannacht meegaat, denkt dat het tussen 3 en 6 gaat plaatsvinden en dat er een volle kieper mee moet en/of een wagen of een stronttank mee je bent voor 7 uur sowieso weer thuis en/of reken op je en/of dat er meer bij moeten;
4.
zij op of omstreeks 28 juli 2022, te/nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de [snelweg] komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] (onderzoek [naam] ) en de toerit [plaatsnaam] naar de [snelweg] en twee rijstroken komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] (onderzoek [naam] ), heeft versperd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van haar mededaders, -onder meer een grote hoeveelheid autobanden en/of pallets hout en/of een hoeveelheid grond en/of palen,
althans een grote hoeveelheid afval, op beide rijstroken van het wegdek gestort en
-een grote hoeveelheid modder en/of zand op de toerit en twee rijstroken gestort,
waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat tot op heden onbekend gebleven personen op of omstreeks 28 juli 2022, te/nabij
[plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en nabij [plaatsnaam] althans in de
gemeente [naam] en/of [naam] , althans in Nederland, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de [snelweg] komende uit de richting [plaatsnaam] gaande in de richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] , (onderzoek [naam] ) en de toerit [plaatsnaam] naar de [snelweg] en twee rijstroken komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] (onderzoek [naam] ), heeft/hebben versperd, immers heeft/hebben een of meer personen
-een grote hoeveelheid autobanden en/of pallets hout en/of een hoeveelheid grond en/of palen, althans een grote hoeveelheid afval, op beide rijstroken van het wegdek gestort en
-een grote hoeveelheid modder en/of zand op de oprit en twee rijstroken gestort,
waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaatsnaam] , althans in Nederland, door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt immers heeft verdachte, in een of meer WhatsAppgroepen berichten verspreid met de volgende inhoud:
"Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? "en/of
"We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan" en/of
"Wordt niet een rondje rijden en gezellig zwaaien.. wie gaat er mee?" en/of
"We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij kiepers,wagens,tanken,mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, vol
mee en leeg terug. In de loop van nacht, dichtbij huis!
Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de
wereld kan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien van onze beste kant. Samen zijn we sterker dan alleen.";
5.
zij op of omstreeks 28 juli 2022, te/nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] , althans in Nederland, op twee rijstroken van de [snelweg] komende uit de richting [plaatsnaam] en gaan richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] , (onderzoek [naam] ) en de toerit [plaatsnaam] naar de [snelweg] en twee rijstroken komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] (onderzoek [naam] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten een grote hoeveelheid autobanden en/of pallets hout en/of een hoeveelheid grond en/of palen,
en een grote hoeveelheid modder en/of zand heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
tot op heden onbekend gebleven personen op of omstreeks 28 juli 2022, te/nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en nabij [plaatsnaam] althans in de gemeente [naam] en/of [naam] , althans in Nederland, op twee rijstroken van de [snelweg] komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] , (onderzoek [naam] ) en op de oprit [plaatsnaam] naar de [snelweg] en twee rijstroken komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] (onderzoek [naam] ), opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten een grote hoeveelheid autobanden en/of pallets hout en/of een hoeveelheid grond en/of palen, en een grote hoeveelheid modder en/of zand heeft/hebben ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 28 juli 2022 te [plaatsnaam] , althans in Nederland, door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt immers heeft verdachte, in een of meer WhatsAppgroepen berichten verspreid met de volgende inhoud:
"Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? " en/of
"We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan"
en/of
"Wordt niet een rondje rijden en gezellig zwaaien.. wie gaat er mee?" en/of
"We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij kiepers,wagens,tanken,mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, vol
mee en leeg terug. In de loop van nacht, dichtbij huis!
Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de
wereld kan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien van onze beste kant. Samen zijn we sterker dan alleen."

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen, omdat er geen nauwe en bewuste samenwerking was tussen verdachte en de medeverdachten gericht op het versperren van de weg, het dumpen en het verbranden van afval en het stichten van brand. Verdachte heeft de weg niet versperd, heeft geen afval gedumpt en heeft niets in de brand gestoken. Voorafgaand aan de versperringen, de afvaldumpingen en de brandstichting heeft verdachte in diverse whatsappgroepen een algemene oproep over de actie verspreid. In de oproep is echter niet gesproken over waar en hoe laat de actie zou plaatsvinden. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte na het verspreiden van de oproep ruchtbaarheid aan haar actie heeft gegeven of dat zij concrete aanwijzingen dan wel opdrachten heeft gegeven over de uitvoering van de actie. Verder blijkt uit het dossier dat verdachte pas bij [plaatsnaam] ter plaatse kwam, nadat het storten van het afval en het stichten van brand al had plaatsgevonden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feiten 4 en 5
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 4. primair en 5. primair ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen, omdat er geen nauwe en bewuste samenwerking was tussen verdachte en de medeverdachten gericht op het versperren van de weg en het dumpen en verbranden van afval. Verdachte heeft de weg niet versperd en heeft geen afval gedumpt. Voorafgaand aan de versperringen en de afvaldumpingen heeft verdachte in diverse whatsappgroepen een algemene oproep over de actie verspreid. In de oproep wordt echter niet gesproken over waar en hoe laat de actie zou plaatsvinden. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte na het verspreiden van de oproep meer ruchtbaarheid aan haar actie heeft gegeven of dat zij concrete aanwijzingen dan wel opdrachten heeft gegeven over de uitvoering van de actie. Verder blijkt uit het dossier dat verdachte kort voorafgaand aan of tijdens de versperring niet in [plaatsnaam] aanwezig is geweest en pas bij [plaatsnaam] ter plaatse kwam nadat het storten van het afval al had plaatsgevonden.
Met betrekking tot de onder 4. subsidiair en 5. subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte als uitlokker anderen doen heeft besluiten de ten laste gelegde feiten te begaan. Het is onbekend gebleven door welke personen het afval op de weg is gedumpt waarmee de weg is versperd. Daardoor kan niet worden vastgesteld of deze personen door de oproep van verdachte zijn aangezet tot het plegen van de strafbare feiten. Daarnaast geldt dat indien bij de onbekend gebleven personen andere omstandigheden aan de orde zijn geweest die hebben bijgedragen aan het besluit afval te dumpen, evenmin kan worden vastgesteld of de oproep van verdachte daarbij doorslaggevend is geweest.
Oordeel van de rechtbankBewijsmiddelen [1]
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Algemeen
In de ochtend van 27 juli 2022 stuurt verdachte in diverse WhatsAppgroepen de volgende berichten: “Zijn er hier nog mensen die mee willen morgen? We zijn bezig met een actie maar ligt er even aan hoeveel er mee willen gaan. Word niet een rondje rijden en gezellig zwaaien… Wil gaat er mee? We willen met minimaal +50 een harde actie met daarbij kiepers, wagens, tanken, mestverspreiders of wat anders waar goed veel in kan, VOL MEE EN LEEG TERUG. In de loop van nacht, dichtbij huis! Morgen is de actie van A1 en hopelijk landelijk 1 grote chaos zodat de rest van de wereld kan zien dat wij Nederlanders vechten voor ons bestaan laten we ons zien van onze beste kant! Samen zijn we sterker dan alleen.” [2]
Verdachte vindt dat zij een statement moeten maken door iets te doen bij de op- en afritten. [3] Het plan is om tegelijkertijd afval te dumpen in [naam] , [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . [4]
Ten aanzien van [snelweg] : Afrit [plaatsnaam] rijrichting [plaatsnaam] en oprit [plaatsnaam] rijrichting [plaatsnaam]Op 27 juli 2022 stuurt verdachte via WhatsApp aan medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) de volgende berichten: “Ga je ook mee? Vannacht. Ik denk tussen 3 en 6. Een kieper vol mee hé. Wordt geen toer de trekker. Wagen of een stronttank. Je bent voor 7 uur sowieso weer thuis. Reken op je.” [5] [medeverdachte] antwoordt in het gesprek onder meer dat het moet lukken, dat hij nog even een paar gaat bellen en dat hij de anderen op de hoogte houdt. [6] [medeverdachte] stuurt de berichten van verdachte over de actie door in een andere WhatsAppgroep en naar medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). [7] [medeverdachte] stuurt het bericht van [medeverdachte] over de actie door naar medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). [8]
In de avond van 27 juli 2022 komen verdachte, [medeverdachte] en een ander persoon samen en bespreken zij de actie van de komende nacht. [9] Gedurende de nacht van 27 juli 2022 op 28 juli 2022 houden verdachte en [medeverdachte] via WhatsApp contact met elkaar. Verdachte zegt dat er klokslag 02.30 uur trekkers naar [plaatsnaam] moeten. [10] Daarop geeft [medeverdachte] aan dat zij inmiddels met 10 trekkers zijn en dat zij bij [plaatsnaam] gaan dumpen in de rijrichting naar [plaatsnaam] . [11]
In de nacht van 28 juli 2022 treffen [medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] en anderen elkaar bij een carpoolplaats nabij [plaatsnaam] en spreken zij af om het afval te gaan dumpen. [12] [medeverdachte] en [medeverdachte] rijden op een trekker met daar achter de kar van [medeverdachte] met daarin zakken met huishoudelijk afval, autobanden, plastic speelgoed [13] en ijzer. [14] [medeverdachte] rijdt op een trekker met daar achter een kieper vol met takken en snoeiafval. [15] Verdachte is op dat moment ook ter plaatse en zegt dat de lampen uitmoeten en dat ze niet op hun telefoons mogen. [16] Vlak voordat de groep gaat dumpen hoort [medeverdachte] verdachte tegen de groep roepen of ze nog gaan dumpen of hier voor niets staan en dat ze anders de rotzooi weer mee naar huis moeten nemen.” [17] [medeverdachte] en [medeverdachte] dumpen het afval uit de kar op de afrit. [18] [medeverdachte] dumpt het afval op de middenberm. [19] Na de dumping stuurt [medeverdachte] om 02.50 uur naar verdachte een foto van brandende spullen, waarop verdachte lachend reageert en zegt dat ze nog was gebleven en het had gezien. [20]
In diezelfde nacht wordt bij [plaatsnaam] in de richting naar [plaatsnaam] op de oprit grond gedumpt. [21] Aangever [naam] rijdt in die nacht op de [snelweg] in de richting naar [plaatsnaam] over een berg zwart zand heen die op de weg ligt. [22] Deze berg sluit bijna de hele weg af. Aangever [naam] (hierna: [naam] ) rijdt in die nacht ook op de [snelweg] in de richting naar [plaatsnaam] . Voor de afrit wordt [naam] gelanceerd door een bult aarde die op de weg ligt. [23] Ook aangever [naam] (hierna: [naam] ) rijdt in die nacht op de [snelweg] in de rijrichting naar [plaatsnaam] . Tussen hectometerpaal [aanduiding] en [aanduiding] ziet [naam] op de rechterrijstrook een hoop zwarte aarde liggen. [24] Omstreeks 03.35 uur rijdt verdachte langs de oprit [snelweg] [plaatsnaam] in de richting van [plaatsnaam] en zegt zij bij het zien van modder op de weg: “Ik heb wel duidelijk gezegd geen vluchtstroken.” [25]
Omstreeks 03.40 uur krijgen verbalisanten [naam] en [naam] opdracht zich te begeven naar de afrit van de [snelweg] ter hoogte van [plaatsnaam] . Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er afval, jerrycans, autobanden en ander vuilnis in de brand staat. Door het vuilnis kunnen er geen voertuigen meer passeren. [26] In een van de in de brand gestoken vuilniszakken wordt een brief aangetroffen met daarop naar later blijkt het adres van [medeverdachte] . [27] Verbalisant [naam] ziet aan de andere kant van de snelweg twee voertuigen stilstaan en hoort van de meldkamer dat op de rijstrook aan de andere kant van de snelweg zand is gestort en dat hier twee voertuigen tegenop zijn gereden. [28] Uit nader onderzoek naar het gedumpte afval op de afrit is gebleken dat er tussen het afval asbest zat. [29]
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de op- en afrit van de [snelweg] ter hoogte van [plaatsnaam] . [30] Door het gedumpte afval op de afrit kon het verkeer niet veilig gebruikmaken van de rijbanen. Door het gedumpte zand dan wel modder hebben ongelukken plaatsgevonden. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat zij tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel. [31]
Ten aanzien van [snelweg] : [plaatsnaam] rijrichting [plaatsnaam]Op 27 juli 2022 heeft verdachte ook contact met medeverdachten [naam] en [naam] (hierna: [naam] en [naam] ). Verdachte spreekt met [naam] en [naam] af dat zij op 28 juli 2022 om 02.30 uur ’s nachts met twee vrachtwagens het verkeer vanaf [plaatsnaam] naar [plaatsnaam] afremmen door langzaam voor het verkeer te rijden, zodat er veilig gedumpt kan worden. [32]
In de voornacht van 28 juli 2022 heeft verdachte telefonisch contact met [medeverdachte] en zegt zij tegen hem dat twee vrachtwagens de snelweg hebben geblokkeerd en dat iedereen vrij de snelweg kan op rijden om te dumpen. [33] Als [medeverdachte] aan verdachte vraagt op welke kant iemand moet dumpen, reageert verdachte daarop met dat alles goed is en dat hij maar neer dumpt. [34]
Op 28 juli 2022 tussen 02.30 en 02.45 uur rijdt aangever [naam] (hierna: [naam] ) op de [snelweg] vanaf [plaatsnaam] in de richting naar [plaatsnaam] . [35] [naam] ziet voor hem op de weg twee langzaam rijdende vrachtwagens rijden die ongeveer 30 km per uur rijden. De kentekens van de vrachtwagens betreffen [kenteken] en [kenteken] . [36] De vrachtwagens blokkeren de weg en beginnen te slingeren wanneer andere auto’s willen inhalen. Nadat [naam] de vrachtwagens kan inhalen, ziet hij ter hoogte van afslag [plaatsnaam] een bult zand of hooi op de weg liggen. [37] Daarnaast ziet [naam] deels op de weg en deels op de vluchtstrook een bult met autobanden liggen. [naam] rijdt tegen de bult met autobanden aan, waarna een autoband vast komt te zitten onder zijn auto. Nadat de aanrijding heeft plaatsgevonden, rijdt verdachte langs in de auto en wordt zij door de verbalisant die dan aanwezig is, aangemaand om naar huis te gaan. [38] Omstreeks 02.47 uur komen verbalisanten [naam] en [naam] ter plaatse op de [snelweg] . Zij zien midden op de weg een grote bandenstapel liggen. Achter de bandenstapel zien zij twee grote zandbulten liggen. [39]
Uit nader onderzoek blijkt dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken] toebehoort aan het bedrijf van [naam] . [40] De vrachtwagen met het kenteken [kenteken] behoort toe aan het bedrijf van [naam] . [41]
Namens Rijkswaterstaat is aangifte gedaan van het vernielen en het versperren dan wel het onbruikbaar maken van de [snelweg] bij [plaatsnaam] ter hoogte van hectometerpaal [aanduiding] [42] Door het gedumpte afval waren de rijstroken niet toegankelijk voor de bestemde weggebruikers. Het gevaar voor de weggebruikers bestond uit het risico dat de weggebruikers tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden, met het risico op schade aan hun voertuig of het risico op het oplopen van (zwaar) lichamelijk letsel. [43]
Nadere overwegingen
Onder feit 1. primair wordt verdachte verweten dat zij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk versperren van de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] richting [plaatsnaam] , terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. Subsidiair is dat tenlastegelegd als uitlokking van het medeplegen van het versperren van de weg. Onder feit 2. primair wordt verdachte verweten dat zij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk dumpen van afval op de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] richting [plaatsnaam] . Subsidiair is dat tenlastegelegd als uitlokking van het medeplegen van het opzettelijk dumpen van afval.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Nu feiten 1 en 2 met elkaar samenhangen en het verweer van de raadsman neerkomt op hetzelfde, bespreekt de rechtbank deze feiten tezamen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de medeverdachten tezamen en in vereniging afval hebben gedumpt op de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] richting [plaatsnaam] . Als gevolg daarvan was de afrit niet meer afdoende toegankelijk voor het bestemde gebruik en was er gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten. Het gevaar bestond daarbij uit het risico dat de weggebruikers tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden. In zoverre acht de rechtbank dan ook bewezen dat de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk versperren van de [snelweg] , terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het dumpen van afval op de [snelweg] .
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het versperren van de [snelweg] en het dumpen van afval op de [snelweg] of als uitlokker daarvan. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op de belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een adequaat tijdstip.
Hoewel uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte de tenlastegelegde feitelijke handelingen niet zelf heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij zowel de organisatie als bij de uitvoering van de versperring van de [snelweg] en het dumpen van afval een wezenlijke rol heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In de aanloop naar de versperring van de [snelweg] en het dumpen van afval heeft verdachte op 27 juli 2022 in meerdere WhatsAppgroepen berichten gestuurd waarin zij mensen heeft opgeroepen om in de loop van de nacht deel te nemen aan een harde actie. Daarbij heeft verdachte verduidelijkt dat het niet zou gaan om een gezellig rondje zwaaien en rijden, maar dat er minimaal 50+ kiepers, wagens, tanken, mestverspreiders of iets anders waar goed veel in kan, vol mee moesten en leeg weer terug. In de loop van de dag heeft verdachte berichten gestuurd naar medeverdachte [medeverdachte] , waarin zij aan hem heeft gevraagd of hij in de nacht mee gaat en waarin zij heeft gezegd dat zij op hem rekent. Ook in dit gesprek heeft verdachte verduidelijkt dat het niet zou gaan om een ‘toer de trekker’. In de avond van 27 juli 2022 heeft verdachte met medeverdachte [medeverdachte] en nog een ander persoon afgesproken om de actie van de komende nacht te bespreken. In de loop van de nacht van 28 juli 2022 heeft verdachte wederom contact met medeverdachte [medeverdachte] . Dit contact heeft betrekking op het tijdstip en de locatie van de actie. Vlak voor de versperring en de afvaldumpingen is verdachte aanwezig geweest in [plaatsnaam] en heeft zij instructies gegeven aan de anderen. Ook heeft verdachte de mensen opgezweept om over te gaan tot het dumpen van het afval. Na de afvaldumpingen is verdachte rond gaan rijden en heeft zij gekeken naar de uitgevoerde acties.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een dusdanige materiële en intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het versperren van de [snelweg] en het dumpen van afval, waardoor kan worden gesproken van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte een belangrijke initiërende en coördinerende rol heeft gehad in de voorbereiding en de uitvoering van het delict en dat zij op het meest belangrijk moment aanwezig is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat verdachte zich op enig moment heeft teruggetrokken of heeft gedistantieerd van de uitgevoerde acties. Uit de oproep van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte wilde bewerkstelligen dat er enorme hoeveelheden afval zouden worden gedumpt om daarmee de weg te versperren, hetgeen ook is gebeurd en waaraan verdachte een dusdanig belangrijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen dan ook bewezen en verwerpt het verweer van de raadsman hieromtrent.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 3
Onder feit 3. primair wordt verdachte verweten dat zij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk stichten van brand op de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] richting [plaatsnaam] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Subsidiair is dat tenlastegelegd als uitlokking van het medeplegen van het opzettelijk stichten van brand.
Hoewel uit het dossier blijkt dat er brand is gesticht, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte niet als medepleger of als uitlokker daaraan kan worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet is voldaan aan het vereiste van het “dubbele opzet”, hetgeen vereist is voor een bewezenverklaring van zowel medeplegen aan een strafbaar feit als voor uitlokking van een strafbaar feit. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet worden vastgesteld dat verdachte haar opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gericht was op het stichten van brand op de [snelweg] . Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat in de door verdachte gestuurde berichten alleen is gesproken over het versperren van de weg door middel van het dumpen van afval. Daarnaast geldt dat verdachte zelf geen brand heeft gesticht, waardoor zij de ten laste gelegde feitelijke handelingen niet zelf heeft verricht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feiten 4 en 5
Onder feit 4. primair wordt verdachte verweten dat zij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk versperren van twee rijstroken van de [snelweg] bij [plaatsnaam] richting [plaatsnaam] , de oprit [plaatsnaam] en twee rijstroken van de [snelweg] richting [plaatsnaam] , terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. Subsidiair is dat tenlastegelegd als uitlokking van het medeplegen van het versperren van de weg. Onder feit 5. primair wordt verdachte verweten dat zij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk dumpen van afval op de [snelweg] bij [plaatsnaam] richting [plaatsnaam] , de oprit [plaatsnaam] en twee rijstroken van de [snelweg] richting [plaatsnaam] . Subsidiair is dat tenlastegelegd als uitlokking van het medeplegen van het opzettelijk dumpen van afval.
Nu feiten 4 en 5 met elkaar samenhangen en het verweer van de raadsman neerkomt op hetzelfde, bespreekt de rechtbank deze feiten tezamen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat door onbekend gebleven personen op twee rijstroken van de [snelweg] bij [plaatsnaam] richting [plaatsnaam] afval is gedumpt. Als gevolg daarvan waren de rijstroken niet meer toegankelijk voor de bestemde weggebruikers en was er gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten. Het gevaar bestond daarbij uit het risico dat de weggebruikers tegen of over het gedumpte afval heen zouden kunnen rijden. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt, aangezien aangever [naam] tegen een gedumpte stapel autobanden is gereden. De rechtbank stelt daarnaast vast dat door onbekend gebleven personen op de oprit [plaatsnaam] en twee rijstroken van de [snelweg] in de richting naar [plaatsnaam] grond is gedumpt. Als gevolg daarvan waren de oprit en de twee rijstroken niet meer afdoende toegankelijk voor de bestemde weggebruikers en was er gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten. Het gevaar bestond ook hierbij uit het risico dat de weggebruikers tegen of over de gedumpte grond heen zouden kunnen rijden. Ook dit gevaar heeft zich verwezenlijkt, aangezien aangevers [naam] en [naam] over de bult heen zijn gereden. In zoverre acht de rechtbank dan ook bewezen dat onbekend gebleven personen zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk versperren van de [snelweg] , terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat onbekend gebleven personen zich schuldig hebben gemaakt aan het dumpen van afval op de [snelweg] .
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het versperren van de [snelweg] en het dumpen van afval op de [snelweg] of als uitlokker daarvan. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank stelt ook hier voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Bij de onder 4. en 5. tenlastegelegde feiten geldt eveneens dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte de tenlastegelegde feitelijke handelingen niet zelf heeft verricht. Desalniettemin is de rechtbank ook bij deze feiten van oordeel dat verdachte bij zowel de organisatie als bij de uitvoering van de versperring van de [snelweg] en het dumpen van afval een wezenlijke rol heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In de aanloop naar de versperringen van de [snelweg] en het dumpen van afval heeft verdachte op 27 juli 2022 in meerdere WhatsAppgroepen berichten gestuurd waarin zij mensen heeft opgeroepen om in de loop van de nacht deel te nemen aan een harde actie. Daarbij heeft verdachte verduidelijkt dat het niet zou gaan om een gezellig rondje zwaaien en rijden, maar dat er minimaal 50+ kiepers, wagens, tanken, mestverspreiders of iets anders waar goed veel in kan, vol mee moest en leeg weer terug. Het plan was om tegelijkertijd afval te dumpen in [plaatsnaam] , [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . In de loop van de dag heeft verdachte contact met medeverdachten [naam] en [naam] gehad. Dit contact heeft betrekking op het met vrachtwagens afremmen van het verkeer vanaf [plaatsnaam] richting [plaatsnaam] , zodat er veilig gedumpt kan worden. In de avond van 27 juli 2022 heeft verdachte met [medeverdachte] en nog een ander persoon afgesproken om de actie van de komende nacht te bespreken. In de loop van de nacht van 28 juli 2022 heeft verdachte wederom contact met [medeverdachte] gehad en heeft zij aangegeven dat de snelweg is geblokkeerd door vrachtwagens en dat iedereen vrij kan dumpen. Ook heeft verdachte tegen [medeverdachte] over een persoon gezegd dat hij maar neer moet dumpen en dat alles goed is. Vlak voor de versperringen en de afvaldumpingen is verdachte aanwezig geweest in [plaatsnaam] en heeft zij instructies gegeven. Ook heeft verdachte de mensen opgezweept om over te gaan tot het dumpen van het afval. Na de afvaldumpingen is verdachte rond gaan rijden en heeft zij gekeken naar de uitgevoerde acties. Bij het zien van modder op de oprit van de [snelweg] [plaatsnaam] richting [plaatsnaam] heeft verdachte gezegd dat zij wel duidelijk had aangegeven “geen vluchtstroken”. Kort na de aanrijding van aangever [naam] ter hoogte van [plaatsnaam] is verdachte langsgereden en is zij door de verbalisant aangemaand om naar huis te gaan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een dusdanige materiële en intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het versperren van de weg en het dumpen van afval bij zowel [plaatsnaam] als bij de oprit [plaatsnaam] , dat daarmee kan worden gesproken van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte een belangrijke initiërende en coördinerende rol heeft gehad in de voorbereiding en de uitvoering van het delict, aangezien zij de oproep heeft verspreid, heeft geregeld dat de vrachtwagenchauffeurs het verkeer zouden afremmen en instructies heeft gegeven over het dumpen. Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat verdachte zich op enig moment heeft teruggetrokken of heeft gedistantieerd van de uitgevoerde acties, zelfs niet toen bleek dat er ongelukken waren ontstaan. Uit de oproep van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte wilde bewerkstelligen dat er enorme hoeveelheden afval zouden worden gedumpt om daarmee de weg te versperren, hetgeen ook is gebeurd en waaraan verdachte een dusdanig belangrijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen dan ook bewezen en verwerpt het verweer van de raadsman hieromtrent.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 4. primair en 5. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
zij op 28 juli 2022, nabij [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] komende vanuit de richting [plaatsnaam] heeft versperd, immers hebben verdachte en haar mededaders, onder meer een hoeveelheid vuilniszakken met afval en jerrycans en autobanden en golfplaten en plastic en oud ijzer en takken en tuinafval en hooi, op een of meer plaatsen van het wegdek en in de berm van de afrit gestort, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
2. primair
zij op 28 juli 2022 nabij [plaatsnaam] op de afrit [plaatsnaam] van de [snelweg] komende vanuit de richting [plaatsnaam] en in de berm, tezamen en in vereniging met anderen althans, opzettelijk, zich heeft ontdaan van afvalstoffen te weten een hoeveelheid
vuilniszakken met afval en jerrycans en autobanden en golfplaten waarin asbest was verwerkt en plastic en oud ijzer en takken en tuinafval en hooi, door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten.
4. primair
zij op 28 juli 2022, nabij [plaatsnaam] en nabij [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de [snelweg] komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] (onderzoek [naam] ) en de toerit [plaatsnaam] naar de [snelweg] en twee rijstroken komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] (onderzoek [naam] ), heeft versperd, immers hebben verdachte haar mededaders,
-onder meer een grote hoeveelheid autobanden en pallets hout en een hoeveelheid grond en palen, op beide rijstroken van het wegdek gestort en
-een grote hoeveelheid modder of zand op de toerit en twee rijstroken gestort, waardoor er geen voertuigen meer konden passeren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
5. primair
zij op 28 juli 2022, nabij [plaatsnaam] en nabij [plaatsnaam] , op twee rijstroken van de [snelweg] komende uit de richting [plaatsnaam] en gaan richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] , (onderzoek [naam] ) en de toerit [plaatsnaam] naar de [snelweg] en twee rijstroken komende uit de richting [plaatsnaam] en gaande richting [plaatsnaam] in de nabijheid van [aanduiding] (onderzoek [naam] ), tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten een grote hoeveelheid autobanden en pallets hout en een hoeveelheid grond en palen, en een grote hoeveelheid modder of zand heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair medeplegen van opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is.
2. primair medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
4. primair medeplegen van opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is, meermalen gepleegd.
5. primair medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 223 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen, gelet op de door hem ingenomen standpunten, de straffen die in de vergelijkbare zaak van de “Blokkeerfriezen” door het gerechtshof zijn opgelegd en het tijdsverloop in de zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 10 juni 2022 heeft het kabinet de stikstofplannen voor de agrarische sector gepresenteerd. De plannen houden in dat in veel delen van Nederland de stikstofuitstoot fors moet worden teruggedrongen. Het gevolg daarvan is dat niet alle boeren door kunnen gaan met hun bedrijf. Naar aanleiding van de stikstofplannen vinden er in de zomer van 2022 in heel Nederland boerenprotesten plaats. Zo worden er onder andere demonstraties gehouden, worden snelwegen en distributiecentra geblokkeerd en worden omgekeerde vlaggen opgehangen.
Verdachte is in de nacht van 28 juli 2022 betrokken geweest bij boerenprotesten op de [snelweg] bij [plaatsnaam] en bij [plaatsnaam] . Bij die protesten heeft verdachte een belangrijke organiserende en sturende rol gehad. Voorafgaand aan de protesten heeft verdachte in meerdere WhatsAppgroepen opgeroepen om in de loop van de nacht deel te nemen aan een harde actie, waarbij er onder andere kiepers, wagen en tanken vol mee moesten en leeg weer terug. Dit met het doel om de weg te versperren. Verdachte heeft daarbij verduidelijkt dat het niet zou gaan om een gezellig rondje zwaaien en rijden. Daarnaast heeft verdachte voorafgaand aan de protesten contact gehad met medeverdachten om de actie te bespreken en heeft zij geregeld dat er vrachtwagens de snelweg zouden blokkeren, zodat er veilig gedumpt kon worden. Verdachte had in die nacht ook het plan om zelf iets te doen bij de op- en afritten bij [plaatsnaam] , maar zij werd onderweg staande gehouden door de politie waarna zij is doorgereden naar [plaatsnaam] . Voorafgaand aan de dumpingen heeft verdachte instructies gegeven en heeft zij de mensen opgezweept om te gaan dumpen. Na de dumpingen heeft verdachte rondgereden en heeft zij naar de uitgevoerde acties gekeken. Verdachte vond naar eigen zeggen dat zij een statement moesten maken om te laten zien dat de boeren er klaar mee waren. Dat verdachte niet had kunnen weten dat het zo uit de hand zou lopen zoals zij heeft verklaard, vindt de rechtbank lastig rijmen met de door haar in verschillende groepen verspreidde oproep om deel te nemen aan een harde actie.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich als medepleger schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Het dumpen van afval, waaronder asbest, buiten een daarvoor bestemde inrichting levert niet alleen gevaar op voor de volksgezondheid, maar is daarnaast gevaarlijk voor het milieu. Het versperren van een weg door daar afval op te dumpen is gevaarlijk omdat het de normale verkeersstroom verstoort en kan leiden tot verkeersopstoppingen en verkeersongevallen. Daarnaast kunnen hulpdiensten worden belemmerd in de uitoefening van hun taak. Wat deze bewezen verklaarde feiten nog kwalijker maakt, is dat ze onaangekondigd waren en ’s nachts plaatsvonden. Het behoeft geen uitleg dat ’s nachts het zicht op de weg minder goed is en dat de kans op ongelukken daarmee groter is. Bij zowel [plaatsnaam] als bij [plaatsnaam] zijn nietsvermoedende weggebruikers met hoge snelheden tegen het aldaar gedumpte afval gereden. Dat hun schade “slechts” beperkt is gebleven tot schade aan hun auto is een wonder en dit had zo maar anders kunnen zijn. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank overweegt dat het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op betoging fundamentele rechten betreffen die essentieel zijn in een democratische samenleving. Voornoemde rechten kunnen echter nooit een vrijbrief zijn voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte en haar medeverdachten hebben met hun handelen de wettelijke grenzen fors overschreden. Als gevolg van dit handelen zijn er levensgevaarlijke situaties in het leven geroepen voor andere nietsvermoedende weggebruikers, die overigens ook niet verantwoordelijk zijn voor de plannen van het kabinet waartegen verdachte protesteerde. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 22 februari 2024. Uit die documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op de reclasseringsadviezen van het Leger des Heils van 24 november 2022 en 6 maart 2024. Uit die adviezen blijkt dat verdachte van 13 september 2022 tot en met 29 september 2022 gedetineerd is geweest, waarna haar voorlopige hechtenis is geschorst onder algemene voorwaarden. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. De reclassering zag ten tijde van de feiten voornamelijk risicofactoren op het gebied van de houding van verdachte ten opzichte van overheidsplannen, het psychosociaal functioneren van verdachte en de contacten die zij binnen de actiegroepen had. Inmiddels lijkt verdachte een stabiel leven te leiden en krijgt zij ambulante behandeling. Verdachte streeft nu pro-sociale doelen na en lijkt zich voldoende te realiseren dat delictgedrag daar niet bij past. De reclassering ziet beschermende factoren op het gebied van de huisvesting, financiën, dagbesteding, de afwezigheid van middelengebruik en de familie- en partnerrelatie van verdachte. Gelet op de omstandigheden dat het risico op recidive laag is, verdachte pro-sociale doelen nastreeft en al sprake is van hulpverlening, adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of toezicht niet nodig. Aanvullende psychosociale hulp lijkt geïndiceerd, maar dit kan ook bewerkstelligd worden in het kader van reguliere hulpverlening, zonder dat daarvoor een forensisch kader noodzakelijk is.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte bij de strafbare feiten een belangrijke en organiserende rol heeft gehad. Ondanks de ernst van de feiten, zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 17 dagen. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke detentie niet meer opportuun is, gelet op de lange schorsingsperiode en de omstandigheid dat verdachte grotendeels de zorg draagt voor haar twee jonge kinderen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan 223 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Gelet op het reclasseringsadvies ziet de rechtbank geen reden tot het opleggen van bijzondere voorwaarden. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank naast de gevangenisstraf een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uren opleggen. De rechtbank heeft in de proceshouding van verdachte en in haar persoonlijke omstandigheden aanleiding gezien om de door de officier van justitie gevorderde taakstraf enigszins te matigen.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan te sluiten bij de door het gerechtshof opgelegde straffen in de “Blokkeerfriezenzaak”. De rechtbank overweegt daartoe dat die zaak niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. In de zaak van de Blokkeerfriezen heeft een grote groep personen overdag de [snelweg] geblokkeerd door auto’s op de weg tot stilstand te brengen, wat tot een file leidde maar geen ongevallen veroorzaakte. In de onderhavige zaak is door verdachte en de medeverdachten in de nachtelijke uren op verschillende plekken op de [snelweg] grote hoeveelheden afval, waaronder asbest, gedumpt. Het dumpen van afval op een weg is per definitie gevaarlijk, maar in de nacht, terwijl het donker is, is dat nog gevaarlijker. Als gevolg van de afvaldumpingen hebben er meerdere ongelukken plaatsgevonden. Het handelen van verdachte en haar medeverdachten gaat dan ook verder dan enkel het verkeer platleggen door auto’s op de weg tot stilstand te brengen. Gelet op voornoemde redenen zijn de zaken dan ook niet vergelijkbaar en is oplegging van een hogere straf gerechtvaardigd.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. Rijkswaterstaat met betrekking tot [plaatsnaam] (feiten 1, 2, 3, 4, en 5), tot een bedrag van € 28.453,59 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. Rijkswaterstaat met betrekking tot [plaatsnaam] (feiten 4 en 5), tot een bedrag van € 10.400,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [naam] (feiten 4 en 5), tot een bedrag van € 800,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [naam] (feiten 4 en 5), tot een bedrag van € 29.111,82 ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [naam] (feiten 4 en 5), tot een bedrag van € 565,83 ter zake van materiële schade en €1.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaatsnaam] (feiten 1, 2, 3, 4 en 5)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels, namelijk tot een bedrag van € 18.403,13, hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.

Ten aanzien van Rijkswaterstaat, met betrekking tot [plaatsnaam] (feiten 4 en 5)

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Ten aanzien [naam] (feiten 4 en 5)

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.

Ten aanzien van [naam] (feiten 4 en 5)

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met uitzondering van de immateriële schade voor toewijzing vatbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat het denkbaar is dat deze kosten enigszins gematigd worden.

Ten aanzien van [naam] (feiten 4 en 5)

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met uitzondering van de immateriële schade, hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaatsnaam] (feiten 1, 2, 3, 4 en 5)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing van de vordering dan wel wegens het ontbreken van een machtiging waaruit blijkt dat de indiener van de vordering daartoe namens Rijkswaterstaat bevoegd is. De raadsman heeft aangevoerd dat het op basis van de onderbouwing van de vordering onvoldoende duidelijk is wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en waar deze schade exact uit bestaat. Daarnaast is het onduidelijk of een bedrag aan schade is betaald of nog zal worden betaald.

Ten aanzien van Rijkswaterstaat, met betrekking tot [plaatsnaam] feiten (4 en 5)

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing van de vordering dan wel wegens het ontbreken van een machtiging waaruit blijkt dat de indiener van de vordering daartoe namens Rijkswaterstaat bevoegd is. De raadsman heeft aangevoerd dat het op basis van de onderbouwing van de vordering onvoldoende duidelijk is wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en waar deze schade exact uit bestaat. Daarnaast is het onduidelijk of een bedrag aan schade is betaald of nog zal worden betaald.

Ten aanzien [naam] (feiten 4 en 5)

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt, wegens gebrek aan onderbouwing. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat indien de vordering wordt toegewezen, deze gematigd dient te worden tot een bedrag van € 400,00.

Ten aanzien van [naam] , feiten 4 en 5

De raadsman heeft zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat de schadepost verlies aan verdienvermogen niet voor toewijzing in aanmerking komt, wegens gebrek aan onderbouwing daarvan. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat onvoldoende is onderbouwd dat de kosten voor het huren van een vervangende taxi hoger zouden zijn dan het verlies aan verdienvermogen. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, wegens gebrek aan onderbouwing.

Ten aanzien van [naam] , feiten 4 en 5

De raadsman heeft zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, wegens gebrek aan onderbouwing. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat indien de immateriële schade wordt toegewezen, deze gematigd dient te worden tot een bedrag van € 400,00.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaatsnaam] feiten (1, 2, 3, 4 en 5) & ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaatsnaam] (feiten 4 en 5)
Hoewel het voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van de onder 1. primair 2. primair, 4. primair en 5. primair bewezen verklaarde feiten, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De rechtbank overweegt daartoe dat de vorderingen niet zijn onderbouwd met nota’s dan wel facturen, maar slechts met een aangifte en een schadeoverzicht. Op basis van die stukken kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden vastgesteld wat de daadwerkelijk geleden schade bedraagt en welke kosten er door de benadeelde partij zijn gemaakt. De vorderingen en de hoogte daarvan zijn door de verdediging gemotiveerd betwist. Ter zitting is namens de benadeelde partij niemand verschenen om toelichting te geven op de vordering. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van de vorderingen zou, mede gelet op de betwisting daarvan, een uitgebreide behandeling vereisen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), aangezien zij over onvoldoende informatie beschikt om een reële inschatting te kunnen maken van de geleden schade. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Ten aanzien [naam] , feiten 4 en 5

De benadeelde partij heeft € 800,00 gevorderd ter vergoeding van de immateriële schade. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Niet gebleken is dat de benadeelde partij in haar eer of goede naam is geschaad. Evenmin kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De benadeelde partij heeft haar vordering onderbouwd met een brief van een psycholoog. In de betreffende brief staat dat het incident op de [snelweg] een diepe indruk heeft gemaakt op de benadeelde partij, omdat het haar herinnerde aan eerdere verlieservaringen en zij vreesde haar zoon te verliezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de brief van de psycholoog onvoldoende worden vastgesteld dat de benadeelde partij (mede) als gevolg van de bewezen verklaarde feiten psychische schade heeft opgelopen. Hoewel de rechtbank het goed voorstelbaar acht dat de situatie op de [snelweg] voor de benadeelde partij buitengewoon vervelend is geweest, kan daaraan op grond van deze onderbouwing geen aanspraak op een immateriële schadevergoeding worden ontleend. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Ten aanzien van [naam] , feiten 4 en 5

Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder 4. primair en 5. primair bewezen verklaarde feiten. De verdediging heeft de hoogte van de vordering op de kosten voor het verlies aan verdienvermogen na, niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat ook deze kosten voor volledige vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank overweegt daartoe dat vaststaat dat de benadeelde partij zijn taxi als gevolg van de bewezen verklaarde feiten gedurende een periode van ongeveer twee weken niet kon gebruiken. Namens de benadeelde partij is voldoende onderbouwd dat het huren van een vervangende taxi in voornoemde periode financieel gezien niet rendabel zou zijn, gelet op de geschatte huurkosten. De vordering tot vergoeding van materiële schade zal daarom volledig worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast € 400,00 gevorderd ter vergoeding van de immateriële schade. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Niet gebleken is dat de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad. Evenmin kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij “op andere wijze in zijn persoon is aangetast”. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Slaapproblemen en gevoelens van angst en stress vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. Hoewel de rechtbank het goed voorstelbaar acht dat de situatie op de [snelweg] voor de benadeelde partij buitengewoon vervelend is geweest, kan daaraan geen aanspraak op een immateriële schadevergoeding worden ontleend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaren. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Ten aanzien van [naam] , feiten 4 en 5

Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4. primair en 5. primair bewezen verklaarde.
Deze schade bestaat uit de door de werkgever van de benadeelde partij niet vergoede reparatiekosten van zijn auto, te weten een bedrag van € 387,03.
De gevorderde reiskosten naar [plaatsnaam] , waar de auto is gerepareerd, zal de rechtbank afwijzen, nu onvoldoende onderbouwd is waarom het noodzakelijk was de auto daar te laten repareren.
De vordering tot vergoeding van materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 387,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Niet gebleken is dat de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad. Evenmin kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij “op andere wijze in zijn persoon is aangetast”. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van boosheid en frustratie en een toegenomen alertheid tijdens (nachtelijke) spoedritten vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. Hoewel de rechtbank het goed voorstelbaar acht dat de situatie op de [snelweg] voor de benadeelde partij buitengewoon vervelend is geweest, kan daaraan geen aanspraak op een immateriële schadevergoeding worden ontleend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaren. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de onder 4. primair en 5. primair bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door één van de medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Afsluitende overwegingen
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte daarnaast telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op
  • de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57 en 162 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • artikel 10.2 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair en 3. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 223 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
100 dagenzal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

Ten aanzien vanRijkswaterstaat, met betrekking tot [plaatsnaam] (feiten 1, 2, 3, 4 en 5)
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat Rijkswaterstaat zijn eigen proceskosten draagt.

Ten aanzien van Rijkswaterstaat, met betrekking tot [plaatsnaam] (feiten 4 en 5)

Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat Rijkswaterstaat zijn eigen proceskosten draagt.

Ten aanzien [naam] (feiten 4 en 5)

Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [naam] haar eigen proceskosten draagt.

Ten aanzien van [naam] (feiten 4 en 5)

Wijst de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[naam]te betalen:
- het bedrag van
€ 29.111,82(zegge: negenentwintigduizend honderdelf euro en tweeëntachtig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[naam]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 29.111,82(zegge: negenentwintigduizend honderdelf euro en tweeëntachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 180 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [naam] (feiten 4 en 5)

Wijst de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade gedeeltelijk toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[naam]te betalen:
- het bedrag van
€ 387,03(zegge: driehonderdzevenentachtig euro en drie eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering af voor wat betreft de overige gevorderde materiële schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[naam]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 387,03(zegge: driehonderdzevenentachtig euro en drie eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2024.

Eindnoten

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier NNRAB22004 [naam] met nummer 2022195382 d.d. 2 januari 2023, doorgenummerd 1 tot en met 1281, tenzij anders aangegeven.
2.Pagina’s 974 tot en met 976.
3.Pagina 972.
4.Pagina 943.
5.Pagina’s 372 tot en met 374.
6.Pagina’s 373 en 375.
7.Pagina 262-A.
8.Pagina 262-A.
9.Pagina 972.
10.Pagina’s 380 en 381.
11.Pagina’s 386 en 387.
12.Pagina’s 744 en 884.
13.Pagina 745.
14.Pagina 643.
15.Pagina 883.
16.Pagina 641.
17.Pagina 943.
18.Pagina’s 755 en 944.
19.Pagina 884.
20.Pagina 389.
21.Pagina 983.
22.Pagina’s 504 en 505.
23.Pagina 506
24.Pagina 494.
25.Pagina’s 468 tot en met 470.
26.Pagina 141.
27.Pagina 141.
28.Pagina 145.
29.Pagina 16.
30.Pagina 522.
31.Pagina 522.
32.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2024.
33.Pagina 943.
34.Pagina’s 384 en 385, als bijlagen opgenomen bij het dossier NN2R022087 [naam] met nummer 2022194893 met onbekende sluitingsdatum, doorgenummerd 1 tot en met 256.
35.Pagina 20 (dossier [naam] ).
36.Pagina 20 (dossier [naam] ).
37.Pagina 20 (dossier [naam] ).
38.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2024.
39.Pagina 47 (dossier [naam] ).
40.Pagina 152 (dossier [naam] ).
41.Pagina 172 (dossier [naam] ).
42.Pagina 34 (dossier [naam] ).
43.Pagina 35 (dossier [naam] ).