Op 1 februari 2024 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek is behandeld tijdens een zitting op 10 april 2024, waarbij verzoeker werd bijgestaan door de schuldhulpverlener de heer G. Benedictus van Bureau Benedictus. De rechtbank heeft op 24 april 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek.
De rechtbank overweegt dat een van de doelstellingen van de WSNP is het bevorderen van minnelijke schuldregelingen. De rechtbank constateert dat het verzoek niet vooraf is gegaan door een buitengerechtelijk schuldregelingstraject, wat in strijd is met de vereisten van de WSNP. De verklaring van Bureau Benedictus, waarin wordt gesteld dat andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke regeling te komen, werd door de rechtbank als onvoldoende aannemelijk beoordeeld.
De rechtbank wijst erop dat de wetswijzigingen per 1 juli 2023 niet hebben geleid tot een loslaten van de doelstelling om eerst een buitengerechtelijke regeling te beproeven. De rechtbank concludeert dat zonder een redelijke verklaring dat verzoeker tevergeefs heeft geprobeerd om met zijn schuldeisers tot een minnelijke regeling te komen, het verzoek tot toelating tot de WSNP niet kan worden ingewilligd. Daarom is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.