ECLI:NL:RBNNE:2024:1568

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
23/585
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over handhaving van bosschages en verkeersonveilige situatie op provinciale weg N969

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen behandeld. Eiser, die een akkerbouwbedrijf exploiteert aan de provinciale weg N969, heeft een verzoek om handhaving ingediend tegen bosschages op het perceel van de derde-partij, die zich aan een flauwe bocht van de weg bevinden. Gedeputeerde Staten hebben dit verzoek afgewezen, met als argument dat er geen sprake zou zijn van een verkeersonveilige situatie. De rechtbank heeft op 26 maart 2024 de zaak behandeld en concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat Gedeputeerde Staten een onjuist uitgangspunt hebben genomen door het zicht vanaf de uitweg van eiser op de N969 als leidend te beschouwen, terwijl de veiligheid van het verkeer op de N969 zelf bepalend zou moeten zijn. De rechtbank geeft Gedeputeerde Staten de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen door nader onderzoek te doen naar de invloed van de bosschages op het zicht van het verkeer op de N969. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/585

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Blijham, eiser

(gemachtigde: mr. L. Boer),
en
Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, hierna te noemen Gedeputeerde Staten
(gemachtigde: mr. F. Veenhuizen).
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbenden]uit Blijham (derde-partij)
(gemachtigde: mr. E. Drenth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit waarin het verzoek om handhaving van eiser door Gedeputeerde Staten is afgewezen. Dat handhavingsverzoek was gericht tegen de begroeiing op het perceel van de derde-partij, gelegen aan een flauwe bocht van de doorgaande provinciale weg N969.
1.1.
Gedeputeerde Staten hebben het verzoek om handhaving met het besluit van 18 juli 2022 afgewezen. In het bestreden besluit van 19 december 2022 is de motivering van het besluit van 18 juli 2022 aangevuld en zijn Gedeputeerde Staten bij de afwijzing van het verzoek om handhaving gebleven.
1.2.
Gedeputeerde Staten hebben op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn zoon [de zoon van eiser] , de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van Gedeputeerde Staten, derde-partij en hun gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont aan het perceel [adres] in Blijham. Eiser exploiteert op die locatie een akkerbouwbedrijf, dat onder andere zorgt voor aan- en wegrijdende landbouwvoertuigen. Het perceel bevindt zich aan de provinciale weg N969 in een flauwe bocht. De uitweg van het perceel van eiser bevindt zich ook in die flauwe bocht. Aan de oostzijde, direct grenzend aan het perceel van eiser en de N969, bevindt zich een perceel met een groenstrook met bosschages, dat in eigendom is van de derde-partij. Ook naast het stuk grond van de derde-partij, direct grenzend aan de N969, bevinden zich bosschages. Deze bosschages staan op een perceel dat eigendom is van de provincie Groningen.
2.1.
Eiser heeft sinds 2017 veelvuldig contact gehad met de provincie Groningen over het – volgens eiser gebrek aan – zicht vanaf zijn uitweg op de N969, in de richting van het oosten richting Bellingwolde.
2.2.
Bij brief van 29 april 2022 heeft eiser een verzoek om handhaving ingediend, gericht tegen de bosschages op het perceel van de derde-partij.
2.3.
Nadat Gedeputeerde Staten eiser op 13 juni 2022 in de gelegenheid hebben gesteld om een zienswijze in te dienen, hebben Gedeputeerde Staten in het besluit van 18 juli 2022 het verzoek om handhaving afgewezen.
2.4.
De Commissie rechtsbescherming van de provincie Groningen (hierna: de Commissie) heeft op 28 november 2022 advies aan Gedeputeerde Staten uitgebracht op het bezwaar van eiser. De Commissie heeft in het advies geadviseerd nader onderzoek te doen naar het zicht vanaf de uitweg van eiser op de N969 op het verkeer vanuit de richting Bellingwolde.
2.5.
In het bestreden besluit hebben Gedeputeerde Staten de motivering van het besluit van 18 juli 2022 aangevuld.
3. Eiser heeft beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit, waarin het verzoek om handhaving van eiser is afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank doet een tussenuitspraak, omdat er naar het oordeel van de rechtbank een motiveringsgebrek kleeft aan het bestreden besluit
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij hiertoe komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep relevante wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.
Wat is in geschil?
6. Tussen partijen is in geschil of de bosschages op het perceel van de derde-partij zorgen voor een verkeersonveilige situatie voor uitrijdend (landbouw)verkeer vanaf het perceel van eiser. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of er sprake is van een overtreding van derde-partij van artikel 4.20, achtste lid, van de Provinciale Omgevingsverordening.
Wat hebben Gedeputeerde Staten in het bestreden besluit besloten?
7. De rechtbank constateert dat Gedeputeerde Staten op basis van het onderzoek van de landmeter de conclusie hebben getrokken dat het zicht vanaf de uitweg op de N969 95 meter bedraagt. Dit houdt voldoende vrij zicht in. Gedeputeerde Staten hebben in het bestreden besluit verder toegelicht dat het landbouwverkeer vanaf het perceel van eiser niet vanuit een stilstaande situatie de N969 hoeft op te draaien, maar alleen hoeft over te steken. Daarbij achten Gedeputeerde Staten van belang dat het perceel van eiser nog een ontsluiting heeft via de Venneweg. Gedeputeerde Staten vermelden in het bestreden besluit verder dat uit de beoordeling van de politie eveneens volgt dat de situatie niet gevaarlijk is. Daarom is er geen verkeersonveilige situatie, aldus Gedeputeerde Staten.
Is de afwijzing van het verzoek om handhaving voldoende zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd?
8. Eiser betoogt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. Met de meting van de landmeter, uiteengezet in de BGT-kaart, is niet inzichtelijk gemaakt hoeveel meters aan vrij zicht eiser vanuit de uitweg op de N969 heeft en hoeveel meter zicht in dit geval voldoende is. De zichtlijnen lopen dwars door de bomen in de berm. Ook geeft het BGT-kaartje de situatie niet volledig weer: de zaailingen, gekapte boomstam en andere aanwezigheden in de berm, zoals de rioolkast, die allen het zicht ontnemen, staan niet op de BGT-kaart. De rioolkast staat voor de bomen, bekeken vanaf het perceel van eiser. Ook de afstand op de BGT-kaart, van de uitweg tot het bord dat de bebouwde kom aangeeft, klopt niet. De afstand is niet 54 meter maar 32 meter. Het bord staat daarom te dicht bij de uitweg van eiser. Verder betoogt eiser dat in het advies van de politie niet nader onderbouwd is waarom er voldoende zicht is vanuit de uitweg op de N969. Eiser acht daarbij relevant dat in oktober, door droogte er toen weinig bladeren aan de bomen hingen. Het advies van de politie gaf daarom een vertekend beeld van het zicht op de N969. Als tegenadvies heeft eiser een advies uit 2018 ingebracht, dat door Veilig Verkeer Nederland (hierna: VVN) is uitgevoerd. VVN adviseert daarin dat de CROW-richtlijnen moeten worden gehanteerd. Tot slot betoogt eiser dat de uitweg aan de Venneweg aan de achterzijde van het perceel van eiser, niet geschikt is voor ontsluiting van landbouwvoertuigen en dit daarom niet in het bestreden besluit meegenomen had kunnen worden.
8.1.
Gedeputeerde Staten stellen zich op het standpunt dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is. Er is sprake van voldoende zicht. Uit het onderzoek van de landmeter, neergelegd in de BGT-kaart, blijkt dat het zicht vanaf de uitweg meer dan 100 meter is. Hierdoor hoeft niet tot handhavend optreden te worden overgegaan. Het advies van VVN betreft een verkeerskundige analyse en is niet geschikt voor een verkeersmaatregel of verkeersbesluit. Het aantal verkeersbewegingen op de weg en de inrit ontbreekt. De verwijzing naar de CROW-richtlijnen gaat in deze situatie niet op, omdat de CROW-richtlijnen niet zien op uitwegen naar particuliere percelen, maar op uitwegen op de openbare weg. Het VVN-advies kan daarom niet tot een ander besluit leiden, aldus Gedeputeerde Staten.
9. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. De rechtbank licht dat hierna toe.
10. Bij de beoordeling van deze beroepsgrond stelt de rechtbank voorop dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) volgt dat het op de weg ligt van het tot handhaving bevoegde bestuursorgaan om feiten en omstandigheden te verzamelen om vast te stellen of er sprake is van een overtreding. Het is vervolgens aan de aangeschrevene om de veronderstelde feiten en of omstandigheden, indien daartoe aanleiding bestaat, te weerleggen of nader te verklaren, bij gebreke waarvan de bestuursrechter in beginsel van de door het college veronderstelde feiten en omstandigheden dient uit te gaan. [1]
11. De rechtbank beoordeelt eerst of de uitweg van eiser valt onder het begrip openbare weg als bedoeld in de Provinciale Omgevingsverordening. Voor de rechtbank valt daaruit af te leiden dat de bepalingen daarin (mede) strekken tot handhaving van de openbaarheid van wegen, nu de bepaling mede tot doel heeft de openbaarheid te verzekeren van wegen door hinder of gevaar voor het wegverkeer veroorzaakt door beplantingen te voorkomen. [2] De rechtbank sluit daarbij aan bij vaste jurisprudentie van de Afdeling. [3] Voor de rechtbank is ter zitting vast komen te staan dat tussen partijen niet in geschil is dat de uitweg van eiser geen openbare weg is. De rechtbank concludeert daarom dat de uitweg van eiser geen openbare weg is als bedoeld in de Provinciale Omgevingsverordening.
11.1.
Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 7 heeft overwogen, hebben Gedeputeerde Staten in het bestreden besluit het zicht vanaf de uitweg van eiser op de N969 als uitgangspunt voor het onderzoek genomen voor de beoordeling of vanaf die plaats voldoende zicht is op het verkeer op de N969. Nu vaststaat dat de uitweg geen openbare weg is als bedoeld in de Provinciale Omgevingsverordening, hebben Gedeputeerde Staten een onjuist uitgangspunt genomen voor de beoordeling of er sprake is van een verkeersonveilige situatie. Gedeputeerde Staten hebben dit ter zitting ook niet weersproken. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd. Het betoog van eiser slaagt hierom al.
11.2.
Verder is voor de rechtbank ter zitting gebleken dat Gedeputeerde Staten in het bestreden besluit van een aantal andere onjuistheden zijn uitgegaan. Zo is er geen sprake van een beschikbare alternatieve uitweg aan de Venneweg. Eiser heeft daarover ter zitting toegelicht dat die weg niet geschikt is voor landbouwverkeer. Door Gedeputeerde Staten is dit ter zitting niet betwist. Ter zitting heeft de rechtbank uit het betoog van eiser verder kunnen afleiden dat de afstand tot het kombord niet 54 meter bedraagt. Ter zitting is verder besproken dat het vrije zicht op de weg 54 meter bedraagt en niet 95 meter. Door Gedeputeerde Staten is ook dit ter zitting niet betwist. De rechtbank concludeert daaruit dat Gedeputeerde Staten de diverse afstanden die staan vermeld op het BGT-kaartje onjuist hebben geïnterpreteerd. Ook hierom slaagt het betoog van eiser.
12. De rechtbank overweegt of overstekend (landbouw)verkeer vanaf het perceel van eiser valt onder de bescherming van de Provinciale Omgevingsverordening. Uit de stukken leidt de rechtbank af (en eiser heeft daarover ter zitting nader verklaard) dat de N969 vanaf de uitweg regelmatig wordt overgestoken door landbouwvoertuigen. Deze voertuigen begeven zich vervolgens op de parallelbaan naast de N969. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat dit gevaarlijke situaties oplevert, omdat de voertuigen moeite hebben om de draai van de bocht van de parallelbaan te nemen en deze daarom moeten steken op de N969. Gedeputeerde Staten hebben dit ter zitting niet betwist. De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat het (landbouw)verkeer, na het uitrijden vanaf de uitweg van eiser, zich bevindt op de openbare weg en daarmee valt onder bescherming van artikel 4.20 van de Provinciale Omgevingsverordening. [4]
12.1.
De rechtbank komt tot de slotsom dat Gedeputeerde Staten in het onderzoek uit hadden moeten gaan van het uitgangspunt dat het zicht van het verkeer op de N969 leidend is voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een verkeersonveilige situatie, bij overstekend verkeer vanaf het perceel van eiser. Het zicht vanaf het perceel van eiser op de N969 is niet van belang van het antwoord op de vraag of er sprake is van een verkeersonveilige situatie. Gedeputeerde Staten zullen daarom nader onderzoek moeten doen.

Conclusie en gevolgen

13. Zoals hiervoor is overwogen onder 11 en 12 is het bestreden besluit in strijd met 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om Gedeputeerde Staten in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met nader onderzoek en een aanvullende motivering. Om het gebrek te herstellen, moeten Gedeputeerde Staten [5] onderzoek doen naar (1) het zicht van het verkeer op de N969 vanuit Bellingwolde op het overstekend verkeer vanaf het perceel van eiser in de flauwe bocht en (2) wat de invloed van de bosschages daarop is. Ter zitting is ook de invloed van het kombord op het zicht van het aankomend verkeer op het overstekend verkeer besproken. (3) De invloed van het kombord op het zicht van het doorgaand verkeer op de N969 op het overstekend verkeer moet in het onderzoek eveneens worden betrokken. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen Gedeputeerde Staten het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
13.1.
Gedeputeerde Staten moeten op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of zij gebruik maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als Gedeputeerde Staten gebruik maken van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van Gedeputeerde Staten. In beginsel, ook in de situatie dat Gedeputeerde Staten de hersteltermijn ongebruikt laten verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
13.2.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt Gedeputeerde Staten op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of zij gebruik maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt Gedeputeerde Staten in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Provinciale Omgevingsverordening provincie Groningen
Artikel 4.13 Begripsbepalingen
In deze titel wordt verstaan onder:
a. weg: weg als bedoeld in van de Wegenverkeerswet 1994 ; alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen, zijkanten, sloten, rust- en parkeerplaatsen;
(…)
Artikel 4.18 Beplanting naast wegen
De rechthebbende op de beplanting naast de wegen zorgt ervoor dat deze beplanting steeds in een zodanige staat verkeert, dat zij geen hinder of gevaar veroorzaakt voor weggebruikers of het vrije uitzicht belemmert.
De rechthebbende op de beplanting naast de wegen is verplicht overhangende takken van naast de weg staande bomen en andere houtgewassen af te snijden en de in de wegen doorschietende wortels van die bomen en houtgewassen te verwijderen, als daardoor gevaar voor het verkeer of schade aan het wegdek kan ontstaan.
Artikel 4.20 Verbodsbepalingen
(…)
8) Het is verboden op gronden langs een weg, voertuigen, werken, voorwerpen, stoffen en materialen, wallen, bouwwerken en beplanting te plaatsen, op te richten, uit te breiden, geheel of gedeeltelijk te vernieuwen of te veranderen, wanneer daardoor het vrije zicht voor het verkeer wordt belemmerd.

Voetnoten

1.ABRvS 06 oktober 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AR3356, r.o. 2.3 en ABRvS 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2834, r.o. 5.1.
2.Artikel 4.13 en 4.20 van de Provinciale Omgevingsverordening.
3.vgl. ABRvS 27 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2683, r.o. 2.3.1. ABRvS 2 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP2809, r.o. 2.5 en 2.5.1.
4.ABRvS 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3383, r.o. 5.
5.Op grond van artikel 8:80a, tweede lid, van de Awb.