ECLI:NL:RBNNE:2024:1550

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10964932 / VV EXPL 24-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen recreant en vakantiepark over afsluiten nutsvoorzieningen en blokkeren toegang wegens niet betalen facturen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een recreant, aangeduid als [eisende partij], en het vakantiepark VMO. De recreant huurt sinds mei 2014 een standplaats op het terrein van VMO, waar hij een chalet heeft staan. De problemen ontstonden toen de recreant in 2023 de huur niet tijdig betaalde, wat leidde tot het ontzeggen van toegang tot het terrein en het afsluiten van nutsvoorzieningen door VMO. De recreant heeft een deel van de huur betaald, maar VMO heeft de huurovereenkomst per 31 december 2023 opgezegd en de toegang tot het terrein ontzegd. De recreant heeft vervolgens VMO gedagvaard in kort geding, met het verzoek om de nutsvoorzieningen te herstellen en toegang tot het terrein te verlenen, terwijl VMO in reconventie betaling van openstaande facturen vorderde.

De kantonrechter oordeelde dat de recreant recht heeft op gebruik van zijn chalet zolang de Geschillencommissie zich nog niet heeft uitgesproken over de rechtsgeldigheid van de opzegging van de huurovereenkomst. De rechter wees de vorderingen van VMO in reconventie af, omdat de facturen niet tijdig waren voldaan en de recreant niet in strijd met het parkreglement handelde. De rechter heeft VMO veroordeeld tot het herstellen van de nutsvoorzieningen en het verlenen van toegang tot het terrein, met een dwangsom voor elke dag dat VMO in gebreke blijft. VMO werd ook veroordeeld in de proceskosten van de recreant.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaak-/rolnummer: 10964932 / VV EXPL 24-13
Vonnis in kort geding van 16 april 2024
in de zaak van
[eisende partij], te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. P.N. Huisman te Groningen,
tegen
VAKANTIEPARK MOOI OAVELT, te Havelte,
gedaagde partij, hierna te noemen: VMO,
gemachtigde: mr. N.W. Sprenger-Andela te Groningen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding van [eisende partij] , aan VMO betekend op 6 maart 2024;
- de akte overlegging producties en eis in reconventie van VMO, binnengekomen op 19 (en 21) maart 2024;
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt naast de door mr. Sprenger-Andela overgelegde en voorgedragen aantekeningen;
- de akte overlegging producties van VMO, binnengekomen op 22 maart 2024;
- de akte uitlaten stukken van [eisende partij] , binnengekomen op 26 (en 27) maart 2024;
- het verzoek van VMO om de akte van [eisende partij] buiten beschouwing te laten dan wel een akte te mogen nemen, binnengekomen op 27 maart 2024;
- het bezwaar van [eisende partij] daarop, binnengekomen op 27 maart 2024;
- de brief van de griffier van deze rechtbank van 27 maart 2024;
- de laatste uitlating van VMO, binnengekomen op 2 april 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Sinds mei 2014 huurt [eisende partij] een vaste standplaats (hierna: het gehuurde) op plaats [kavelnummer] van het terrein te Havelte waarop VMO een vakantiepark exploiteert. [eisende partij] heeft op het gehuurde een chalet staan. [eisende partij] woont zelf in [woonplaats] .
2.2.
VMO is aangesloten bij de RECRON (Vereniging van recreatieondernemers Nederland, de brancheorganisatie voor recreatiebedrijven) en op de huurovereenkomst zijn de RECRON-voorwaarden voor vaste plaatsen (overgelegd als productie 3 bij dagvaarding) van toepassing.
Op grond van deze voorwaarden dient de recreant (hier: [eisende partij] ) de ondernemer (hier: VMO) met inachtneming van de afgesproken termijnen te betalen bij gebreke waarvan de ondernemer, na een schriftelijke aanmaning met een betalingstermijn van twee weken, gerechtigd is de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen (artikel 6).
Indien de recreant de beëindiging van de overeenkomst door de ondernemer betwist en het geschil tijdig heeft voorgelegd aan de Geschillencommissie Recreatie (hierna: de Geschillencommissie), mag de ondernemer niet overgaan tot ontruiming, alvorens de Geschillencommissie daarin uitspraak heeft gedaan (artikel 15 lid 2 en/of lid 8).
Indien de recreant het geschil aan de Geschillencommissie heeft voorgelegd, is de ondernemer aan deze keuze gebonden. De recreant en de ondernemer zijn gebonden aan uitspraken van de Geschillencommissie (artikel 19).
2.3.
VMO heeft een parkreglement dat op de huurovereenkomst van partijen van toepassing is. In het parkreglement van 1 januari 2024 (productie 15 van VMO), dat ook voor alle lopende contracten per die datum werking heeft, is geregeld dat in geval van een betalingsachterstand van de recreant (hier: [eisende partij] ) de ondernemer (hier: VMO) gerechtigd is de toegang tot het park in te trekken en tot afsluiting van de nutsvoorzieningen over te gaan totdat de gehele betalingsachterstand is voldaan (artikel 5 lid 2 respectievelijk artikel 7 lid 7).
De recreant dient bovendien honden te allen tijde aan te lijnen op het park en buiten het park uit te laten en motorvoertuigen te parkeren op de (eigen) aangewezen parkeerplaatsen (artikel 3 lid 3 respectievelijk artikel 5 lid 3).
2.4.
[eisende partij] heeft in 2023 de huur voor het gehuurde voor het jaar 2023, te weten € 2.766,78, niet tijdig voldaan. VMO heeft [eisende partij] vervolgens de toegang tot het terrein ontzegd. Partijen hebben begin augustus 2023 contact gehad over de achterstallige betaling van [eisende partij] . [eisende partij] heeft toen aan VMO een betaling van € 500,00 gedaan en er zijn mondeling afspraken gemaakt over de betaling van het restant.
Op 12 augustus 2023 heeft [eisende partij] VMO bericht dat hij ervan uitgaat dat hij het restant van de huur “eind volgende maand” volledig heeft voldaan.
2.5.
Op 23 augustus 2023 heeft VMO, zowel per e-mailbericht - die volgens [eisende partij] in zijn spamfolder is terechtgekomen - als per gewone post naar het woonadres van [eisende partij] , ter zake de resterende huurachterstand [eisende partij] aangemaand en hem een termijn van 14 dagen gegeven om het restant te betalen. Verder is vermeld dat de bij VMO geparkeerde bus van [eisende partij] als gestolen stond gemarkeerd en door de politie in beslag is genomen.
VMO heeft meegedeeld dat zij de huurovereenkomst met [eisende partij] met betrekking tot het gehuurde per 31 december 2023 opzegt en dat [eisende partij] de standplaats dan dient te ontruimen.
2.6.
Op 12 oktober 2023 heeft [eisende partij] het eerdergenoemde restant van de huur over 2023 ad € 2.266,78 aan VMO betaald.
2.7.
Nadat VMO [eisende partij] er op 11 en 15 december 2023 per WhatsApp op had gewezen dat hij het gehuurde voor 1 januari 2024 moest ontruimen, heeft [eisende partij] geantwoord dat hij van niks weet en dat hij een koper heeft die zijn standplaats in februari 2024 overneemt.
2.8.
Op 27 december 2023 heeft [eisende partij] het geschil betreffende de opzegging/ontruiming van het gehuurde bij de Geschillencommissie recreatie (hierna: de Geschillencommissie) aanhangig gemaakt onder het zaaknummer 246726.
2.9.
Op 31 december 2023 heeft VMO aan [eisende partij] een factuur (nr. 15) ad € 252,45 inclusief btw ter zake het verbruik van elektra en water 2023 en met een betalingstermijn van zeven dagen aan [eisende partij] verstrekt met het begeleidende bericht: “Vandaag verloopt de reservering van 2023, en zoals je weet wordt die niet verlengt in 2024. Morgen 01-01-2024 sluiten we de caravan af, dat houdt in dat zowel het water als elektra afgesloten wordt.”
De watertoevoer en de elektriciteitsvoorziening van het chalet van [eisende partij] zijn vervolgens afgesloten door VMO. Daarnaast heeft VMO het kenteken van [eisende partij] uit het systeem gehaald waardoor hij geen toegang meer heeft tot het terrein met zijn auto.
2.10.
Op 20 februari 2024 is VMO namens [eisende partij] gesommeerd om de elektra en het water weer aan te sluiten en het kenteken van zijn auto weer in het systeem te zetten, onder aanzegging van onderhavig kort geding. De gemachtigde van VMO heeft gereageerd dat VMO hieraan geen gehoor zal geven omdat de huurovereenkomst rechtmatig is beëindigd, dat [eisende partij] de opzegging niet tijdig heeft betwist en zij tot op heden geen bericht heeft ontvangen van de Geschillencommissie dat het geschil door [eisende partij] is voorgelegd.
2.11.
[eisende partij] heeft VMO op 6 maart 2024 gedagvaard in kort geding.
2.12.
Op 19 maart 2024 heeft VMO aan [eisende partij] een vergoeding ten bedrage van € 2.418,07 gefactureerd voor het jaar 2024. In de factuur, waarin een betalingstermijn van 13 dagen wordt genoemd, staat de volgende omschrijving:
“Gebruiksvergoeding [kavelnummer] tot dat de Geschillencommissie uitspraak heeft gedaan. (Het is een vergoeding voor gebruik van kavel)”.
2.13.
Op 26 maart 2024 heeft [eisende partij] de factuur voor het elektra- en waterverbruik in 2023 onder protest/voorbehoud aan VMO betaald.

3.De vordering en het verweer

in conventie
3.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter, voor de duur van het bij de Geschillencommissie aanhangige geschil, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige voorziening treft en VMO veroordeelt tot het herstellen van de aansluitingen van de water- en elektriciteitsvoorziening ten behoeve van het door [eisende partij] geplaatste chalet op de gehuurde standplaats op het terrein van VMO, zodat dit chalet weer van stroom en water wordt voorzien, en tot het verlenen van de toegang tot het terrein aan het voertuig van [eisende partij] middels de opname van het door [eisende partij] op te geven kenteken in het daarvoor bedoelde registratiesysteem, dit alles binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis en te handhaven met een dwangsom van € 500,00 per dag dat VMO daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00, of enige andere in goede justitie te bepalen dwangsom, met veroordeling van VMO in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
[eisende partij] legt aan zijn vordering nakoming van de huurovereenkomst met VMO ten grondslag. Hij stelt dat hij ten onrechte in zijn huurgenot en gebruiksrechten wordt beperkt. De niet tijdige betalingen houden verband met persoonlijke omstandigheden (opgelopen letsel door een ongeluk alsmede ziekte/overlijden binnen de familie). Inmiddels zijn de opeisbare facturen betaald. Omdat hij van de water- en elektriciteitsvoorzieningen is afgesloten en niet met zijn auto op het park kan komen, kan hij zijn chalet niet gebruiken. [eisende partij] stelt daarom een spoedeisend belang te hebben bij de voor de duur van het bij de Geschillencommissie aanhangige geschil gevraagde voorlopige voorziening.
3.3.
VMO concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure. VMO beroept zich ten aanzien van de vorderingen van [eisende partij] op opschorting ex artikel 6:52 BW, op artikel 5 lid 2 en artikel 7 lid 7 van het parkreglement totdat [eisende partij] de facturen voor het elektra- en waterverbruik in 2023 en (vanaf 1 april 2024) voor de gebruiksvergoeding in 2024 volledig heeft voldaan.
in reconventie
3.4.
VMO vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eisende partij] veroordeelt tot betaling aan VMO van:
I de factuur met nummer 15 voor het verbruik van water en elektra ad € 252,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling, alsmede van
II de factuur ad € 2.418,07 ten titel van gebruiksvergoeding tot datum ontruiming dan wel huur voor de jaarplaats voor het jaar 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 april 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
en [eisende partij] veroordeelt tot nakoming van - samengevat – (III) het bepaalde in artikel 3 lid 3 over het aanlijnen en uitlaten van honden en (IV) artikel 5 lid 3 van het parkreglement over het parkeren van auto’s, op straffe van een dwangsom, met (V) veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.5.
VMO legt aan haar vordering ten grondslag dat [eisende partij] uit hoofde van een gebruiksvergoeding ex artikel 7:225 BW dan wel – voor zover de Geschillencommissie oordeelt dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd – uit hoofde van de huurovereenkomst (een deel van) het jaarbedrag 2024 verschuldigd is. Indien de opzegging standhoudt zegt VMO toe het deel dat betrekking heeft op de periode nadat het gehuurde door [eisende partij] is ontruimd te restitueren. De andere factuur betreft een openstaand bedrag voor het werkelijke verbruik van elektra en water in het seizoen 2023. Aan de overige vorderingen legt VMO ten grondslag dat [eisende partij] handelt in strijd met de artikelen 3 lid 3 en 5 lid 3 van het Parkreglement. VMO stelt een spoedeisend belang bij het gevorderde te hebben.
3.6.
[eisende partij] concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van VMO in de kosten van deze procedure. [eisende partij] bestrijdt dat sprake is van een spoedeisend belang en dat hij in strijd handelt met het parkreglement. De factuur voor 2024 is ook nog niet opeisbaar.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang daartussen, kunnen en zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld. Nu [eisende partij] en VMO hebben meegedeeld dat [eisende partij] de factuur voor water- en elektraverbruik in 2023 inmiddels (onder protest/voorbehoud) heeft betaald, kan de verdere inhoud van de akte van [eisende partij] buiten beschouwing blijven.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat VMO de standplaats van [eisende partij] niet mag ontruimen zolang de Geschillencommissie zich niet over de rechtsgeldigheid van de opzegging door VMO van de huurovereenkomst heeft uitgesproken. Dat betekent dat [eisende partij] op dit moment nog steeds het recht heeft om gebruik te maken van zijn chalet. Niet in geschil is dat VMO [eisende partij] heeft afgesloten van nutsvoorzieningen en hem (althans zijn auto) niet toelaat op haar terrein. Het spoedeisend belang bij de vorderingen van [eisende partij] is daarmee gegeven.
4.3.
Dat ligt anders voor de tegenvorderingen van VMO. De kantonrechter neemt daarbij niet alleen in aanmerking dat voor de toewijzing van geldvorderingen in kort geding een strenge maatstaf geldt maar ook dat niet is gesteld en gebleken dat in redelijkheid niet van VMO kan worden gevergd dat zij een beslissing in een bodemzaak afwacht. De factuur voor water en elektra 2023 is (slechts) € 252,45 en de factuur voor het jaar 2024 is pas een dag voor de mondelinge behandeling opgemaakt en was ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet eens opeisbaar.
Voor de vorderingen die strekken tot nakoming van het Parkreglement geldt dat [eisende partij] betwist zijn hond niet aangelijnd te houden en zijn auto verkeerd te parkeren. De kantonrechter kan op basis van de stukken niet vaststellen wie het gelijk aan zijn zijde heeft; correspondentie over deze kwestie ontbreekt en in dit kort geding is geen ruimte voor nadere bewijslevering. De vorderingen van VMO om [eisende partij] op straffe van een dwangsom te veroordelen om die parkregels na te komen, zullen daarom worden afgewezen. Dit betekent uiteraard niet dat [eisende partij] zich niet aan die regels in het Parkreglement hoeft te houden. [eisende partij] heeft ter zitting echter toegezegd dat hij dat zal (blijven) doen.
4.4.
Dat de vorderingen van VMO in reconventie niet worden toegewezen, neemt niet weg dat zij in conventie een beroep kan doen op een opschortingsrecht. [eisende partij] heeft niet (gemotiveerd) betwist dat VMO indien en zolang er een betalingsachterstand bestaat, op grond van artikelen 5 lid 2 en 7 lid 7 van het Parkreglement gerechtigd is om hem de toegang tot haar terrein te ontzeggen en hem af te sluiten van de nutsvoorzieningen en een beroep op opschorting (op een andere grond) kan ook nog tijdens een procedure worden gedaan.
4.5.
Nu vaststaat dat [eisende partij] de factuur voor het water- en elektraverbruik in 2023 na de mondelinge behandeling van deze zaak (onder protest/voorbehoud) alsnog aan VMO heeft voldaan, kan opschorting niet meer op het niet-betalen van deze factuur worden gegrond.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat VMO haar beroep op opschorting evenmin kan baseren op het niet-betalen van de gebruiksvergoeding voor het jaar 2024. Zij neemt daarbij in de eerste plaats in aanmerking dat die factuur - zoals gezegd - pas na dagvaarding is opgemaakt en tijdens de mondelinge behandeling nog niet eens opeisbaar was. Daar komt bij dat daarin een gebruiksvergoeding voor het hele jaar 2024 in rekening wordt gebracht, terwijl [eisende partij] deze - zoals VMO zelf aangeeft - slechts verschuldigd is totdat hij de standplaats heeft ontruimd. Een gebruiksvergoeding heeft het karakter van een schadevergoeding. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - kan dan niet worden geconcludeerd dat [eisende partij] gehouden is om deze al voor dit hele jaar te voldoen.
4.7.
Een en ander betekent dat de vorderingen van [eisende partij] , voor de duur van de procedure bij de Geschillencommissie zullen worden toegewezen, met een (beperkte) dwangsom als in het dictum bepaald.
4.8.
VMO zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Zij heeft weliswaar een beroep op opschorting gedaan wat na de mondelinge behandeling heeft geleid tot een betaling van haar factuur, maar niet gesteld en gebleken is dat VMO eerder dan in dit kort geding het beroep op opschorting in verband met deze factuur aan [eisende partij] heeft gecommuniceerd, terwijl zij wist of kon weten dat zij, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen, de opschorting niet met succes op (alleen) de opzegging kan gronden. Door de afsluiting van de nutsvoorzieningen en de uitschrijving van het kenteken van zijn auto na de sommatie van [eisende partij] van 20 februari 2024 te handhaven en [eisende partij] vóór het uitbrengen van de dagvaarding niet duidelijk te maken op welke andere grond zij zich beriep, heeft VMO onnodig kosten veroorzaakt.
De proceskosten die VMO aan [eisende partij] moet vergoeden worden vastgesteld op:
aan exploot- en/of advertentiekosten € 0
aan griffierecht € 87,00
aan salaris van de gemachtigde € 529,00
aan nakosten
€ 135,00(+ explootkosten, voorwaardelijk)
in totaal € 751,00
4.9.
Nu VMO in reconventie in het ongelijk wordt gesteld, zal zij de kosten in reconventie moeten dragen. Deze worden aan de zijde van [eisende partij] vastgesteld op (omdat de reconventionele vordering voor een groot deel voortvloeit uit het verweer in conventie de helft van het salaris van de gemachtigde ad € 529,00 =) € 264,50 voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende als voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt VMO, voor de duur van het bij de Geschillencommissie aanhangige geschil, om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis tot herstel over te gaan van de aansluitingen van de water- en elektriciteitsvoorziening ten behoeve van het door [eisende partij] geplaatste chalet op de gehuurde standplaats op het terrein van VMO zodat dit chalet weer van stroom en water wordt voorzien, en, tot het verlenen van de toegang tot het terrein aan het voertuig van [eisende partij] middels de opname van het door [eisende partij] op te geven kenteken in het daarvoor bedoelde registratiesysteem, zulks op straffe van verbeurte aan [eisende partij] van een dwangsom van € 250,00 per dag, van iedere dag dat VMO in gebreke is met nakoming van voormelde veroordeling, zulks tot een maximum van € 5.000,00;
5.2.
veroordeelt VMO in de kosten van de procedure, tot heden aan de zijde van [eisende partij] vastgesteld op € 751,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en als VMO niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend te vermeerderen met de kosten van betekening;
5.3.
verklaart de veroordelingen onder 5.1 en 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
verklaart VMO niet-ontvankelijk in haar vorderingen onder I en II;
5.5.
wijst de vorderingen van VMO onder III en IV af;
5.6.
veroordeelt VMO in de kosten van de procedure, tot heden aan de zijde van [eisende partij] vastgesteld op € 264,50;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op
16 april 2024.
c559/MS