ECLI:NL:RBNNE:2024:1685

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
08.321355.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door slingerend rijgedrag en verlaten van de plaats van het ongeval

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 10 juli 2022, waarbij de verdachte, als beginnend bestuurder van een personenauto, slingerend over de weg reed en onvoldoende afstand hield van een fietser. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de fietser, het slachtoffer, letsel opliep. De verdachte heeft na de aanrijding de plaats van het ongeval verlaten, wat een tweede overtreding opleverde. Tijdens de zitting op 19 april 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank oordeelde dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, maar dat er wel sprake was van tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van normale bezigheden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, de persoon van de verdachte en de vordering van de officier van justitie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 08.321355.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1999 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Keulen, advocaat te Enschede. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 juli 2022 te [plaats] in de gemeente Losser, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de kruising/rotonde van de wegen, de [adres] en de [adres] , gaande in de richting van de kruising/rotonde van de wegen, de [adres] en de [adres] , daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte beginnend bestuurder was en/of terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of terwijl verdachte reed op een (smalle) weg binnen de bebouwde kom van [plaats] , welke weg bestond uit één rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of voorzien was van (rode) fietssuggestiestroken en/of terwijl een of meerdere verkeerdeelnemers zich bevonden op en/of naast die weg, de [adres] ,
  • zijn voertuig (voortdurend) onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met denodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of
  • met het door hem bestuurde voertuig (voortdurend) (onnodige) slingerende/abrupte
(stuur)bewegingen heeft gemaakt als gevolg waarvan hij met zijn voertuig van links naar rechts (en/of omgekeerd) over de weg ging en/of
  • in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van hetdoor hem, verdachte, bestuurde voertuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de [adres] ) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • bij het naderen en/of inhalen van de voor hem, verdachte, rijdende fietser (gezien de rijrichting vanverdachte) onvoldoende naar links uit te wijken en/of onvoldoende afstand te houden en/of (vervolgens) tegen de fiets en/of bestuurder van die fiets aan te rijden/botsen, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juli 2022 te [plaats] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres] ,
  • zijn voertuig (voortdurend) onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met denodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of
  • met het door hem bestuurde voertuig (voortdurend) (onnodige) slingerende/abrupte
(stuur)bewegingen heeft gemaakt als gevolg waarvan hij met zijn voertuig van links naar rechts (en/of omgekeerd) over de weg ging en/of
  • in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van hetdoor hem, verdachte, bestuurde voertuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de [adres] ) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • bij het naderen en/of inhalen van de voor hem, verdachte, rijdende fietser (gezien de rijrichting vanverdachte) onvoldoende naar links uit te wijken en/of onvoldoende afstand te houden en/of (vervolgens) tegen de fiets en/of bestuurder van die fiets aan te rijden/botsen, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te [plaats] , op/aan de [adres] , op of omstreeks 10 juli 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of die ander (te weten
[slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde, met dien verstande dat de gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als aanmerkelijk verwijtbaar onvoorzichtig, en voor het onder feit 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aan de hand van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte van links naar rechts heeft geslingerd. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte hiermee verwijtbaar heeft gehandeld. Hoe ver en over welke afstand verdachte heeft geslingerd wordt uit het dossier niet duidelijk. Uit het onderzoek van de politie blijkt niet dat verdachte stoffen heeft gebruikt die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden of dat hij met andere dingen bezig is geweest dan het besturen van het voertuig. Evenmin blijkt dat verdachte te hard zou hebben gereden. Er is geen technisch onderzoek verricht waardoor opheldering kan volgen. Daarbij zijn er onduidelijkheden over de medische situatie van verdachte. Daardoor is het moeilijk vast te stellen welke verwijtbare handelingen verdachte heeft verricht. De raadsvrouw heeft subsidiair betoogd dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank past met betrekking tot het onder feit 1 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 19 april 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De [adres] is een redelijk drukke weg. Als er tegenliggend verkeer komt, moet je goed uitkijken waar je rijdt. Als er een fietser slingert, dan kun je die niet passeren.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d.29 november 2022,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL05CCON_2022402363 d.d. 12 oktober 2022, inhoudend als verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Voertuig 1
Soort voertuig: personenauto Audi A1 sportback Hierna genoemd: Audi
Voertuig 2
Soort voertuig: Fiets
Op 10 juli 2022 reed de Audi over de [adres] , komend uit de richting van de rotonde [adres] . Voor de Audi reed de fiets in dezelfde richting. Op dat moment was de Audi niet in staat zijn voertuig onder controle te houden binnen de afstand waarover de weg was te overzien en waarover deze vrij was. Hierdoor reed de Audi tegen de Fietser en kwam de fietser ten val. Uit de verklaringen van meerdere getuigen is gebleken dat tijdens de aanrijding geen aanleiding is geweest voor uitwijken door de Audi, ten aanzien van andere weggebruikers. Van de verkeerssituatie en de schade aan de betrokken objecten werden fotos gemaakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2022,opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Uit de eerste gesprekken met getuigen van het ongeval was bekend om welke auto het ging, welke kenteken deze auto had en waar deze thuis hoorde. Na het afhandelen van het onderzoek op de plaats van het ongeval zijn wij doorgereden naar [adres] . Dit hebben wij gedaan omdat onderdelen afkomstig van de auto waren achtergebleven op de plaats van de aanrijding. Deze onderdelen bleken afkomstig van het voertuig, welke is aangetroffen aan [adres] . Ter plaatse hoorden wij van collega [verbalisant] dat hij en collega [verbalisant] in gesprek zijn geweest met de bestuurder van het voertuig, genaamd [verdachte] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 juli 2022,opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Toen ik op de [adres] reed richting de grote kerk zag ik ter hoogte van het zebrapad een zilverkleurige auto mij tegemoet rijden. Ik zag dat dit voertuig slingerende bewegingen maakte op de weg, van links naar rechts. Ik heb mijn voertuig vervolgens stil laten staan op de weg. Toen de zilverkleurige auto mij passeerde zag ik vanuit mijn achteruitkijkspiegel dat dit voertuig tegen een fietser aan reed. Ik zag dat de persoon op de fiets vervolgens op de stoep terecht kwam.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 juli 2022,opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 10 juli 2022 liep ik op de [adres] om mijn hond uit te laten. Ik zag een grijskleurige Audi mij tegemoet rijden. Ik zag dat de auto slingerende bewegingen maakte, van links naar rechts. Vervolgens hoorde ik een geluid dat van achter mij vandaan kwam, waarna ik mij omdraaide. Ik zag op dat moment dat de fietser op het voetpad terecht kwam. Ik heb het kenteken van het voertuig onthouden. Ik belde toen direct 112 en heb de gegevens van het kenteken doorgegeven aan de meldkamer.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 juli 2022,opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik was mijn hond aan het uitlaten en liep langs de [adres] . Ik hoorde een auto voorbij komen. Hij reed in dezelfde richting als waar ik naartoe liep. Ik zag dat deze auto, een grijze Audi A1, mij al slingerend voorbij reed. Ik hoorde een knal. Ik heb geen remgeluiden gehoord. Ik keek op en zag nog net een fietser vallen. De fietser bleef op de naastgelegen stoep liggen.
7. Een geneeskundige verklaring, op 16 augustus 2022 opgemaakt en ondertekend, opgenomen op p. 11 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als geneeskundige verklaring:
Er is sprake van een acetabulumfractuur en een schouderfractuur. De geschatte duur van de genezing is 6 tot 8 weken.
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 april 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 29 november
2022, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL05CCON_2022402363 d.d. 12 oktober 2022, inhoudend de verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte als bestuurder van een personenauto op de [adres] een fietser, het slachtoffer, heeft aangereden. Het slachtoffer heeft hierdoor een acetabulumfractuur (zijnde een fractuur in de heupkom) en een schouderfractuur opgelopen.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte een verwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt. Hiervan is sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Hierbij komt het volgens vaste rechtspraak aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte slingerend op de weg heeft gereden, terwijl daarvoor geen aanleiding was. Ook blijkt dat het slingeren van dusdanige aard is geweest dat het de overige verkeersdeelnemers is opgevallen en dat de bestuurder van de tegenliggende auto haar auto tot stilstand heeft gebracht vanwege het slingeren door verdachte. Verdachte heeft verder onvoldoende afstand gehouden bij het naderen en inhalen van het slachtoffer, waardoor verdachte tegen hem is aangereden. Het rijgedrag van verdachte kan dan ook niet worden aangemerkt als een kort moment van onoplettendheid.
De [adres] is een redelijk drukke straat waar voorzichtigheid geboden is, gelet op de smalle rijbaan en het overige verkeer. Uit de fotos en de omschrijving van de situatie ter plaatse blijkt daarnaast dat het een zeer overzichtelijke weg betreft en dat er geen zicht belemmerende factoren aanwezig waren. Verdachte kende de verkeersomstandigheden ter plaatse. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, door de feitelijke gedragingen en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW en dat sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de aard van het letsel, het ontbreken van de noodzaak van medisch ingrijpen en de periode van herstel. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat de verwachte herstelperiode 6 tot 8 weken was. Het slachtoffer heeft te kennen gegeven dat hij van 10 juli 2022 tot en met 5 september 2022 arbeidsongeschikt is geweest. Vanaf 13 september 2022 heeft hij zijn volledige werkzaamheden weer volledig hervat. De rechtbank is daarmee van oordeel dat het lichamelijk letsel van het slachtoffer zodanig is geweest dat daaruit de tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht het onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 10 juli 2022 te [plaats] in de gemeente [plaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de kruising/rotonde van de wegen, de [adres] en de [adres] , gaande in de richting van de kruising/rotonde van de wegen, de [adres] en de [adres] , daarmede rijdende over de weg, de [adres] , aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte beginnend bestuurder was en terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en terwijl verdachte reed op een smalle weg binnen de bebouwde kom van [plaats] , welke weg bestond uit één rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en voorzien was van rode fietssuggestiestroken en terwijl meerdere verkeerdeelnemers zich bevonden op en naast die weg, de [adres] ,
  • met het door hem bestuurde voertuig onnodige slingerende stuurbewegingen heeft gemaakt als gevolgwaarvan hij met zijn voertuig van links naar rechts en omgekeerd over de weg ging en
  • bij het naderen en inhalen van de voor hem, verdachte, rijdende fietser (gezien de rijrichting vanverdachte) onvoldoende naar links uit te wijken en onvoldoende afstand te houden en vervolgens tegen de fiets en bestuurder van die fiets aan te rijden/botsen, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te [plaats] , op de [adres] , op 10 juli 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel was toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreftwaardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
overtreding van artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf van lange duur en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als beginnend bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden door op een drukke, smalle rijbaan onnodig slingerende stuurbewegingen te maken. Ook heeft hij onvoldoende afstand gehouden van het slachtoffer, waardoor hij hem heeft aangereden. Het slachtoffer heeft ten gevolge hiervan letsel opgelopen en is daardoor ruim negen weken verhinderd geweest in de uitoefening van zijn normale bezigheden. Verdachte heeft met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Door zijn rijgedrag is hij tevens voorbij gegaan aan de gevaren daarvan voor zijn kwetsbare medeweggebruikers. Daarnaast heeft verdachte na deze aanrijding de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij had moeten weten dat hij letsel had toegebracht aan het slachtoffer. Door de plek van het ongeval te verlaten, heeft verdachte er verder blijk van gegeven dat hij geen oog had voor het welzijn van andere verkeersdeelnemers. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit de terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte na het ongeval hulp heeft gezocht bij in verband met zijn psychische gesteldheid. Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij handvaten heeft gekregen om te kunnen omgaan met stress en dat hij zijn leven inmiddels op de rit heeft. Verdachte heeft sinds kort een eigen woning en heeft een fulltime baan, waarvoor hij zijn auto nodig heeft.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank in de eerste plaats gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid is opgenomen. Als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met letsel ten gevolge waarbij sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld wordt een geldboete van 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden gehanteerd. Voor het verlaten van de plaats van het ongeval zijn geen oriëntatiepunten beschikbaar.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte dat verdachte na het ongeval zelf hulp heeft gezocht voor zijn psychische toestand. De rechtbank houdt tevens rekening met het tijdsverloop van bijna twee jaar sinds de strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank hecht er met name zwaar aan dat verdachte na het ongeval is doorgereden en het slachtoffer met letsel heeft achtergelaten.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uur passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast in het belang van de verkeersveiligheid en om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan, een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2024.