ECLI:NL:RBNNE:2024:159

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
18.292369.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door middel van braak en vernieling met ISD-maatregel

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door middel van braak en vernieling. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, was niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. M. Schlepers, was wel aanwezig. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het wegnemen van wijn en pizza uit de woning van de ouders van de verdachte en het opzettelijk vernielen van een ruit. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met braak en vernieling, waarbij hij de toegang tot de woning van zijn ouders had verkregen door een ruit te vernielen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en eerdere veroordelingen. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de kans op recidive te beperken en om de verdachte de mogelijkheid te bieden tot gedragsverandering.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij de rechtbank benadrukte dat deze maatregel noodzakelijk was om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en om de verdachte te helpen bij zijn problematiek. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 38m, 38n, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/292369-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 januari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 januari 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw, mr. M. Schlepers, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 november 2023 te [plaats] Gn, gemeente Groningen wijn en/of pizza, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2.
hij op of omstreeks 6 november 2023 te [plaats] Gn, gemeente Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2023,opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01KGNN2023297932 d.d. 7 november 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 6 november 2023 te [plaats] Gn, gemeente Groningen wijn en pizza, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
2.
hij op 6 november 2023 te [plaats] Gn, gemeente Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middelvan braak.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft zij gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Oplegging van een ISD-maatregel is in het geval van verdachte buitenproportioneel en niet dienend. De ISD-maatregel is een uitzonderlijke maatregel die is bedoeld om de meest hardnekkige stelselmatige daders langere tijd aan het vrije maatschappelijke verkeer te onttrekken. Daar is in dit geval geen sprake van, nu verdachte niet eens op de veelplegerslijst staat. Daarbij kan niet worden gesteld dat de maatschappij beschermd dient te worden tegen het handelen van verdachte, nu de strafbare feiten zich enkel richten tegen de ouders van verdachte. Uit de brieven van de ouders van verdachte blijkt dat zij niet willen dat verdachte wordt opgesloten, maar dat hij passende hulp krijgt. Verdachte is eenmaal eerder opgenomen geweest binnen een besloten forensische verslavingskliniek. Hij is daar na een week weg gegaan, omdat hij vreesde voor zijn leven. Van een volwaardig traject kan dan ook niet worden gesproken. Dat er meerdere opnames zijn geweest in een vrijwillig kader wordt door de reclassering niet concreet gemaakt. Er dient eerst te worden onderzocht waarom verdachte zorgmijdend is, hetgeen tot op heden niet is gebeurd. Uit het laatste reclasseringsrapport blijkt dat verdachte heeft aangegeven dat hij wil meewerken aan een klinisch traject. Oplegging van de ISD-maatregel zal betekenen dat verdachte de maatregel zal uitzitten in een standaardregime en dit zal niet bijdragen aan het verlagen van de kans op recidive.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 9 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak en vernieling. Hij heeft zich door het vernielen van een ruit de toegang verschaft tot het huis van zijn ouders. Hier heeft hij een pizza gegeten, wijn gedronken en een bad genomen. Weliswaar was het eerder opgelegde contact- en locatieverbod al geëindigd, maar verdachte wist dat hij niet welkom was in zijn ouderlijk huis. Daarnaast blijkt uit de brieven van de ouders van verdachte dat zij, zodra verdachte uit detentie is, niet meer in hun huis verblijven uit angst om met verdachte te worden geconfronteerd in hun woning. Verdachte heeft zich bij het plegen van de strafbare feiten laten leiden door zijn eigen behoeften en heeft hierbij geen respect gehad voor de wens van zijn ouders om niet te worden geconfronteerd met verdachte in hun woning. Verdachte heeft ook niet stilgestaan bij de hinderlijke gevolgen van het vernielen van de ruit.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 1 december 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 9 januari 2024. Uit het advies blijkt dat er bij verdachte sprake is van ernstige verslavingsproblematiek, psychische problematiek en gedragsproblemen. Sinds zon anderhalf jaar is verdachte in beeld bij de reclassering. In deze periode zijn meerdere trajecten ingezet gericht op zijn problematiek, maar niet met het gewenste resultaat tot gevolg. Er is nooit langere tijd stabiliteit geweest in de situatie van verdachte. Verdachte heeft ambulante en klinische behandeltrajecten doorlopen, zowel binnen een vrijwillig als justitieel kader, maar blijft terugvallen in drugsgebruik en blijft recidiveren. Verdachte is onwillig dan wel onmachtig om zich langdurig te conformeren aan een therapeutische klinische setting. Waarschuwingen in de vorm van meerdere straffen van detentie (zowel onvoorwaardelijk als voorwaardelijk) hebben verdachte er niet van weerhouden te recidiveren. Zolang verdachte middelen blijft gebruiken en er aan zijn maatschappelijke situatie niets verbetert, zal een nieuw door verdachte gepleegd strafbaar feit slechts een kwestie van tijd zijn. De reclassering schat het risico op recidive hoog in.
De reclassering schat het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan een klinische behandeling binnen een voorwaardelijk kader eveneens als hoog in. De reclassering ziet echter nog steeds noodzaak tot een klinisch traject, maar dan onder hogere justitiële druk in het kader van een ISD-maatregel. Met deze maatregel wordt beoogd het uitzichtloze patroon van vastzitten, vrijkomen en terugvallen in middelengebruik, wat kenmerkend is bij de problematiek van verdachte, te doorbreken. Ondanks de jonge leeftijd van verdachte ziet de reclassering op basis van zijn gedrag, houding, gebrek aan
(behandel)motivatie en het ter beschikking staande dossier geen mogelijkheden voor het inzetten van interventies middels voorwaardelijke straffen. Slechts het opleggen van de onvoorwaardelijke ISDmaatregel voor de duur van twee jaren zal de maximale justitiële druk genereren die de reclassering noodzakelijk acht om te komen tot directe recidivebeperking en om de mogelijkheid te bieden enige gedragsverandering bij verdachte, gericht op het beperken van de hoge kans op recidive, te genereren. De ISD-maatregel zou een stevig kader bieden waarin gekeken kan worden naar een langdurige opname in een gesloten forensische klinische setting en daarbij passend vervolgtraject. Binnen de ISD-afdeling kan verdachte, voorafgaand aan een klinisch traject, diagnostisch worden onderzocht in een, voor zover mogelijk, middelenvrije setting.
De straf
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en is in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane strafbare feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Deze vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Uit het reclasseringsrapport blijkt tevens dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien het hoge recidiverisico zoals blijkt uit het reclasseringsadvies.
Bij het opleggen van de ISD-maatregel dient enerzijds te worden afgewogen het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van de veiligheid van personen of goederen door misdrijven als deze en anderzijds het recht op persoonlijke vrijheid. De eerder aan verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat verdachte geen strafbare feiten meer pleegt. Uit het reclasseringsadvies blijkt daarnaast dat de motivatie van verdachte om mee te werken aan behandeling wisselend is en tot op heden niet van lange duur is geweest. Weliswaar heeft de raadsvrouw ter zitting toegelicht dat verdachte gemotiveerd is mee te werken aan een behandeling nu er een ISD-maatregel boven zijn hoofd hangt, maar verdachte is niet ter terechtzitting verschenen en heeft geen nadere toelichting gegeven over zijn eventuele motivatie om mee te werken aan een behandeling. Dat verdachte gemotiveerd is om langdurig mee te werken aan een behandeling is dan ook onvoldoende gebleken. Daarnaast ontbreekt het aan concrete plaatsen waar verdachte terecht zou kunnen. De rechtbank heeft acht geslagen op de brieven van de ouders van verdachte waarin de wens naar voren komt om verdachte in een FPA of FPK te laten observeren en te onderzoeken. Er zijn echter geen rapportages beschikbaar waaruit blijkt dat een dergelijke plaatsing mogelijk is. Het maatschappelijk belang ter beveiliging van de maatschappij kan dan ook niet op andere wijze in voldoende mate worden beschermd dan door het opleggen van de ISD-maatregel. Binnen de ISD-maatregel kan verdachte, zoals in het reclasseringsadvies naar voren komt, diagnostisch worden onderzocht en kan worden gewerkt aan recidivevermindering.
Alles afwegend zal de rechtbank verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze periode noodzakelijk is om de kans op recidive te beperken en de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om rekening te houden met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2024.