ECLI:NL:RBNNE:2024:153

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
23/5340
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in belastingzaken en civiele overeenkomsten

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 30 januari 2024, wordt de bevoegdheid van de rechtbank in belastingzaken behandeld. Eiseres, die een vaststellingsovereenkomst had gesloten met de Belastingdienst, verzoekt de rechtbank om de ontbinding van deze overeenkomst te toetsen. De rechtbank stelt vast dat zij kennelijk onbevoegd is om deze zaak te behandelen, aangezien het gaat om een civiele overeenkomst. De vaststellingsovereenkomst was gesloten om een geschil over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2008 op te lossen. Eiseres had eerder een beroep ingesteld dat zij introk als onderdeel van de afspraken in de overeenkomst.

De rechtbank wijst erop dat de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst door de inspecteur geen besluit is waartegen beroep openstaat bij de belastingrechter. Dit betekent dat eiseres zich tot de civiele rechter moet wenden voor geschillen die voortvloeien uit deze overeenkomst. Ook voor geschillen met betrekking tot de invordering van belastingaanslagen door middel van dwangbevelen en beslaglegging is de belastingrechter niet bevoegd. Eiseres kan in dat geval verzet aantekenen bij de civiele rechter.

De rechtbank concludeert dat zij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen, en om die reden wordt er geen griffierecht in rekening gebracht. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/5340
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de ontbinding door de inspecteur van de tussen partijen op of rond 21 januari 2019 gesloten vaststellingsovereenkomst (de vaststellingsovereenkomst) en tegen het gelegde beslag.
1.1.
Partijen hebben de vaststellingsovereenkomst gesloten om het tussen hen bestaande geschil over de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2008 (de navorderingsaanslag) te beslechten. Als onderdeel van de afspraken heeft eiseres het door haar in 2017 ingestelde beroep met betrekking tot de navorderingsaanslag ingetrokken.
1.2.
Omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is bepaald dat tegen een ingevolge een belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld indien het - kort gezegd - betreft:
  • een belastingaanslag, of
  • een voor bezwaar vatbare beschikking.
3. De rechtbank overweegt dat de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst door de inspecteur geen besluit is waartegen beroep open staat bij de belastingrechter. Het gaat hier om een civiele overeenkomst en voor geschillen die daarover gaan, moet eiseres zich tot de civiele rechter wenden.
4. Ook ten aanzien geschillen die zien op de invordering van de belastingaanslag door middel van dwangbevelen en beslaglegging is de belastingrechter niet bevoegd. Eiseres kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de civiele rechter. Het verzet wordt gedaan door middel van een dagvaarding door eiseres aan de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd.
5. De conclusie is dus dat de rechtbank (kennelijk) onbevoegd is van het beroep kennis te nemen. Om die reden is aan eiseres geen griffierecht in rekening gebracht.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2024.
w.g. griffier
w.g. rechter

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 26, lid 1, van de AWR.