Op 1 maart 2024 hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek is behandeld op de zitting van 10 april 2024, waar verzoekers aanwezig waren met hun schuldhulpverlener, mevrouw J.M.S.L. Muller van de Kredietbank Nederland (KBNL), en hun beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft op 24 april 2024 uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat een WSNP-verzoek in beginsel vooraf moet zijn gegaan door een deugdelijke poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling. In dit geval is het verzoek niet voorafgegaan door een dergelijk traject. KBNL heeft in de 285-verklaring aangegeven dat verzoekers eerder een WSNP-traject hebben doorlopen, maar dat dit zonder schone lei is afgerond. Er is wel een minnelijk traject uitgevoerd, maar dit is mislukt door de weigering van enkele schuldeisers.
De rechtbank stelt vast dat de wetgever met de wetswijzigingen per 1 juli 2023 de doelstelling van de WSNP om minnelijke schuldregelingen te bevorderen niet heeft losgelaten. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet hebben aangetoond dat zij tevergeefs hebben geprobeerd om met hun schuldeisers tot een buitengerechtelijke regeling te komen. De rechtbank verklaart verzoekers daarom niet-ontvankelijk in hun verzoeken tot toelating tot de WSNP.